Srebrenica-herdenkingsbijeenkomst

Den Haag, 11 juli 2002
Erna Rijsdijk

Geachte aanwezigen,

Srebrenica is nog geen geschiedenis. Op vele plaatsen wordt het antwoord op de vraag wat er precies in Srebrenica is gebeurd nog bediscussieerd en aangevochten. Verschillen in opvattingen over de aard van de gebeurtenissen belemmeren de opsporing van vermisten, het identificatieproces en een waardige begrafenis van de slachtoffers, en daarmee uiteindelijk ook de terugkeer van vluchtelingen in Srebrenica. Als gevolg van dit soort problemen wordt de wederopbouw in Bosnië ernstig gehinderd. Het oorlogstribunaal worstelt ondertussen met beperkingen in tijd en mogelijkheden om daders te berechten. 7 jaar na dato is er in Nederland een kabinet over de kwestie Srebrenica gevallen en worstelt men nog steeds met de verantwoordelijkheidsvraag. In die zin is de strijd om Srebrenica niet voorbij.

We kunnen wél vaststellen dat de betekenis van Srebrenica staat gekerfd in de levens van diegenen die er de oorlog doormaakten. Hoewel het in principe onmogelijk is om deze individuele gevoelens te vertalen naar een algemene geschiedschrijving, moeten we er toch naar streven om het eens te worden over de implicaties van het drama. Srebrenica is namelijk niet alleen relevant voor wie er geleden hebben. Het onderzoeken en beschrijven van de gebeurtenissen betekent dat wij onszelf verbinden aan deze geschiedenis. Daarmee nemen we verantwoordelijkheid voor het streven naar waarheid en gerechtigheid, hetgeen per definitie een grotere draagwijdte heeft dan de individuele ervaringen. Als wij in Nederland proberen te beschrijven wat er precies is gebeurd in Srebrenica, betekent dat impliciet dat wij onze ideeën beschrijven over onze verantwoordelijkheid in de internationale samenleving. Niet alleen omdat Nederlanders onder een internationale vlag partij waren bij de gebeurtenissen, maar ook omdat het gaat over misdaden tegen de menselijkheid. Dit soort misdaden kunnen per definitie niet beschouwd worden als lokale affaires.

In zekere zin is ook onze aanwezigheid hier een vorm van geschiedschrijving. Onze aanwezigheid markeert het belang van de 11de juli. De datum symboliseert een keerpunt. Het is de dag van de val van de enclave in 1995, die het begin bleek van de massamoord op een groot deel van de vluchtende bevolking. Niettemin denk ik dat we moeten oppassen om de betekenis van Srebrenica terug te brengen tot de relatief korte periode in juli '95. Daarmee doen we tekort aan de helse gebeurtenissen die al veel eerder in dit gebied aan de orde waren. Laten we bijvoorbeeld denken aan het voorjaar van 1993, toen Srebrenica al bijna in Servische handen gevallen was. Op 16 april 1993 werd VN-resolutie 819 aangenomen, waarin Srebrenica werd uitgeroepen tot "veilig gebied". In deze resolutie werd de tragische humanitaire noodsituatie ten gevolge van gewelddadigheden van Servische krachten onderkend en - dat wordt nog al eens vergeten - er werd in gewaarschuwd tegen een dreigende genocide. De situatie in Srebrenica was rond die tijd dermate penibel dat een VN-commissie eind april rapporteerde dat het gebied veel weg had van een openluchtgevangenis waarin 25.000 mensen dreigden om te komen. De commissie sprak zelfs over een slow-motion proces van genocide. Helaas gaf de internationale gemeenschap weinig gehoor aan deze noodkreten. Diegenen die in een positie waren om in te grijpen voelden zich niet verplicht iets te doen of verbeeldden zich dat het mogelijk was om neutraal boven de partijen te staan.

Vanaf het voorjaar van '93 was Srebrenica een gevangenis geworden, die weliswaar bewaakt werd door VN-militairen maar uiteindelijk slechts bestond bij de "gratie" van de Servische krachten. Vreemd genoeg wordt het sturen van de Nederlandse neutrale humanitaire troepen in een genocidale oorlog door vele Nederlandse onderzoekers nu verklaard met een te emotionele houding van de Nederlandse bestuurders. Het lijkt mij echter meer op zijn plaats om te spreken over een gebrek aan inlevingsvermogen in wat er in Srebrenica op het spel stond.

Natuurlijk is Srebrenica niet alleen een Nederlandse kwestie. Zo'n opvatting zou getuigen van een omgekeerde vorm van narcisme. Nederland was tenslotte niet almachtig in Bosnië. De daadwerkelijke moordenaars mogen niet uit het zicht verdwijnen en we moeten ook niet vergeten dat het Nederlandse beleid in Srebrenica voor een groot deel mogelijk is geworden door het cynische internationale beleid van "indamming" van de Joegoslavische oorlog. Het internationale politieke en militaire beleid is met een beroep op het pragmatisme en realisme veel te ver meegegaan in de logica van een utopische apartheidspolitiek op basis van etniciteit. Homogenisering van de bevolkingsgroepen werd te makkelijk geaccepteerd als oplossing van de politieke problemen. Daarbij werd het VN-dogma van onpartijdigheid van hoog tot laag zonder veel inlevingsvermogen boven de rechten van de mens gesteld.

In augustus 2000 werd door de VN-commissie Brahimi achteraf vastgesteld dat niets de geloofwaardigheid van de VN-missies in de jaren '90 zó geschaad heeft als de onwil om het slachtoffer van de agressor te onderscheiden. Het feit dat slachtoffers in sommige gevallen ook daders werden doet niet af aan het feit dat we de morele verplichting hebben om af te wegen en onderscheid te maken. Menselijkheid en individualiteit bestaan bij de gratie van het vermogen om onderscheid te kunnen maken. Ideeën over neutraliteit blijken soms te makkelijk inwisselbaar met ongeïnteresseerdheid, distantie of arrogantie. Een probleem waar we ook binnen de Nederlandse samenleving mee te maken hebben.

Binnen deze context zou de komende parlementaire enquête de volgende vraag als uitgangspunt moeten hebben: Hoe dacht men bij de uitzending van de Nederlandse militairen de politieke doelstelling van onpartijdigheid te kunnen verenigen met de praktijk van een genocidale agressieoorlog? Met het zenden van de lichtbewapende "humanitaire missie" werd de aard van de oorlog duidelijk miskend, terwijl er voldoende informatie over de situatie in Bosnië voorhanden was. Mensenrechten en de bijbehorende verplichtingen zijn ondergeschikt gemaakt aan mistige VN-doctrines. Dat is geen vanzelfsprekende keuze en op alle niveaus was dat een kwestie van politiek en geen noodlot. Daar moet nu verantwoording over afgelegd worden.

Tot slot wil ik van deze gelegenheid gebruik maken om allen die grote verliezen hebben geleden steun toe te wensen om hun verdriet te verwerken. Ik ben me er zeer van bewust dat niemand dit verdriet kan wegnemen. Toch hoop ik met mijn deelname aan deze gezamenlijke herdenking te demonstreren dat ik Srebrenica beschouw als een zaak die ons allen aangaat.

Dank u wel.

» mail
» print