O, DAT IK HATEN MOET EN NIET VERGETEN

                O, dat ik haten moet en niet vergeten!
                O, dat ik minnen moet en niet vergaan!
                Ach! Liefde-in-Haat moet ik mijzelven heeten,
                Want geen kan de andere in mijn hart verslaan.

                In droef begeeren heb ik neêrgezeten,
                In dreigend gillen ben 'k weêr opgestaan...
                Wee! dat ik nooit dat bitt're brok kon eten,
                Van stil te zijn en heel ver weg te gaan.

                Eén hoop slechts, één, één enkel zoet vermeenen,
                Eén weten, maar ik kan het niet gelooven...
                Ach, dit: dat rusten onder groene steenen

                Een eeuwig rusten is, in één verdooven,
                En dat de dooden niet in donker weenen
                Om 't zoete leven met hun lief daarboven.

                Willem Kloos