HOME     SCHAAKRECHT     SCHAAKRECHTSVRAGEN     VRAAG 01-01-2006
OVER HET VALLEN VAN DE VLAG
Over het vallen van de vlag en matpotentieel

Het vallen van de vlag markeert een duidelijke grens in het schaakspel.
De grens namelijk dat binnen een vooraf afgesproken hoeveelheid tijd de partij moet zijn afgelopen, dan wel dat een vooraf afgesproken hoeveelheid zetten moet zijn voltooid. Indien de vlag valt is de grens overschreden.
De regelgever heeft vervolgens geregeld wat de gevolgen ervan zijn. Er is een hoofdregel waarop uitzonderingen bestaan.

Als de vlag van een speler valt is de hoofdregel dat de tegenstander de partij heeft gewonnen.

Op deze regel bestaan vijf uitzonderingen, vergelijk artikel 6.10. Er moet een onderscheid worden gemaakt in de periode voorafgaande aan het vallen van de vlag en die na het vallen ervan. De uitzonderingen zijn:

1. Periode voorafgaande

Voor het vallen van de vlag:
1. is de matzet gedaan. Gevolg de speler die de matzet uitvoerde heeft gewonnen;
2. heeft een speler opgegeven. Gevolg de tegenstander heeft gewonnen;
3. is de patzet gedaan. Gevolg de partij is remise;
4. zijn de spelers remise overeengekomen. Gevolg de partij is remise.

2. Periode na het vallen

Na het vallen van de vlag.
5. De partij is remise, indien de stelling zodanig is dat de tegenstander de koning van de speler nooit mat kan zetten, door welke reeks reglementaire zetten dan ook (zelfs bij het slechtst mogelijke tegenspel).

Na de vlagval moet onderzocht worden of de tegenstander van degene wiens vlag is gevallen voldoende matpotentieel heeft. Er moet zo 'verder' gespeeld worden dat de tegenstander serieus zijn best doet, maar dat de speler domschaak moet spelen.
Zie de half dode stelling  


Antwoorden op de vragen

Op de site van de HSB staat een forum waarop schaakrechtkwesties behan-
deld worden . Dingeman van Nies, sv Promotie uit Zoetermeer, heeft daarop zijn antwoorden op de schaakrechtsvraag geplaatst, waarop Paul Koppens heeft gereageerd. Deze reacties worden hieronder besproken.
HSB forum  

1. Ivanovs gevallen vlag

In de vraag ging het om de stelling na de 38e zet van wit in de partij Alexander Ivanov tegen Alex Yermolinsky, 39ste USA-kampioenschap 1993, Long Beach, California:




Wit is aan zet en zijn vlag valt. Daarna doet wit 38. Dh5-h8 mat. De hoofd-regel is dat zwart, Yermolinsky, heeft gewonnen, tenzij één van de vijf uitzonderingen van toepassing is.

De uitzonderingen die slaan op de periode voorafgaande aan het vallen van de vlag zijn niet van toepassing. Blijft over de uitzondering na het vallen van de vlag, de vraag of Yermolinsky matpotentieel heeft. Ivanov kan slechts remise claimen indien Yermolinsky hem niet mat kan zetten, zelfs niet als Ivanov domschaak gaat spelen. Nu de vlag van Ivanov is gevallen voordat hij enig stuk heeft aangeraakt, moet Ivanov een domme zet doen. Dus niet de matzet Dh8. Als Ivanov veel domme zetten doet, wint Yermolinsky. Terecht heeft de scheidsrechter de partij voor Yermolinsky voor gewonnen verklaard. Ik ben het dus eens met het antwoord van Dingeman van Nies.


top  

2. De Franse kwestie

De vraag ging om de volgende stelling:





Wit is aan zet en zijn vlag valt. Zwart roept: 'Gewonnen!'. Maar wit claimt remise. Deze kwestie trof ik aan op www.france-echecs.com  


Zwart heeft gewonnen, tenzij een uitzondering van toepassing is. Van toe-
passing is de uitzondering na het vallen van de vlag, de vraag of zwart matpotentieel heeft zelfs als wit domschaak gaat spelen.

Echter, wit kan niet domschaak spelen hoe graag zwart dat ook zou willen. Na het vallen van de vlag kan wit maar één zet doen: 1. Kxd7 mat. Wit heeft geen andere keuze, de matzet is onvermijdelijk. Dat betekent dat zwart nooit kan winnen. De uitslag is dus remise. Ik ben het eens met Dingeman van Nies.

