AAN DE WINTER

                O wintertijd zo schaars bezongen
                waarin de straten nat of koud
                waarin de sneeuw het groen bedwongen
                de bloemen in hun knoppen houdt

                niet kent gij -- wintertijd -- de vreugden
                de droefheid die het voorjaar heeft
                maar naakt en sober zijn uw deugden
                en niet meer hebt gij dan gij geeft

                wat doet ons -- wintertijd -- soms zuchten
                wanneer -- zo rijk -- de lente komt
                misschien dat wij uw afscheid duchten
                of dat uw naaktheid zich vermomt

                bij vele harten passen beter
                uw regen -- wintertijd -- uw wind
                gij met uw koude klare sterren
                belooft niet meer dan gij bemint

                Jan Hanlo (1912-1969)