Amsterdam, zondag 6 oktober 2002

                Beste Allemaal,

Nog steeds beleef ik veel plezier aan de veranderingen in mijn huis. Voor het eerst van mijn leven voel ik mij gearriveerd in Amsterdam en het idee er nooit meer weg te gaan verontrust mij niet meer. Van de weeromstuit wil ik stad en omstreken beter leren kennen. Mijn eerste stadswandeling was op een zondagmorgen in mei, mijn voordeur uit, langs de Keizersgracht naar de Amstel en daar aangekomen naar rechts, over de Magere brug langs Carré en het Amstel hotel. In een boekje genaamd "Amsterdamse Ommegang" is deze route te vinden. Vanuit het Centrum loop je naar buiten, naar Ouderkerk en je kunt dan met de klok mee of tegen een rondje maken van zo'n 160 km.

      Een litanie van plaatsnamen: Ouderkerk, Amstelveen, Sloten, Halfweg, Ruigoord, Spaarndam, Koog a/d Zaan, Zaanse Schans, den Ilp, Landsmeer, Zunderdorp, Ransdorp, Durgerdam, Diemen, de Bijlmer en Abcoude. Bij stukjes en beetjes heb ik nu, met de klok mee de helft afgelegd. Slechts tachtig kilometer in vier maanden, wat is er met hem aan de hand hoor ik iemand denken. De vernieuwingen en hectische bouwactiviteiten aan de randen van de stad kunnen mij maar matig bekoren. In die zelfde tijd ben ik van Zandvoort naar Den Helder gewandeld, om de spieren soepel te houden en de Noordzee weer eens te zien. Ook ben ik begonnen het gebied bij Loenen aan de Vecht te verkennen. Het is bereikbaar met een bus vanaf het Muiderpoortstation. De tocht gaat door "de laatste resten van tropisch Nederland" - titel van een boek van W. F. Hermans over Suriname en de Antillen - in de Bijlmer, doet het A.M.C. aan, en na een bezoek aan Abcoude en het oversteken van het Amsterdam-Rijn kanaal bereikt men Loenen.

      Het was het domein bij uitstek van Nescio. In zijn Natuurdagboek vertelt hij over zijn dagelijkse uitstapjes na de oorlog als gepensioneerde, op de fiets, met de bus, of enige haltes met de stoptrein vanaf hetzelfde Muiderpoortstation. Als de lente uitbrak reisde hij het hele land door om de mooiste plekken in Limburg, Walcheren en Noord-Beveland, Groningen en de gebieden, langs het IJselmeer bij Muiden, en langs de Vecht bij Loenen in ogenschouw te nemen. Hij was een gepassioneerd aanschouwer van het Hollandse landschap, zeer bezorgd over de vernietiging van al die schoonheid door de wederopbouw. Ik heb mij voorgenomen hem als één van mijn voorbeelden te nemen en een deel van mijn dagen in eenzelfde vorm van actieve ledigheid door te brengen en te zien wat er over is gebleven na nog eens vijftig jaar vooruitgang en bevolkingsgroei.

      Op die eerste stadswandeling dus in mei, kwam ik kort voorbij het Amstel station en de nieuwe iconen van de stad, de Rembrandt, Breitner en Mondriaan torens, nota bene Erik de L. op zijn fiets tegen. Het was vlakbij de ingang tot het volkstuinencomplex Amstelglorie tegenover de begraafplaats Zorgvliet. Vijftig jaar geleden hielp hij zijn ouders er een tuin aan te leggen en sinds zijn pensionering brengt hij daar de zomermaanden door. In de vijftiger jaren moet het een plek van landelijke rust zijn geweest aan de rand van de stad. Nu ligt het bij een verkeersknooppunt waar de A2 en de ringweg A10 elkaar snijden en het permanent gezoem en geloei van het verkeer is alleen in het holst van de nacht tot bedaren gekomen. Het gaat hem goed, hij is boven de zeventig en nog "kras ter been". Vorig jaar bij mijn Zwanenzang heb ik hem na jaren weer ontmoet. Het gaat er nog van komen dat wij, zoals in de zestiger jaren, weer tegen onze oorlogszuchtige Amerikaanse broeders en zusters gaan demonstreren. Die Bush is een ramp en wat mij betreft had de onlangs afgezette minister van justitie van Duitsland gelijk toen zij zei: "Als de wetten die hij onlangs getekend heeft tegen oplichting, misleiding en verkoop van aandelen met voorkennis, gegolden zouden hebben toen hij zelf nog C.E.O. was, dan zou hij nu in de gevangenis zitten," of woorden van gelijke strekking.

      Enige maanden na bovenstaande ontmoeting, in begin augustus, vond ik in de internet editie van het Parool de rubriek "Te voet", waarin door de journalist Jansen van Galen wandelingen in en rondom Amsterdam staan beschreven. Alle begin en eindpunten zijn vanaf mijn huis binnen een uur met het openbaar vervoer te bereiken, een kolfje naar mijn hand. Hij is er in 1999 aan begonnen en dit jaar doet hij "Stadswandelingen". In de kop staat: "Er bestaan warempel Amsterdammers die nooit in Osdorp, Bos & Lommer of de Bijlmer waren". Zo één was ik er ook. Nu heb ik Buitenveldert en Betondorp bezocht en weet met welke tram ik de Sloterplas kan bereiken.