Zie ook het volgende voorbeeld van Gijssen:




Gijssen, december 2004, 'Castling': 'Het is onwaarschijnlijk dat deze stelling zich ooit voor zal doen in een partij. Zwart doet 1. ... Dc1+ waarna zijn vlag valt voordat de volgende gedwongen zetten gespeeld kunnen worden.
2. Dxc1+ Dxc1+ 3. Dxc1+ Dxc1 4. Kxc1 en pat. Gebaseerd op artikel 6.10 moet de scheidsrechter de partij remise verklaren,' aldus Gijssen.
Ik ben het eens met dit antwoord.


top  


3. De witte toren en de zwarte pion die het veld aanraken

Deze zaak ging om het volgende.





Beide spelers zijn in tijdnood. Wit is aan zet. Hij pakt zijn toren en slaat de pion. Hij houdt beide stukken in dezelfde hand en raakt met beide stukken het veld f2 aan. Als dit gebeurt, valt zijn vlag en zegt zwart: 'Je tijd is voorbij.'

Nu de vlag van wit is gevallen, meent Gijssen dat wit heeft verloren:
'Een zet voltooien betekent de zet doen en de klok indrukken. Als ik deze twee artikelen (artikelen 6.2a en 6.10, PdG) samen beschouw, is er volgens mij maar een mening mogelijk: de speler die zijn tijd verbruikt, verliest de partij. Ik begrijp dat u een andere opvatting heeft, maar de vraag is of de scheidsrechter er rekening mee moet houden hoe de stelling op het bord zou zijn als de speler de mogelijkheid had gehad zijn zet te voltooien. Of, moet de scheidsrechter in het algemeen rekening houden met gedwongen voort-
zettingen van zetten? Ik denk dat dat niet zo is,' aldus Gijssen.

Op het forum van de HSB-site vindt een interessante discussie plaats tussen Dingeman van Nies en Paul Koppens.

Dingeman van Nies ziet het anders dan Gijssen en meent dat de uitslag remise is, wegens de uitzondering in artikel 6.10: 'Bij voortzetting van de partij dient wit de pion op f2 te slaan, wegens artikel 4.3c. Deze handeling heeft tijdens de partij plaatsgevonden, dus de enige reglementaire ver-
volgzet is 1. Txf2. Hierna kan zwart de witte koning niet meer mat zetten en is voldaan aan de uitzondering in 6.10.' In een latere reactie bespreekt hij het begrip 'stelling'. Hij geeft daarvan een definitie.

Paul Koppens heeft een andere opvatting dan Dingeman en verwijst naar artikel 6.10 als in het verwante artikel 9.6: 'De partij is remise als een stelling is bereikt waarin mat niet mogelijk is door welke reeks reglemen-
taire zetten dan ook, zelfs bij het slechtst mogelijke tegenspel. Dit beëindigt de partij onmiddellijk, mits de zet waardoor deze stelling tot stand kwam reglementair was.' In dat artikel is sprake van een stelling die 'is' respec-
tievelijk 'bereikt is', aldus Paul. Het gaat dan om een stelling die daadwer-
kelijk al op het bord verschenen is. In dat verband is artikel 4.6 relevant. 'De witspeler heeft de zet niet voltooid conform artikel 4.6 a, want hij had de zwarte pion nog in zijn hand toen het vallen van de vlag werd geconstateerd.

De stelling na Txf2+ is dus niet op het bord verschenen en speelt geen rol
in de zin van artikel 6.10 of artikel 9.6,' zo meent hij. Paul Koppens geeft vervolgens een andere definitie van het begrip 'stelling'. Paul maakt twee interessante diagrammen. Ik vind het altijd leuk om dergelijke diagrammen te bestuderen. Zelf maken kan ik niet. Aan de hand van zijn diagrammen komt Paul tot een andere conclusie dan Dingeman. Ik kan iedereen aanraden zijn commentaar te lezen.


Mijn mening

De interpretatie van Gijssen over 'voltooien' is in strijd met artikel 6.10. Want bepalend voor dat artikel is juist dat bij wijze van uitzondering wel gelet wordt op de voortzetting van de partij na de vlagval.

Ik kan me meer vinden in de uitleg van Van Nies. Nadat de vlag is gevallen, moet gekeken worden naar de 'domst mogelijke voortzetting' van degene wiens vlag is gevallen. Bij die voortzetting moeten wel de regels van het spel worden nagekomen. Ongeoorloofde (onreglementaire) zetten mogen niet gedaan worden.

Daarom moet op grond van de regel 'aanraken is zetten' de eerst mogelijke zet gedaan worden met het stuk dat de witspeler heeft aangeraakt voordat zijn vlag viel. Dat is de toren op f6. Vervolgens moet wit op grond van arti-
kel 4.2 onder b (of c) de pion op f2 slaan, nu hij dat stuk heeft aangeraakt eveneens voordat zijn vlag viel. De eerste zet na het vallen van de vlag is dus Txf2. Daarna mag zwart zetten en vervolgens moet wit zo dom mogelijk verder spelen. Nu zwart KA wit K+T niet mat kan zetten, is de partij remise.

