DE GELATENE

                Ik open 't raam en laat het najaar binnen
                Het onuitsprekelijke, het van weleer
                En van altijd. Als ik een ding begeer
                Is het: dit tot het laatste te beminnen.

                Er was in 't leven niet heel veel te winnen.
                Het deert mij niet meer. Heen is elk verweer,
                Als men zich op het wereldoude zeer
                Van de miljarden voor ons gaat bezinnen.

                Jeugd is onrustig zijn en een verdwaasd
                Hunkren naar onvergankelijke beminden,
                En eenzaamheid is dan gemis en pijn.

                Dat is voorbij, zoals het leven haast.
                Maar in alleen zijn is nu rust te vinden,
                En dan: 't had zoveel erger kunnen zijn.

                J.C. Bloem