Ze bewegen en dan moet ik stilzitten, stilzitten en terugpraten. Als we met
meer dan twee
monden zijn dan kan ik af en toe nog even weg, koffie halen of water of naar
de wc, even
weg en lopen maar dan weer terug en stilzitten en kijken naar monden. Kijken
naar monden
en vast proberen te houden wat ze zeggen.
Dat kan heel moeilijk zijn, dat vasthouden. For I have known them all already,
I know the
voices dying with a dying fall. Dan beweeg ik mijn mond er maar dwars doorheen
en glimlach
om mijn 'trespassing' te verzachten. Soms lukt dat niet of kan dat niet en houd
ik tot de
laatste groef mijn kiezen op elkaar. Alsof mijn hart in mijn hoofd bonkt. En
dan mag, nee
moet, ik en ik zie dat iedereen naar mijn mond kijkt. Mijn mond beweegt gewoon
vanzelf
en dat verbaast me.
Dat moet je niet doen, dat verbazen, want opeens houdt mijn mond ermee op terwijl
wel
zes paar ogen boven monden mij verwachtingsvol aankijkt. Ik weet bij god niet
meer waar
mijn mond het over had en zelf helpt-i ook niet mee. And I know the eyes
already, the eyes
that fix you in a formulated phrase, and when I am formulated, sprawling on
a pin, when I
am pinned and wriggling on the wall...
Een mond onder begrijpende ogen reikt me de draad weer aan en ik weet het tot
een goed
einde te brengen. Vijf minuten pauze, maar dan heeft mijn mond een afspraak
met een ander,
een duet van twee uur en weglopen uit een duet is veel lastiger. So I find
words I never
thought to speak (...) when I left my body on a distant shore.
Ik mag weg, ik mag die hele praatstad uit gelukkig en met een zwaar hoofd loop
ik een eenzaam
uur tram en trein tegemoet ter verlichting. There will be time, time to prepare
a face to meet the
faces that you meet.
Maar nee. Er zijn bekende monden en die moeten blijkbaar heen waar ik ook heen
moet en het
hele uur teisteren de geluidsgolven het moeizame gevecht van mijn hoofd tegen
de zwaartekracht.
Een kwartier te laat arriveren we (mijn mond, mijn hoofd en ik) op een brainstorm.
Een storm in
mijn hoofd zou heel verfrissend kunnen werken maar het overheersende gevoel
is dat van wind-
haan die drie windrichtingen tegelijk te verduren heeft en het belang is nihil.
For last year's words
belong to last year's language and next year's words await another voice.
Af en toe doet mijn
mond nog een poging tot convergentie maar mijn hoofd is zich inmiddels aan het
afvragen waar
die muur vandaan komt. Here is no water but only rock, rock and no water
and the sandy road.
Aan alles komt een eind, zelfs aan eindeloze dansen, en ik geef mijn mond heel
heel veel water.
Maar nog is het niet over, het duet uit de andere stad moet overgebracht naar
een stel oren, en ook
aan die oren zit weer een mond vast. Mijn ogen beginnen pijn te doen nu. Would
it have been
worthwile, to have bitten of the matter with a smile, to have squeezed the universe
into a ball to
roll it toward some overwhelming question. And would it have been worth it,
after all.
Ik gooi mezelf een touw toe en ontsnap bij het eerste ogenblik van alleenheid.
Nog vroeg maar dat
moet dan maar. Naar huis. Schele hoofdpijn. Zo leer je op je 34e nog eens de
herkomst van een
uitdrukking. Schele hoofdpijn en mijn hoofd wil mij ter aarde storten.
Een mond, een mond is om te zoenen en te drinken en te lachen en lipstick op
te doen. Our dried
voices when we whisper together are tired and meaningless as wind in dry grass.
Gisteravond gaf mijn nieuwe supervisor de opdracht om eens op een rij te zetten
welke dingen
mij energie kosten, en welke dingen mij energie geven.
Ik weet het al, de stilte geeft mij energie en vrijwel elke verstoring ervan
kost mij energie. En
schrijven is de rimpeling tussen de golven en het stille water, het assimileren
van de kiezels.
Till human voices wake us, and we drown.
Moniiq (& Eliot)
terug