HOME     SCHAAKRECHT     PIETER DE GROOT
DE VERKEERD UITGEVOERDE ROKADE
Het probleem

Frank Michielen, die tien jaar penningmeester is geweest van Botwinnik en tevens wedstrijdleider B, legt mij de volgende vraag voor.

Tijdens een knock out snelschaakpartij gebeurt het volgende. Een speler rokeert, en doet dat zo door eerst zijn h1-toren op f1 te plaatsen, daarna pakt hij zijn e1-koning en plaatst deze over de toren heen op g1. De te-
genstander claimt de winst op basis van artikel C3 van de FIDE-regels, onreglementaire zet. Er is geen scheidsrechter in de buurt.
De witspeler gaat akkoord.

Echter, na afloop bij de bar laait een geweldige discussie op. Sommigen vinden de claim niet terecht, terwijl anderen dat wel vinden. Ook zijn er mensen die het onjuist rokeren als hinderen betitelen, en weer anderen die de handelwijze van de zwartspeler maar onsportief vinden.


Samenvatting

Bij dit artikel horen twee schaakrechtsvragen van de maand december 2005. Lees verder  

Hierna wordt eerst het wettelijke kader beschreven. Vervolgens worden drie opvattingen gegeven. De eerste is dat een verkeerd uitgevoerde rokade een ongeoorloofde, een onreglementaire zet is, de tweede dat die rokade een geoorloofde zet is, en de derde dat die rokadezet hinderen is. De vraag of een tegenstander onsportief handelt door een verkeerd uitgevoerde rokadezet te claimen wordt daarna behandeld.

Vervolgens wordt de interpretatie van de rokade-regel door de FIDE uit 1971 genoemd. Die interpretatie liet toe dat ook eerst de torenzet gedaan mocht worden. Deze opvatting voorkomt conflicten.

Echter, in 1992 werden de FIDE-regels gewijzigd en werd de rokade-regel ingevoerd zoals die nu geldt. Het vormvoorschrift om eerst de koning te verplaatsen is een conflictopwekkende regel. Aan het eind wordt ervoor gepleit de rokade-regel in 2009 te wijzigen overeenkomstig de betere beleidsregel van 1971.


top  


1. Het wettelijke kader

De FIDE-regels bevatten enkele bepalingen over de rokade.

Artikel 3.8 ii van de FIDE-regels: 'rokeren'.
Dit is een zet van de koning en een toren van dezelfde kleur op dezelfde rij, geldend als een enkele koningszet, en wordt uitgevoerd door de koning van zijn oorspronkelijke veld twee velden naar de toren te verplaatsen en daarna de toren over de koning heen te verplaatsen op het door de koning overschreden veld.

lid 3. Het recht op rokeren is opgeheven:
a. als met de koning al een zet is gedaan, of
b. met een toren waarmee reeds is gezet.

lid 4. Rokeren is tijdelijk niet toegestaan zolang:
a. het veld waarop de koning staat, het veld dat hij overschrijdt of het veld dat hij gaat bezetten, wordt aangevallen door een of meer stukken van de tegenstander;
b. als er een stuk staat tussen de koning en de toren waarmee wordt gerokeerd.

Artikel 4.4.b:
Als een speler opzettelijk een toren aanraakt en daarna zijn koning, dan mag hij bij die zet niet aan die zijde rokeren en is artikel 4.3a op de situatie van toepassing.

Artikel 4.6:
Als een stuk op een veld is losgelaten en het een reglementaire zet of een deel van een reglementaire zet betreft, dan mag het niet meer op een ander veld worden geplaatst. De zet wordt beschouwd als te zijn gedaan, als aan alle relevante vereisten van artikel 3 is voldaan.

Sub b. Bij de rokade: zodra de hand van de speler de toren op het veld van bestemming heeft losgelaten. Wanneer de hand van de speler de koning heeft losgelaten, is de zet nog niet gedaan, maar de speler heeft dan niet meer het recht een andere zet uit te voeren dan de rokade, mits deze rokade reglementair is;

Artikel 12.6, eerste volzin:
Het is verboden de tegenstander, op welke wijze dan ook, af te leiden of te hinderen.


