DOODGAAN

                I

                De bomen dorren in het laat seizoen,
                En wachten roerloos den nabijen winter...
                Wat is dat alles stil, doodstil... ik vind er
                Mijn eigen leven in, dat heen gaat spoên.

                Ach, 'k had zo graag heel, héél veel willen doen,
                Wat Verzen en wat Liefde, -- want wie mint er
                Te sterven zonder dees? Maar wie ook wint er
                Ter wereld iets door klagen of door woên?

                Ik ga dan stil, tevreden en gedwee,
                En neem geen ding uit al dat Leven meê
                Dan dees gedachte, gonzende in mij om:

                Men moet niet van het lieve Dood-zijn ijzen:
                De dode bloemen komen niet weêrom,
                Maar Ik zal heerlijk in mijn Vers herrijzen.

                Willem Kloos (1859-1938)