Naamloos

Ik beklim je rotsen.
Steen waar zon op scheen,
tranen verdampt.

Ik schuil bij je glimlach.
Wolvenjong, steen voor
blote voeten.

Ik geef je de vlaktes.
Neem ze, ik ben het,
onherbergzaam.

Bron voor wilde dieren
spiegelt de morgen.
Woestijngeheim.

Moniiq