Een lichamelijke oorsprong van MDS,

of een losse verbinding van Ik, ziel en lichaam? 

De visie van de antroposofie

 

Interview met Wilfried Minne, antroposofisch psychiater, werkzaam in de Bernard Lievegoedkliniek te Bilthoven

 

door José Hoekstra

 

De heer Minne, van oorsprong Belg, raakte al tijdens zijn studie psychiatrie geinteresseerd in alternatieve behandelwijzen en maakte kennis met de antroposofie via Leen Mees, pionier op het gebied van de antroposofische geneeskunde in Nederland. Het mensbeeld van de antroposofie raakte hem zozeer, en klonk hem zo vertrouwd in de oren, dat hij besloot na de afronding van zijn studie als psychiater de applicatie-opleiding van de antroposofie te volgen. Hij werkt inmiddels alweer jaren in de antroposofisch psychiatrische Bernard Lievegoedkliniek te Bilthoven.

 

"Eigenlijk is de antroposofie geen alternatieve behandelwijze, maar meer een verruiming van de reguliere behandelwijze. Iedere behandelaar hier in de Bernard Lievegoedkliniek heeft een reguliere opleiding tot arts of verpleger e.d. gevolgd en later een aanvullende opleiding in de antroposofie voltooid. We maken dus evenzeer gebruik van de reguliere methoden van diagnose en behandeling, maar passen daarnaast de inzichten van de antroposofie toe. Dat is ook het prettige: omdat wij ook reguliere psychiaters zijn, hebben cliënten de vrije keuze of ze zich op reguliere wijze willen laten behandelen, of op antroposofische wijze

 

De visie van de antroposofie

 

Wat mij zo aanspreekt in de antroposofie is dat er überhaupt gepraat wordt over een visie op de mens. We gaan er van uit dat de mens meer is dan zijn lichaam en proberen te begrijpen wat er werkelijk aan de hand is. Dat mis ik in de reguliere gezondheidszorg. Tijdens mijn opleiding heb ik nooit iets gehoord over de visie van de reguliere gezondheidszorg. Vragen als: - wat is ziekte eigenlijk?, - wat is gezondheid?, - hoe kijken we daarnaar?, werden eenvoudigweg niet gesteld. De reguliere gezondheidszorg presenteert zich als "de waarheid", terwijl er natuurlijk wel een visie aan ten grondslag ligt: in de reguliere gezondheidszorg zegt men eigenlijk dat de mens zijn lichaam is. Maar deze visie wordt niet expliciet gemaakt en dus wordt er niet over gediscussieerd.

Ik geloof dat een mens een kern heeft, die oneindig is, die dit leven en zijn fysieke verschijning overstijgt. Een kern die altijd blijft bestaan. Die kern is het Ik. Dit "Ik" kan nooit ziek zijn volgens de antroposofische psychiatrie.

 

Is dit "Ik" in uw visie gelijk aan de ziel?

 

Nee, het Ik is de geest, het geestelijke deel van de mens. De ziel is eigenlijk het verbindende gebied tussen het Ik en het lichaam. Je lichaam wordt je gegeven vanuit de erfelijkheid, dat kom je tegen, krijg je mee in het leven. In de ziel kun je vanuit het Ik als mens oefenen, kun je je ontwikkelen. Je kunt bijvoorbeeld in je ziel oefenen om meer liefde te ontwikkelen , meer de waarheid na te leven of meer vrijheid te gaan ervaren. De ziel en het lichaam kunnen wel ziek zijn. De antroposofische geneeskunde kijkt dan zo: is de ziel, of het lichaam ziek, en hoe is de verhouding van het Ik ten opzichte van lichaam en ziel. Dit komt voort uit het drieledig mensbeeld van de antroposofie: lichaam, ziel en geest.

 

Maar de antroposofie gebruikt meerdere beelden. Zij hanteert namelijk ook wel een vierledig mensbeeld:  ons fysieke lichaam, het etherlichaam, astrale lichaam en het Ik. Het etherlichaam bestaat uit alles wat met leven te maken heeft, de processen die ook planten en dieren kennen en die maken dat wij kunnen leven en groeien, weer gezond kunnen worden, ons kunnen reproduceren. Het astrale lichaam is dat deel van ons wezen dat maakt dat we bewustzijn hebben. Dit is het deel van ons dat maakt dat we kunnen waarnemen, kunnen denken, kunnen voelen. Dat maakt dat we als individu een eigen innerlijk hebben. Dat delen we met de dieren: die kunnen ook pijn en angst beleven en daar naar handelen.

Het Ik heeft de mens alleen. Los van de andere lichamen is dit een doorgever, die maakt dat je je eigen leven kunt leiden. Het ik maakt gebruik van de andere lichamen maar maakt dat je toch in vrijheid kunt beslissen.

