desinvestering & boycot van Israel - een morele noodzaak

 

Mazin Qumsiyeh


Desinvestering en boycot zijn geweldloze middelen beogen, die onrecht en oorlog aan de kaak te stellen, ter bevordering van rechtvaardigheid en vrede. Er worden vaak aspecten aan de orde gesteld omtrent het gebruik van dergelijke geweldloze tactieken. Daarbij gaat het dan om effectiviteit, moraal, negatieve effecten voor de bevolking die onder bezetting zucht, motieven en precieze formuleringen.

(...)

Thans is Israel een apartheidsstaat die voor desinvestering en boycot in aanmerking komt. Het ontbreekt mij aan de ruimte om de historische achtergrond te bespreken, en daarom beperk ik mij tot enkele wezenlijke aspecten van de huidige situatie die desinvestering en boycot tot een morele noodzaak maken.

In strijd met het internationaal recht en met elementaire conventies inzake de bescherming van mensenrechten, kan over opeenvolgende Israelische regeringen - of zij nu van Likoed of van de Arbeid(er)spartij zijn - het volgende gezegd worden:

1 In de achterliggende 57 jaar zijn zij betrokken bij een proces van verdrijving van niet-joden van hun grondgebied en bij het instellen van wetten en het oprichten van een militair schild, die de terugkeer van vluchtelingen en ontheemde personen verhindert. Vandaag de dag wordt rond 5 miljoen van dergelijke individuen het recht op terugkeer ontzegd, eenvoudigweg omdat zij niet-joods zijn (in strijd met de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, Resolutie 194 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en talloze andere VN-resoluties)

2 Binnen de [zogeheten] Groene Lijn - Israel staakt-het-vuren-lijnen van 1949; tot 1967 de grens tussen Israel en de Westelijke Jordaanoever - leven thans 1,3 miljoen [autochtone] Palestijnen onder een discriminerende wetgeving, waaronder wetten die betrekking hebben op hun verdrijving van hun grond (250.000 zogeheten 'Present Absentees'), op een beperkte toegang tot overheidsvoorzieningen (zoals in het geval van de 100 zogeheten Niet-erkende Dorpen - centra waar na 1948-1949 verdreven Palestijnen neergestreken zijn en die nog altijd niet aangesloten zijn op het Israelische waterleiding-, elektriciteit- en wegennet) en voorts op discriminatie inzake de toegang tot gezondheidszorg en onderwijs.

3 Sinds 1967 houdt Israel illegaal de Westelijke Jordaanoever en de Strook van Gaza bezet en heeft daaar joodse nederzettingen gebouwd, die inmiddels onderdak bieden aan 430.000 joodse kolonisten op Palestijnse grond. Door zo te handelen zijn door Israel talloze VN-resoluties geschonden, evenals de Vierde Conventie van Genève.

Het netto resultaat van deze politiek en van deze procedures is geweest, dat bijna tweederde van de autochtone Palestijnen tot vluchteling of ontheemde personen is gemaakt en dat werkloosheid en armoede onder de achtergebleven Palestijnen rond de 70 procent bedraagt. Het geweld - zowel dat van degenen die onder bezetting leven, als het veel grootschaliger geweld van de bezetter - is een symptoom van dit onderliggende onrecht. Ariel Sharon verwijten maken vanwege de door hem gehanteerde 'tactieken' en tegelijk het elementaire, structurele onrecht, zowel van de kant van Likoed als van de kant van de Arbeid(er)spartij, over het hoofd zien, is de verantwoordelijkheid ontlopen om aan een rechtvaardige oplossing te werken. Zelfs de voormalige Knesset-voorzitter Avraham Burg heeft erkend dat Israel 'gegrondvest is op ... onderdrukking en onrecht ... zich van zijn illusies dient te bevrijden en moet kiezen tussen racistische onderdrukking en democratie' (The Guardian van 15 september 2003). Op zijn beurt kwam een groep prominente Israelische kunstenaars in 2001 met de volgende verklaring: 'Indien de staat Israel zichzelf wil zien als een democratie, dan dient deze zich voor eens en voor altijd te ontdoen van welke wettelijke en ideologische grondslagen dan ook voor religieuze, etnische en demografische discriminatie. De staat Israel dient ernaar te streven een staat voor al zijn burgers te worden. Wij roepen op tot het intrekken van alle wetten die Israel tot een apartheidsstaat maken, inclusief het recht op terugkeer van joden in zijn huidige vorm.' Dit alles kan slechts op twee manieren gebeuren: Een militaire confrontatie waarbij Israel het onderspit delft (dit is onder de huidige omstandigheden ondenkbaar, gezien de onvoorwaardelijke steun die de Verenigde Staten Israel verlenen); ofwel economische druk, druk vanuit de bevolkingen, enzovoort, waartoe eerste aanzetten zijn gegeven in de vorm van desinvesterings- en boycotcampagnes. De Israelische samenleving dient ervan overtuigd te worden, dat de prijs voor het vasthouden aan discriminatie en bezetting veel hoger is dan de vermeende voordelen.

