DE MOLEN

Zonder wieken, stomp en dood
Kijkt hij somber voor zich uit
En van zijn versteende huid
Gaat geen notie uit van brood

Is nu enkel nog een toren
Op een open plek in īt woud
īs Zomers, īs winters, warm of koud
Wacht hij eenzaam op het koren

Om hem heen nog steeds het leven
Van het eeuwig zingend bos
Oud en trots ziet hij het aan

Door de mensen opgegeven
Overal begroeid met mos
Zal hij morgen nog hier staan

ML (september 1998)

(op de oude molen in het bos bij īs Heerenberg)