Passiflora Caerulea

Lang heb ik gedacht dat het een bruidssluier zou moeten zijn.

Al vanaf mijn veertiende jaar, toen ik de idyllische tuin zag van mijn schoolvriendinnetje.
Of van haar moeder eigenlijk, die werkte als bloembindster in het Amstel Hotel. Alles in
die tuin was mooi, vonden ook de bijen en hommels. Het geurde zoet en fris en pittig.
Weelderige lome bloemen en gedisciplineerde kruiden en zelfs het gras, alles mooier dan ik
ooit gezien had. Ik begreep daar dat het paradijs een tuin was.

Om in de tuin te komen liep ik van de keuken op de begane grond naar de logeerkamer
achter het huis. De openslaande deuren van die kamer voerden me naar de schemering, een
schemering die opgeheven werd door zware takken opzij te duwen. De zware takken van
een bruidssluier. Een bruidssluier als een waterval, stromend van het balkon op de eerste
verdieping tot ver op het stenen terras. Een bedwelmende hemelpoort, daarachter de tuin.

Mijn eerste woning, in een witgepleisterd pand in de Jordaan, had een bruidssluier naast
de voordeur. Van het dak naar de stoep, en zomers als mijn ramen openstonden groeiden
kronkelende takjes naar binnen. Na de tweede zomer werd het pand voorzien van dubbele
beglazing. En passant werd de bruidssluier verwijderd om de gevel te schilderen.

Een kleine tien jaar later, de eerste zomer in het nieuwste huis. Een balkon aan de gracht
heb ik nu, met een wijds uitzicht over de daken van de stad. Een balkon met een glazen
wand die ik het afgelopen weekend heb voorzien van een matglanzende zilverlaag, om als
achtergrond te dienen voor een klimplant. Een bruidssluier, had ik besloten. In weer een
ander huis in het verleden heb ik ooit een schutting laten begroeien met kamperfoelie en
wilde rozen, maar nu waren daar opeens die beelden van de bruidssluiers uit mijn jeugd.

Toch, vanmiddag toen ik de kans had heb ik niet gekozen voor de bruidssluier. Hoewel zij
nog steeds van een simpele schoonheid bleek, bijna zo bedwelmend als in mijn herinneringen,
werd ik geboeid door een ander. Een vreemde complexe bloem, aards en buitenaards tegelijk.
Diep donkerrode stampers tussen enkele groene, witte en paarse franje eromheen, liggend op
een lichtgroene krans van blaadjes. En deze bloemen aan een plant zo bekend en donkergroen
als ware het gewoon klimop. 'Deze' hoorde ik mijzelf tegen de verkoopster zeggen.

"Een passiebloem. Kijk: hij bloeit al, hij voelt zich hier thuis." Ik keek haar aan. 'Toch gaat hij
mee'.

Voorzichtig droeg ik mijn passieplant naar huis, in een versleten rieten mandje. Hij is al bijna
even lang als mijn eigen 1 meter 80. Ik heb een netwerk van draadjes gemaakt, de bovenste helft
van de plant bevrijd van bandjes en touwtjes en hem op zijn plek neergezet. Het kronkelen en
wentelen van de uitlopers is al begonnen. Hij nestelt zich tegen het zilver. De ene bloem heb ik
langzaam dicht zien gaan toen de zon achter het huis verdween. Hij lijkt zo gewoon nu, terwijl
we beiden wachten tot het mysterie van de bloem zich opnieuw laat zien.


Moniiq

terug