2. Opvatting 1

Een verkeerd uitgevoerde rokade is een ongeoorloofde zet

Sommigen menen dat een verkeerd uitgevoerde rokade een ongeoorloofde zet, een onreglementaire zet, is.

Zij wijzen erop dat een rokade op grond van artikel 3.8 a ii een 'enkele koningszet' is. Weliswaar bestaat de rokade uit het verplaatsen van twee stukken, maar zij is op grond van de definitie één zet en dan nog wel een koningszet, geen torenzet. Op twee plaatsen is in de FIDE-regels geregeld dat om geldig te rokeren eerst de koning en dan pas de toren verplaatst moeten worden. Namelijk, in de eerste plaats in artikel 3.8 a ii, en voorts in artikel 4.4b.

Indien eerst de toren wordt verplaatst, is door de regel 'aanraken is zetten en loslaten is gezet' de verplaatsing van de koning een tweede zet. Twee zetten achter elkaar is in strijd met de eerste en derde volzin van artikel 1.1. Die zinnen luiden:

1.1 De schaakpartij wordt gespeeld tussen twee spelers - 'tegenstanders' volgens dat artikel, PdG - die om beurten hun stukken verplaatsen op een vierkant bord, 'schaakbord' genoemd. (...) Men zegt dat een speler 'aan zet is', wanneer de zet van zijn tegenstander is 'gedaan'.

De tweede zet, Ke1-g1, is een ongeoorloofde zet. Het is een zet in strijd met artikel 3.8 a ii en 4.4b en 1.1. Trouwens, indien het geen ongeoorloofde zet is, hoeft deze niet gecorrigeerd te worden, en mag de koning op g1 blijven staan, menen zij. Zoals Pg1-g3 een ongeoorloofde zet is, is ook een verkeerd uitgevoerde rokade een ongeoorloofde zet.

Bij gewoon schaak wordt het spel stilgezet en wordt terug gegaan naar de stelling voor het ongeval, dat wil zeggen de zet Th1-f1. De stelling wordt verbeterd, de koning wordt op e1 teruggeplaatst en zo wordt het spel ver-
volgd. De overtreder ontvangt een tijdstraf genoemd in artikel 7.4b. Die straf is passend, want deze wordt ook toegekend bij andere zetten die in strijd zijn met de FIDE-regels. Een waarschuwing past niet in die systematiek.

'Bij snelschaak komt het geval alleen schrijnender over. Want de winstclaim wordt gehonoreerd. Daarvoor is het nu eenmaal snelschaak,' zo menen zij.


top  


3. Opvatting 2

Een verkeerd uitgevoerde rokade is een geoorloofde zet

Anderen menen dat een verkeerd uitgevoerde rokade geen ongeoorloofde, maar een geoorloofde zet is. Zij wijzen erop dat nergens in de FIDE-regels die rokade als een ongeoorloofde zet wordt gekwalificeerd.

In de eerste plaats is Th1-f1 een geoorloofde zet. Dat de speler daarna nog wat met zijn stukken rommelt, kan als hinderen van de tegenstander ge-
claimd worden. Daarvoor zou een waarschuwing gegeven kunnen worden, en later dus eventueel meer.

Vergelijk het volgende geval. B doet een zet, terwijl A aan de beurt is. Nadat B zijn zet terug heeft genomen, doet vervolgens A een zet en claimt A dat B zijn eerdere zet nu moet uitvoeren. B hoeft zijn eerdere zet niet te doen.

In de tweede plaats geldt artikel 4.4b, dat artikel verwijst naar 4.3a en niet naar bijvoorbeeld artikel 7 of artikel 13. Ook dit pleit voor een waarschu-
wing.

En tot slot is het gevolg van een verkeerd uitgevoerde rokade niet of onvol-
doende geregeld in de FIDE-regels. Dan moet op grond van het Voorwoord van de FIDE-regels aansluiting worden gezocht bij wel in de FIDE-regels geregelde gevallen. Naar analogie kan gedacht worden aan een slechte zet die gedaan wordt en waarbij het stuk losgelaten wordt, daarna onmiddellijk wordt vastgepakt en gecorrigeerd wordt door een andere, betere, zet.

