HOME CONTACT FENOMENEN BEGRIPPEN VRAGEN MEER...

Menselijke tijd - vertelde tijd: Paul Ricoeur (1913-2005)

Bijdrage aan het dispuut van 19 maart 2007

Door Nico Marsman

Een jaar geleden besprak ik twee inleidingen op het werk van Bergson, één van Deleuze en één van Kolakowski. Intuïtie als methode stond daarbij centraal omdat "intuïtie" bij Bergson, maar misschien ook breder, van belang is bij het verhelderen van de aporie (=een moeilijk probleem) van de tijd. Ik kom op die denklijn wellicht een andere keer terug. Mijn queeste naar de aporie van tijd bracht me vervolgens naar het boek van Paul Ricoeur (1913-2005) Temps et Récit vol. 1-3, Edition du Seuil, 1984. Ik heb gebruik gemaakt van de vertaling Time and narrative vol 1-3, van McLaughlin/Pellauer, 1985 (T&N) omdat ik het Engels toch wat vlotter lees. Het is een lijvig en complex boek in drie delen. Het is vooral complex omdat het van de lezer een behoorlijke eruditie veronderstelt. En de lijvigheid komt voort uit het feit dat veel gedachten worden herhaald of steeds weer samengevat.

T&N sluit aan bij een eerder werk van Ricoeur nl. The Rule of Metaphor. Ze vormen als het ware een paar. Ik heb dat boek niet gelezen omdat ik niet per se in werk van Ricoeur geïnteresseerd ben. Otto heeft ons de vorige keer uitvoerig over metaforen onderhouden en die kennis kunnen we mee denken. Metaforen spelen in T&N een belangrijke rol. Een voorbeeld van zo'n centrale metafoor is "intrige" of in het Engels "plot".

In deel I van het boek zet Ricoeur direct het probleem van de tijd (aporias) uiteen aan de hand van Confessiones van Augustinus . Deze stelt de vraag: "Quid est ergo tempo? Si nemo ex me quaerat, scio; si quaerenti explicare velim, nescio". Omdat niet iedereen het Latijn machtig is in de Duitse vertaling: "Was ist also "Zeit"? Wenn mich niemand danach fragt, weiss ich es; will ich einem Fragenden es erklären, weiss es nicht."

Een ander belangrijk werk dat Ricoeur als kader voor zijn beschouwing gebruikt is de Poetica van Aristoteles. In dit boek bespreekt Aristoteles om het modern te zeggen de "formats" waaraan de literaire uitingen van zijn tijd zoals tragedies en comedies moesten voldoen. Een belangrijk begrip daarbij is het begrip "mim?sis" dat imitatie betekent. Zo is de "intrige" of "plot" de imitatie van een handeling.

Het mimesisbegrip wordt op drie niveaus in T&N uiteengezet: mimesis1(prefiguratie), memisis2(configuratie) en mimesis3(refiguratie). In elk deel van de delen van T&N staat een mimesisbegrip centraal. Ik kom daar op terug. Niet onbelangrijk in T&N zijn een drietal romans die steeds weer terugkeren in het betoog om bovenstaande drieslag te illustreren. Het betreft Mrs Dalloway van Virginia Woolf, Der Zauberberg van Thomas Mann en A la recherche du temps perdu van Marcel Proust. Het zijn zg. tijdromans. Ik heb de eerste twee gelezen (die zijn overigens ook verfilmd) en zal (met bv. een citaat) aangeven hoe de tijd in deze verhalen een rol speelt. Andere voorbeelden van verhalen waarin de tijd, ook als fictie een rol speelt, maar die niet door Riceur worden genoemd, zijn De goden gaan naar huis van A den Doolaard en The Plot Against America van Philip Roth. Weer genoeg aangrijpingspunten voor een levendige diskussie, dacht ik. Hieronder nog wat precieze literatuurverwijzingen.


Literatuur:
Augustinus, 1966. Bekenntnisse. Kösel Verlag, München.
Aristoteles, 2000. Over poëzie. Damon, Leende.
Doolaard, A. den, 1967. De goden gaan naar huis. Em.Querido, Amsterdam
Mann, Th., 2004. De toverberg. De Arbeiderspers, Amsterdam.
Mattern, J., 1996. Ricoeur zur Einführung. Junius Verlag, Hamburg.
Proust, M., 2002. Op zoek naar de verloren tijd: De tijd hervonden. De Bezige Bij, Amsterdam.
Ricoeur, P., 1984. Time and narrative, volume 1-3. University of Chicago Press, Chicago.
Roth, P., 2004. Het complot tegen America. Meulenhoff, Amsterdam.
Woolf, V., 2006. Mrs Dalloway. Ulysses Ed. De Bezige Bij, Amsterdam