Wanneer we vanuit de antroposofische psychiatrie naar psychosen gaan kijken zien we vaak dat er een oorsprong van de ziekte in het lichaam zit, die zich manifesteert in de ziel. Het gaat dan om processen van het etherlichaam die eigenlijk niet in het bewustzijn horen te komen. Overweldigende en dwingende krachten die normaal verbonden moeten blijven met de organen maken zich dan los, waardoor iemand wanen en hallucinaties krijgt en zichzelf volkomen verliest. Tenzij je een esoterisch, spirituele weg volgt waarbij je leert om deze processen te beschouwen, is het niet de bedoeling dat deze krachten in het bewustzijn treden.

 

Hoe kijkt de antroposofie naar de mogelijke oorzaak hiervan?

 

Voor een deel niet anders dan de reguliere psychiatrie: Het kan gaan om een erfelijke aanleg, wat we aanduiden met een bepaalde constitutie, maar het kan ook het gevolg zijn van gebeurtenissen tijdens het leven, bijvoorbeeld traumatische ervaringen.

Daarnaast wijst de antroposofie op een mogelijke opdrachtfunctie: misschien zijn er dingen uit vorige incarnaties die maken dat iemand in dit leven iets onder controle moet krijgen. We hebben er geen antwoord op, maar stellen dit wel als vraag.

 

Een verschil in oorsprong van de ziekte

 

Toch herken ik me niet helemaal in een zuiver lichamelijke oorsprong van de ziekte.

Ik heb het idee dat er soms nog iets anders aan de hand is.

 

Eén van de oorzaken voor psychose en stemmingsziekte komt voort uit het lichaam, maar een andere is juist gelegen in het onvoldoende verbonden zijn van het Ik met het fysieke lichaam. Al voordat ik me intensief met de antroposofie bezighield maakte ik onderscheid tussen "warme" en "koude" psychosen.

"Warme" psychosen komen voor bij mensen die veel getraumatiseerd zijn, maar het kan ook voorkomen bij mensen die constitutioneel, van uit zichzelf wat "zweverig" zijn aangelegd. Vaak jonge mensen die steeds op zoek gaan naar extatische ervaringen, dit kan zelfs verslavend werken. Elk jaar zien we hier mensen komen die door bepaalde ervaringen in meditatieve en vergelijkbare cursussen psychotisch zijn geworden. In dit geval is er sprake van een Ik dat zich onvoldoende verbonden heeft met de andere wezensdelen. Wanneer het Ik onvoldoende verankerd is in het fysieke lichaam, kan er een stukje helderziendheid ontstaan, maar er kunnen ook psychiatrische aandoeningen ontstaan, zoals grootheidswaan. Deze mensen zijn vaak moeilijk te behandelen, omdat de helderziendheid aanlokkelijk is en mensen niet altijd bereid zijn om dat op te geven.

Koude psychosen zijn psychosen waarbij de betrokkene geisoleerd raakt van zijn omgeving, overspoeld wordt door hallucinaties en/of wanen en in uiterlijke zin tot verstarring komt. Dit zijn psychosen waarbij de persoon geconfronteerd wordt met het vrijkomen van etherkrachten uit het organisme. Samenvattend kun je zeggen dat bij de koude psychosen de oorzaak van de psychose in het lichamelijke ligt en bij de warme psychosen dat de verankering van het ik aan het lichaam verstoord is. Dit kan een lichamelijke oorzaak hebben, maar ook een gevolg zijn van gebeurtenissen tijdens het leven.

Bij de eerste groep is antipsychotica toch echt een heel goed middel om die overweldigende krachten vanuit het lichaam in te tomen. Terwijl ik het bij de tweede groep eigenlijk een kunstfout vind. Deze groep mensen moet aangesproken worden om met twee benen op de grond te komen. Als je deze groep mensen alleen maar antipsychotica geeft, ontneem je ze de kans om meer bij zichzelf te komen.

 

Als ik naar mezelf kijk: ik behoor zeker meer tot de tweede groep die U noemt, waarbij het Ik van oorsprong niet goed verankerd is, maar helaas heb ik wel de ervaring dat ik zonder antipsychotica niet uit een psychose kom. Hoe ziet U dat?

 

Het kan zijn dat je tijdens een psychotische episode bij zo'n warme psychose - je kunt het ook excarnerende psychose noemen - antipsychotica moet gebruiken. Maar als dit dan het enige is wat je doet, dan ontneem je jezelf een ontwikkelingsmogelijkheid, omdat je dan niet kijkt naar wat je als persoon zelf kunt doen om ervoor te zorgen dat je je meer naar het lichamelijke, materiële, richt. Dit kun je doen door aandacht te hebben voor het alledaagse, de kleine dingen in het leven.