'Hoe vaak komt het niet voor dat een speler een stuk zet, loslaat en ver-
volgens ziet dat het een blunder is. Vaak probeert hij dan alsnog het stuk snel op een ander veld te positioneren. Bijvoorbeeld iemand doet Lc1-d2 en vervolgens pakt hij de loper weer en plaatst deze op e3. Of na Lc1-d2 pakt de speler een willekeurig ander stuk en plaatst deze elders. Dit zijn allemaal hinderlijke handelingen maar geen onreglementaire zetten: de witspeler is niet aan zet, dus het aanraken van stukken is niet toegestaan, maar is dan nog geen zet.

Artikel 4.6 is duidelijk: loslaten is gezet. Met als gevolg dat de partij door-
gaat met de waarschijnlijk ongunstige stelling voor die speler. Het is niet mogelijk dat de tegenstander de tweede, de verbeterde, zet als een onge-
oorloofde zet kan claimen,' menen zij.


top  


4. Opvatting 3

Verkeerd uitgevoerde rokade is hinderen

Weer anderen kwalificeren een ongeoorloofde rokade als hinderen in de zin van de eerste volzin van artikel 13.4. Wat kun je doen als scheidsrechter bij hinderen bij snelschaak? Ook hier is alleen artikel 13.4 van toepassing.
In het onderhavige geval zou een waarschuwing voldoende zijn, want het verkeerd rokeren, is duidelijk bedoeld als hinderen, zo menen zij.


5. Uw opvatting

Ziehier drie opvattingen. Welke opvatting acht u de juiste?
Daarover gaat de eerste schaakrechtsvraag van december 2005.
Lees verder  


6. Opvatting 4

Claim is onsportief

Tot slot menen anderen dat de claim van de tegenstander onsportief is. Deze opvatting is onjuist.

De FIDE-regels zijn namelijk niet bedoeld om theoretische of denkbeeldige rechten te garanderen, maar daadwerkelijke en effectieve rechten. Daarom heeft elke schaker het recht zich te beroepen op de FIDE-regels.

Indien omstanders een beroep op toepassing van een FIDE-regel onsportief vinden, moeten zij zich wenden tot de regelgever met het verzoek die regel te wijzigen. Zolang die regel niet gewijzigd is, moeten zij niet zeuren. Daarom mag een speler het recht niet ontnomen worden zich te beroepen op democratisch tot stand gekomen regels.

Echter, indien een speler zich niet stoort aan de verkeerd uitgevoerde rokade van zijn tegenstander en niet wenst te claimen, is dat zijn eigen zaak. Bijvoorbeeld, omdat ik de rokaderegel een ongepast vormvoorschrift vind, zal ik in mijn partijen mijn tegenstander daar niet op aanspreken.

Onbewogen zonder te claimen vervolg ik mijn partij. En een scheidsrechter die eigenmachtig in mijn partij ingrijpt, zal ik duidelijk maken dat hij zich op grond van artikel 13.6 niet met mijn partij moet bemoeien. Zie over deze kwestie de tweede schaakrechtsvraag van december 2005.

Claims mogen nimmer afgewezen worden met als overweging dat de ver-
zoeker zogenaamd onsportief handelt door zich te beroepen op de FIDE-regels. Een scheidsrechter, een competitieleider, en een commissie van beroep moeten een zakelijk, juridisch antwoord geven op het geschil.


top  


7. Een oude interpretatie

In 1955 schreef Paul Gäbler: indien de toren eerst wordt verplaatst moet de scheidsrechter in ieder geval beslissen dat de torenzet alleen geldig is en kan de rokade niet meer erkend worden ('Wird der Turm zuerst gezogen, musz der Schiedsrichter stets entscheiden, dasz der Turmzug allein gültig ist und die Rochade nicht mehr anerkannt werden kann, ' Schach 1955, blz. 174).