(...)

Zoals professor Joseph Levine ooit opmerkte: 'Sommige mensen beweren dat het unfair is om Israel tot doelwit te kiezen, terwijl zoveel andere regeringen hun burgers elementaire mensenrechten ontzeggen en weer andere ook grondgebied van een andere staat bezet houden. In werkelijkheid gaat het hier niet om een inconsistentie. Het is absurd te beweren dat wanneer men zijn energie richt op het bestrijden van wantoestanden op een bepaald terrein, men dat op alle terreinen moet doen. Dat zou een recept zijn voor verlamming en passiviteit. Ik steun elke inspanning van anderen om de mensenrechten in China te verbeteren, of om een eind te maken aan de bezetting van Libanon door Syrië [behoort inmiddels tot het verleden; red.], maar dat wil niet zeggen dat ik ook aan die projecten moet meewerken. (...)' ('Divestment from Israel Is Peace Move', The Columbus Dispatch van 16 november 2002).

(...)

Bezetting en onderdrukking worden in stand gehouden door economische en niet-economische steun. Deze steun terugtrekken [desinvestering] is een praktische en geweldloze vorm van verzet en solidariteit en dient de belangen van beide volkeren in Israel/Palestina - een win-win-situatie waarbij de kern van het probleem wordt aangepakt. Het is ook een morele verplichting voor degenen, die naar vrede zoeken en die zich daarbij baseren op universele principes van gelijkheid, mensenrechten en gerechtigheid. In situaties van oorlog en onrecht er het zwijgen toe doen, wordt terecht gezien als een vorm van medeplichtigheid. Deze medeplichtigheid is extra groot in geval gruweldaden begaan worden of mogelijk gemaakt worden door de eigen regering of door groepen die pretenderen ons geloof of onze politieke filosofie te representeren.

In mijn boek Sharing the Land of Canaan - Human Rights and the Israeli-Palestinian Struggle (2004) heb ik betoogd, dat de naleving van mensenrechten centraal gesteld dient te worden, wil men een duurzame vrede kunnen komen. Desinvestering en boycot zijn middelen in de handen van de massa om gerechtigheid en mensenrechten - sleutels tot vrede - te bevorderen, ongeacht de eigen voorkeur voor een bepaalde politieke regeling van het conflict (één staat, twee staten, een federatie, regionale regelingen, enzovoort). De geschiedenis van de beëindiging van de oorlog in Vietnam en van de Apartheid in Zuid-Afrika toont aan, dat basisinitiatieven voor vrede, waarbij desinvestering en boycot als methode worden gebruikt, een alternatief kunnen vormen voor aanhoudend geweld en onrecht.


uit: Tikkun Magazine (New York; spreekbuis van kritische joods-Amerikaanse zionisten) van mei 2005; het artikel is ingekort op specifieke verwijzingen naar de Amerikaanse situatie; de integrale tekst is te raadplegen via www.qumsiyeh.org/divestmentboycottsamoralnecessity/

Mazin Qumsiyeh is verbonden aan de Yale Universiteit en mede-oprichter van de Palestine Right to Return Coalition.

vertaling: Rudi Cornelissen

 

Verschenen in Soemoed, jaargang 33, nummer 4 (juli - augustus 2005), p. 30-31