Specifieker kun je onderzoeken hoe je in het dagelijks leven staat en met name hoe je er van wegvlucht. Hierin verandering brengen is niet alleen moeilijk, maar wordt door de betrokkenen ook vaak beschreven als "saai". Maar het is mogelijk hierin een "vakman" te worden, vakman t.o.v. het dagelijks leven. Dit ontwikkelen zorgt dat men het leven tot een kunstwerk kan omvormen.

 

De laatste tijd begon ik, tijdens het begeleiden van discussiegroepen over MDS en spiritualiteit, te merken dat er een onderscheid leek te zijn in  twee "soorten" MDS, ik kon dat niet zo goed plaatsen, niet benoemen natuurlijk. Het verschil dat ik vermoedde is precies het onderscheid dat U noemt. Toch ken ik dit helemaal niet uit de reguliere psychiatrie. Wordt het daar wel gemaakt?

 

Je kunt het een beetje terug zien in de DSM-VI (handboek diagnostische criteria voor psychiaters - red.): de psychosen met een lichamelijke oorzaak vallen eerder onder de schizofrene psychosen, terwijl de warme psychosen, de meer excarnerende psychosen waarbij iemand er helemaal "uitvliegt" vaak onder de atypische psychosen vallen. Overigens weiger ik om de DSM-IV classificaties als diagnose te zien. In het woord diagnose zit het woord gnose, gnosis - wat een dieper weten betekent. Dat betekent dat je ergens doorheen kijkt, dieper kijkt en dat doet de DSM-VI niet. Als classificatiesysteem is het een heel erg handig middel, omdat je het overal op de wereld kunt gebruiken en dan direkt weet: dat en dat heeft die psychiater dus gezien bij die persoon. Dat systeem gebruiken wij dus ook wel. Maar daarnaast gaan we kijken: wat is nu de antroposofische diagnose?

In het andere antroposofische behandelcentrum waar ik werk, Nieuw Rijsenburg, komen vaak jonge mensen binnen die vanuit de reguliere psychiatrie allemaal het etiket schizofrenie hebben gekregen. Daar gaan we dan wel eerst kijken of ze meer onder de lichamelijke psychosen vallen, of meer excarnerende psychosen ervaren, en we passen het antroposofisch mensbeeld toe op de manier waarop we naar deze mensen kijken. Daarop baseren we dan ons behandelbeleid. Mensen die lichamelijke psychosen ervaren zitten heel erg gevangen in zichzelf, in de wanen en hallucinaties, terwijl mensen met excarnerende psychosen heel erg "uitvloeien" in de buitenwereld. Soms heeft dat zelfs iets prettigs, maar dan wel met een kater erna.

We hebben voor deze beide groepen een ander behandelbeleid.

 

openen en sluiten: het astraal lichaam  niet goed verankerd bij MDS

 

Bij het manisch depressieve ziektebeeld zie je ook wel vaak het "loslatingsprobleem". Hier kan het ook zijn dat juist het astraal lichaam zich niet goed heeft verankerd. Het Ik verbindt zich bij de geboorte met het lichaam, dit geestelijk wezen gaat hoe langer hoe meer indalen in het lichaam. Als je volwassen bent zou dit voltooid moeten zijn, met 21 jaar. Daarna heb je nog eens zo'n 21 jaar om je je ziel eigen te maken, dat dit werkelijk jouw instrument is. Dat je niet alleen reageert vanuit de erfelijkheid, vanuit je ouders, maar dat je je ziel eigen hebt kunnen maken en kunt zeggen: dit ben ik. Dan kun je dus leven vanuit wie je echt bent. In de reguliere psychotherapie zeggen ze: je kunt iemand maar veranderen tot zijn 40ste. Van buitenaf gezien klopt dit. Maar van binnenuit kun je wel veranderen totdat je 80 bent! Innerlijk kun je altijd aan jezelf werken.

 

Geestelijk neem je dus langzaamaan bezit van je lichaam. Daar kan vanalles fout gaan. Je kunt geen interesse hebben voor het leven hier, zodat je niet echt indaalt, het kan een trauma zijn, of het fysieke lichaam kan zo samengesteld zijn dat je er niet in door kunt dringen met je geestelijk wezen, dat het te dicht is. Er kunnen allerlei redenen zijn waardoor de verbinding van het Ik met het fysieke lichaam niet voldoende tot stand komt. Maar ook met de ziel kan dat gebeuren. Het Ik moet zich verbinden met het lichaam via de ziel. Wanneer er zo'n toestand ontstaat, iets wat we vaak bij de manisch depressieven zien, uit zich dat in het openen en sluiten, dat is typisch van de ziel. Als dat niet vanuit het lichaam geordend wordt, behoudt de ziel teveel zijn eigen dynamiek. We sluiten ons 's nachts, als we slapen, en openen ons overdag. Maar ook bij iedere ademhaling openen en sluiten we ons. De ziel gaat zich dan soms teveel openen, en andere keren teveel sluiten - dan kom je bij het beeld van manisch depressiviteit.