Echter, in 1971 heeft de FIDE de interpretatie van Gäbler niet overgenomen. De FIDE meent: 'Indien een speler de rokade begint met het aanraken van de toren, behoort hij van de wedstrijdleider een waarschuwing te ontvangen, maar de rokade zal als legaal worden beschouwd,' aldus de FIDE-interpre-
tatie augustus 1971 (Regels voor het schaakspel, vastgesteld door de Wereldschaakbond (FIDE), uitgave van de KNSB 1971).

De bevoegdheid van de FIDE om zo'n interpretatie te geven was gebaseerd op het toenmalige artikel 21 van de FIDE-regels in 1971 dat luidde:
1. In geval van twijfel omtrent de toepassing of de uitlegging van dit regle-
ment, onderzoekt de FIDE de daarop betrekking hebbende verklaringen en neemt zij een officiële beslissing.
2. De beslissingen, gepubliceerd in het officiële orgaan van de FIDE, zijn bindend voor alle bij haar aangesloten bonden.

Het is dubieus of de FIDE op grond van het toenmalige artikel 21 deze interpretatie kon geven. Toch is het een verstandige beleidsbeslissing.

De achterliggende gedachte hiervan is natuurlijk dat vormdiscussies het schaken niet horen te verdringen. Spelregels moeten het spel zelf ten goede komen. Vormdiscussies bedreigen het schaakspel. Er komen ruzies waar-
door schakers afhaken, of waardoor scheidsrechters met hun vrijwilligers-
werk eerder stoppen. Want wie heeft er zin in om zijn kostbaar vrije tijd aan dit soort kwesties te besteden?


8. De moderne rokade-regel

Bij wijziging van de FIDE-regels in 1992 is de bestaande, harde regel in-
werking getreden. De regelgever vindt het niet acceptabel om eerst de toren te verplaatsen als rokadezet.

Het is de uitdrukkelijke bedoeling van de regelgever geweest streng op te treden, zie Gijssen, oktober 2001, Promotion Problems: 'Het kost altijd enige tijd om een nieuwe regel te introduceren, bijvoorbeeld de methode van rokeren (eerst de koning, dan de toren, PdG), maar u bent zich ervan bewust dat we dat in dat geval hebben gewonnen. Iedereen rokeert nu op de juiste manier.' De regelgever heeft dus de FIDE-regels gebruikt als instrument om een bepaalde gedraging dwingend voor te schrijven.

Het gevolg van deze wijziging is dat er een conflictopwekkende regel geldt. Deze regel is werklastvermeerdering voor scheidsrechters. Sommige scheidsrechters vinden dat prettig, omdat hun taak zo belangrijker wordt. Echter, de regelgever moet de schakers centraal stellen, niet enkele scheidsrechters.

De moderne rokade-regel is een onbruikbare regel. Met bureaucratische regels als deze haalt de voorzitter van de KNSB, Joop Roozeboom, niet zijn doelstelling om in drie jaar tijd vijftig procent meer leden en voldoende vrijwilligers te krijgen.

Om het schaakspel terug te geven aan de schakers en de vrijwilligers is het wenselijk in 2009 de rokade-regel in de FIDE-regels te wijzigen overeen-
komstig de FIDE-beleidsinterpretatie van 1971. Zolang dat niet gebeurt, moeten schaakrechtsvragen zoals die van december 2005 opgelost worden.

En is er werk aan de winkel voor de beoefenaren van het schaakrecht. Zo draaien de huidige FIDE-regels niet meer om de schakers, maar om de scheidsrechters.


© 2005  Pieter de Groot

top  

vorig artikel schaakrechtVORIGE | VOLGENDEvolgend artikel schaakrecht
SCHAAKRECHTSVRAAG
Schaakrechtsvraag van december 2005.
Lees verder  

WILT U REAGEREN?
Pieter de Groot stelt een inhoudelijk reactie op de schaakrechtartikelen zeer op prijs. Natuurlijk kunt u ook vragen stellen over de behandelde onderwerpen.

mailPieter de Groot


schaakrechtrubriek Geurt Gijssen op ChessCafe.com