      Dankzij een goedkope CCD camera - geen filmrolletjes meer, slechts vier batterijen om de energie te leveren, een uitleesprogramma plus een speciaal kabeltje en klaar is Kees - kan ik op elke wandeling 26 of 104 foto's maken. Ik lees ze in op de harde schijf van mijn laptop en kan ze dan verder verwerken. Deze verwerking echter duurt langer dan de oorspronkelijke wandeling, ziedaar een groot dilemma, wandelen of verwerken? I.p.v. de mij vertrouwde "Figuur beschrijvingen" van wetenschappelijke artikelen en proefschriften moet ik nu in grote getale onderschriften bij de foto's verzinnen. Ik ben nu weer wat bedaard en maak minder foto's, de tijd besteed aan verwerking rees de pan uit. De foto's zelf getuigen van groot amateurisme, de dingen staan er schots en scheef op en ze lijken in haast genomen, maar ik troost mij met de gedachte dat als wandelaar je langs de dingen heenloopt en alles wordt met de blik als het ware "in vogelvlucht" aangedaan. De gebrekkige lens veroorzaakt een vertekenende vervreemding, die voor mij de afstand van de afbeeldingen tot de directe aanwezigheid van de werkelijkheid juist verkleint en beter in overeenstemming brengt met dat wat er van rest in mijn geheugen. Het overkomt mij dat bij thuiskomst blijkt dat de foto's totaal mislukt zijn of gewist en dan kan ik het tochtje nog eens maken.

      In Betondorp ben ik al tweemaal geweest en heb ik enige foto's genomen van een portiek met de nummers 109, 111 en 113 in de Ploegstraat. In "Brief uit Amsterdam" uit de bundel "Op Weg naar het Einde" van G.K. van het Reve kun je lezen dat in 1933 op een woensdagmiddag in oktober, en dat is nu 69 jaar geleden, de ene huisvrouw tegen de ander zei: "Veel groente, en weinig aardappelen, dat eet voor een man niet zo lekker." Het aanklikken van "Betondorp" tovert het tevoorschijn. De eerste foto is genomen bij het Tropenmuseum en het eindigt in het arbeidersparadijs uit de dertiger jaren.

      Op één van mijn Ommegang tochtjes kwam ik in de buurt van Haarlemmerliede Bob J. en zijn vrouw tegen met een oudere gast als passagier in hun Volvo op een smal binnendijkje. Zij waren bezig met een puzzeltocht; doordeweeks zet hij zich in voor het behoud van de boomgaarden in Noord-Holland. Bert D. met zijn vrouw zag ik aan het strand zitten bij Egmond aan Zee, zij pasten op een kleinzoon met zijn vriendje. Van de oude garde verwacht ik elk moment de wandelaar bij uitstek, Armin T. tegen het lijf te lopen.

      In de naaste toekomst kunnen nog enige wandelbrieven van mij verwacht worden. Met wat meer commentaar op de politieke gebeurtenissen. Mulisch heeft gedreigd ons land te verlaten als het "zo blijft". Wat hij bedoelde was mij niet duidelijk, hij zei dat hij de wijk zou nemen naar Berlijn of Bonn. De aanhangers van Fortuyn in de Tweede Kamer maken er een potje van. Al wandelend zie ik en voel ik de opmars van hen die geld willen verdienen aan wat ik voor mijzelf noem: "de privatisering van het landschap". De LPF heeft een grote aantrekkingskracht uitgeoefend op projectontwikkelaars en onroerendgoedmagnaten. Hun grote vijand is het ministerie van Verkeer en Waterstaat, die hoewel hier en daar corrupt, zoals blijkt uit de bouwfraude enquête, veel ontwikkelingsplannen hopelijk afdoet als gevaarlijke en te dure idioterie, zoals het bouwen in de Maas vallei. Veel is helaas aan hun niet al te waakzame oog ontsnapt, en de nieuwe bedrijfsterreinen en woonlokaties enige meters beneden de zeespiegel zijn als giftige paddestoelen in razend tempo uit de grond gerezen. Het enige wat nog iets van het landschap kan redden is een langdurige en diepe economische recessie en als de tekenen mij niet bedriegen zal ik op mijn wenken bediend worden. Mijn economische goeroe, Krugman van de New York Times, wordt steeds somberder. De topmannen van het Nederlandse bedrijfsleven, kopt de NRC, hebben vooral geen aandelen van de eigen firma, voorwaar een veeg teken. Hopelijk houdt het ABP genoeg over om althans een gedeelte van de pensioenen uit te betalen, zodat wij niet armlastig worden, van de bedeling moeten leven, en bij een gaarkeuken ons bord met warm eten krijgen aangereikt, na een uur in de rij te hebben gestaan. Met dit naar ik hoop, opbeurend gekanker, wens ik een ieder het beste. Morgen ga ik naar Spakenburg en zet mijn rondje om het IJsselmeer voort. Onderweg in Blaricum vertelde ik iemand dat ik opweg was naar Stavoren en zij keek mij aan alsof ze met een gek van doen had.

              Wordt vervolgd,

            Piet

 
HOME PRINT VERSIE MARK-J