 

Die klacht hoor ik van veel mensen met MDS: dat zij het gevoel hebben soms zo open te staan, dat er veel teveel binnenkomt, waar ze zich niet voor af kunnen sluiten, terwijl er op andere tijden juist helemaal niets meer binnenkomt. Dat heeft dus te maken met de indaling van de ziel? Iets dat pas later plaatsvindt dan de indaling van het Ik?

 

Nee, dat vindt plaats vanaf het begin, maar het is een proces dat voortduurt na de volwassenwording. Het Ik is de kracht die maakt dat je incarneert, die neemt de ziel met zich mee. Zo rond je 10de is die meestal wel aardig in het lichaam verankerd, zodat je klaar bent om de puberteit in te gaan. Maar de ziel blijft zich ontwikkelen. In de periode tussen dood en geboorte ben je een zuiver geestelijk wezen. Dan komt er een moment dat het Ik besluit: ik keer terug, dat is dan de beslissing om weer te incarneren. De ziel heb je afgelegd na je dood, die lost op. Die moet je dan weer samenstellen in je afdaling naar de aarde toe. Terwijl je leeft rijpt die en ontwikkelt zich, maar je Ik blijft dus altijd bestaan.

 

Bij mensen die juist veel problemen hebben met dat openen en sluiten, zichzelf daarin compleet verliezen, zullen we in de antroposofische psychiatrie oefeningen aanbieden om bewust via het Ik de ziel in staat te stellen zich actief te sluiten en te openen. Dit kan o.a. met behulp van euritmie oefeningen, door gericht aandacht te besteden aan de zogenaamde lichaamsgerichte zintuigen (tastzin, levenszin, bewegings- en evenwichtszin) en door medicatie.

 

antroposofische geneesmiddelen bij mds

 

Toch zien we bij manisch depressiviteit vaak ook een zuiver lichamelijke oorsprong, een meer endogene, van binnenuit komende ziekte.  Het gaat dan om mensen bij wie je een duidelijke erfelijke aanwijzing in de familie ziet, mensen die een regelmatige manier van leven hebben, excessen en genotsmiddelen uit de weg gaan, en die toch regelmatig depressief of manisch worden. Het ziektebeeld lijkt dan los te staan van wie ze zijn en hoe hun levenswandel is.

We zijn er nog niet helemaal uit of dit vanuit de nieren, of de lever komt. Dan geven we therapieën die daarop gericht zijn, op lever of nieren: rood koper, tin of tin-silicaat. Met name bij mensen die de lichtere vormen van stemmingsstoornis hebben zoals cyclothymie behalen we vaak goede resultaten met medicijnen.

In het geval van de meer uitvloeiende, excarnerende psychosen en stemmingsziekte geven we stibium. Stibium is een middel waarbij iemand meer de kern in zichzelf gaat ervaren, zijn Ik meer gaat beleven. Aurum, goud, wordt ook wel gegeven, zowel bij manie als depressie. Het openen en sluiten is vooral vertegenwoordigd in de beweging van het bloed. Het bloed waaiert uit, "opent zich" en gaat daarna weer helemaal terug naar het hart, daar wordt het verzameld in een kern. Deze beweging zit in ons, dat uitwaaieren en weer "in"waaieren, als een spiraal. Om daar meer controle over te krijgen is goud een heel goed middel.

 

De antroposofie werkt veel met het toedienen van metalen. De basis van die visie is afkomstig van Rudolf Steiner, de grondlegger van de antroposofie, die echter zelf geen geneesheer was maar zijn inzichten op meditatieve wijze ontving. Hij werkte o.a. samen met de Nederlandse arts Ita Wegman en schreef samen met haar een boek over geneeswijzen. Deze visie blijft zich wel ontwikkelen omdat we natuurlijk in de praktijk steeds meer ervaring opdoen en onze inzichten en ervaringen met collega's uitwisselen.

 

Uiteindelijk is natuurlijk iedereen individueel verschillend en moet je dus ook steeds kijken naar wat past als behandelwijze. Een belangrijk uitgangspunt in de antroposofische psychiatrie is dat elk mens in zich het vermogen draagt om zichzelf te genezen. De arts/psychiater heeft als taak om deze zelfgenezende krachten in de persoon aan te spreken en te versterken. In deze zin klopt het werken met een behandelovereenkomst, omdat hier in aangegeven wordet wat de persoon zelf kan doen en wat al dan niet tijdelijk door de hulpverlener gedaan moet worden."