VAN DE ZEE

                Aan Frederik van Eeden

                De Zee, de Zee klotst voort in eindeloze deining,
                De Zee, waarin mijn Ziel zichzelf weerspiegeld ziet;
                De Zee is als mijn Ziel in wezen en verschijning,
                Zij is een levend schoon en kent zichzelve niet.

                Zij wist zichzelven af in eeuwige verreining,
                En wendt zich altijd òm en keert weer waar zij vliedt,
                Zij drukt zichzelven uit in duizenderlij lijning,
                En zingt een eeuwig-blij en eeuwig-klagend lied.

                O, Zee was Ik als Gij in àl uw onbewustheid,
                Dàn zou ik eerst gehéél en gróót gelukkig zijn;

                Dán had ik eerst geen lust naar menselijke belustheid
                Op menselijke vreugd en menselijke pijn;

                Dan wàs mijn Ziel een Zee, en hare zelfgerustheid
                Zou, wijl Zij groter is dan Gij, n\'og groter zijn.


                Willem Kloos (1859-1938)