Ter illustratie: stel, dat de partij Ivanov - Yermolinsky als volgt is verlopen. Er staat een paard op h8.





Ivanov pakt zijn dame en slaat het paard op h8. Met beide stukken in dezelfde hand raakt hij h8 aan en dan valt zijn vlag. Zie voor de vraag of de zet is gedaan de tweede volzin van artikel 4.6 aanhef en onder a:

'De zet wordt beschouwd als te zijn gedaan, als aan alle relevante vereisten van artikel 3 is voldaan.

a. bij het slaan: zodra het geslagen stuk van het bord is verwijderd en de hand van de speler, nadat deze zijn eigen stuk op het nieuwe veld heeft gezet, laatstgenoemd stuk heeft losgelaten.'

Nu in dit voorbeeld Ivanov zijn dame nog niet heeft losgelaten, is volgens dit artikellid het stuk niet geslagen. De zet is niet gedaan. Yermolinsky is dus niet matgezet binnen de vooraf afgesproken hoeveelheid bedenktijd.

Maar Yermolinsky kan ook niet winnen, nu door het aanraken van het stuk op h8 de eerstvolgende zet na de vlagval Dxh8 mat is. De partij is in dit voorbeeld remise. Zo ziet men maar weer dat de FIDE-regels tot op fracties van seconden nauwkeurig het spel regelen. Schaakrecht is moeilijker dan huurrecht.


top  


4. De toekijkende scheidsrechter

De vraag ging om de volgende stelling:





Wit aan zet, en zijn vlag valt. Zwart heeft gewonnen, tenzij een uitzondering van toepassing is. In dit geval is zo'n uitzondering aanwezig. Zwart kan niet winnen, de voortzetting na het vallen van de vlag is namelijk dwingend. Ook al zou zwart het willen, wit kan zelfs niet domschaak spelen.

De voortzetting is: 1. bxc4 bxc4 2. b5 cxb5 3. c6 b4 4. cxb4 c3 5. b5 c2 6. b6 c1D (of een T, L of P) 7. b7 mat. Nu zwart zijn tegenstander niet kan matzetten, is de uitslag remise.

Echter, aan deze vraag kleeft een ander aspect. Nu de witspeler geen remi-
se heeft geclaimd heeft zwart gewonnen. In dit geval hadden de spelers niet door hoe het vervolg van de partij eruit zag. Als beide spelers dat niet zien, moeten we niet denken dat een scheidsrechter dat wel ziet. De spelers zitten in het spel, de scheidsrechter niet. En die moet bovendien de rest van de zaal ook in de gaten houden.

Daar komt bij dat de scheidsrechter niet bevoegd is in te grijpen.
Zie ook De bevoegdheid van de scheidsrechter en Meester, sta ik mat?.
De bevoegdheid van de scheidsrechter  
Meester, sta ik mat?  

Zij die menen dat een scheidsrechter daartoe wel bevoegd is, ja daartoe zelfs verplicht is, moeten de vraag beantwoorden wat het gevolg is als een scheidsrechter om wat voor redenen niet heeft ingegrepen. Kan de witspeler de scheidsrechter aansprakelijk stellen wegens het tekortschieten van zijn toezichthoudende taak? Moet een scheidsrechter voortaan eindstellingen verifiëren, voordat hij de doorgegeven uitslag noteert?
Over deze kwestie gaat de schaakrechtsvraag van februari 2006.


Wilt u reageren?

Reacties op deze antwoorden en op de nieuwe schaakrechtsvraag kunt u plaatsen op het forum van de HSB.
HSB forum  

© 2006  Pieter de Groot

top  

vorig artikel schaakrechtVORIGE | VOLGENDEvolgend artikel schaakrecht
DIT WAS DE VRAAG
De schaakrechtsvraag van de maand janauari 2006 gaat over "het vallen van de vlag".

Lees de hele vraag  


DE HALF DODE STELLING
Artikel 'De half dode stelling' door Pieter de Groot.
Lees verder  

BEVOEGDHEID VAN DE
SCHEIDSRECHTER
Artikel 'Bevoegdheid van de scheidsrechter' door Pieter de Groot.
Lees verder  

MEESTER, STA IK MAT?
Artikel 'Meester, sta ik mat' door Pieter de Groot.
Lees verder  

WILT U REAGEREN?
Pieter de Groot stelt een inhoudelijk reactie op de schaakrechtsvraag zeer op prijs. Neem de uitdaging aan. Let op! Iedereen kan meedoen.

mailPieter de Groot

schaakrechtrubriek Geurt Gijssen op ChessCafe.com