Een fragment uit het voorwoord bij de Nederlandse vertaling van de roman Bomarzo, door Hella S. Haasse


Wat wil 'Bomarzo' zeggen? Geografisch gesproken is het een stadje, gelegen aan de weg van Viterbo naar Orte, in de provincie Umbrië, het antieke Latium dat de Romeinen als hun stamland beschouwden. Bomarzo heette in de Middeleeuwen ook het kasteel dat nog steeds hoog op de heuvelrug het landschap domineert. Na verbouwingen in de zestiende eeuw werd het Villa Orsini genoemd, naar het adellijke geslacht dat meerdere bezittingen in de streek had. Nog maar enkele tientallen jaren geleden sprak men meestal van de Villa Meraviglia, de Villa der Wonderen, vanwege de bij het slot behorende, terrasgewijze aangelegde, naar een vallei afdalende tuinen, bevolkt met uit de plaatselijke rotsformaties gehakte sculpturen die wijd en zijd bekend staan als `I Mostri', de Monsters van Bomarzo. Wie het tegenwoordig over Bomarzo heeft, bedoelt dan ook dat curieuze park. Behalve een geijkte bestemming voor dagexcursies vanuit Rome, is het sinds jaar en dag een studie-object voor cultuurhistorici en een bron van inspiratie voor kunstenaars geweest.

Waarschijnlijk is niemand zozeer 'in de ban van Bomarzo' geraakt als de Argentijnse schrijver Manuel Mujica Lainez (1910-1984) Hij behoorde van huis uit tot een rijk, voornaam milieu in Buenos Aires, beheerst door de strenge, Spaans-creoolse mentaliteit van de negentiende eeuw (zij het enigszins getemperd door de voorkeur van ontwikkelde dilettanten in die kringen voor de Franse fin-de-siècle cultuur, met al wat dat inhield aan verfijnde decadentie). Mujica Lainez werd opgevoed in Frankrijk en Engeland. Hij vertoonde al op jeugdige leeftijd de kenmerken van een erudiet en estheet, met litteraire roeping. Nauwelijks eenentwintig jaar oud, werd hij opgenomen in de redactie-staf van het blad La Nación. In de loop der jaren bekleedde hij functies als die van secretaris van het Argentijnse Nationale Museum voor Decoratieve Kunst, en van algemeen directeur voor Culturele Betrekkingen bij het ministerie van Buitenlandse Zaken. Hij heeft in Parijs en Londen gewoond, en veel gereisd in de Verenigde Staten, Europa en Azië. Zijn oeuvre omvat essays op historisch en cultuurhistorisch gebied, verhalen en romans. Dood en vergankelijkheid, en geslachtelijke dualiteit zijn steeds terugkerende thema's in zijn werk. Hij had een uitgesproken voorkeur voor het fantastische en barokke.

Tijdens een reis in Italië bezocht hij met een paar vrienden voor de eerste maal Bomarzo, op 13 juli 1958. Dadelijk had hij het gevoel: hier ben ik al eens geweest. Naarmate hij meer te weten kwam over persoon en leven van Pierfrancesco Orsini 1523-1585), heer van Bomarzo, die gewoonlijk op grond van het voorhanden feitenmateriaal beschouwd wordt als degene die het beeldenpark heeft laten aanleggen, vereenzelvigde Mujica Lainez zich in steeds sterkere mate met deze kunstzinnige, litterair-begaafde renaissance-vorst. `In de loop van de tijd ben ik tot het inzicht gekomen, dat ik in een vorig leven die hertog van Bomarzo ben geweest. Ik bèn Bomarzo,' verklaarde Mujica Lainez eens in een interview. `Ik ontdekte dat ik de dingen die ik dacht te verzinnen, in werkelijkheid niet verzonnen had. Het is mijn eigen leven. Het is de overwinning op de dood.'

In 1962 verscheen zijn omvangrijke roman Bomarzo, waarin de ik-figuur, Pierfrancesco Orsini, meestal Vicino genoemd, zijn levensgeschiedenis verhaalt, de lange lijdensweg van een overgevoelig, mismaakt mens, gekweld door twijfel en angst, maar tegelijkertijd bezeten van eerzucht en agressie. Een horoscoop heeft hem ooit de onsterfelijkheid beloofd. In zijn hedendaagse reïncarnatie als Mujica Lainez herinnert Vicino zich tot in details het voor zijn wezen beslissende verleden. Geen enkele persoon of gebeurtenis uit de tussenliggende vier eeuwen van herhaalde wedergeboorte heeft een rol van betekenis kunnen vervullen voor zijn individuele ontwikkeling, vergeleken bij die stortvloed van hartstocht, geweld, lijden en hunkering naar transcendentie en verlossing, die zijn deel geweest is in de periode waarin hij als regerend hertog zijn stempel drukte op het slot en de grond van Bomarzo, en een `hermetische missie' vervulde door de aanleg van het beeldenpark. Hij experimenteerde met alchemie en geestenbezwering. Bijkans alle beroemdheden van zijn tijd heeft hij gekend: Paracelsus genas hem van een afschuwelijke kwaal, Benvenuto Cellini smeedde een ring voor hem, Lorenzo Lotto schilderde zijn portret, Cervantes redde hem het leven in de zeeslag bij Lepanto, keizer Karel V gaf hem de ridderslag.

Mujica Lainez' obsessionele betrokkenheid bij leven en lot van de geestelijke vader van de Monsters, verraadt zich in de eindeloos herhaalde beschrijvingen van Vicino's frustraties, gevoelens van onmacht en schaamte, en vooral van wat een criticus eens aanduidde als `el elemento pasional equivoco'.
Met wellust heeft Lainez zich overgegeven aan de visuele pracht van het leven der groten in dat tijdperk: als het ware een reusachtig spektakelstuk, uitgevoerd door mannen en vrouwen in brokaat en zijde, schitterend van kostbaarheden; een weergaloze luxe van kleding en tooi, ten toon gespreid in kastelen en paleizen, in ceremoniële optochten en plechtigheden. Men herinnert zich dergelijke groepen gezien te hebben op schilderijen, met alle details in de houding, de gezichten van de personages, de landschappen, de architectuur. De Nederlandse vertaling van Adri Boon geeft in elk geval een indruk van de rijkdom aan kleuren en vormen die Mujica Lainez' proza suggereert. Eigenaardig prikkelend is de vermenging van zeer concrete beelden van zestiende-eeuwse mensen en hun omgeving, met de uiterst deskundige historische en cultuur-historische uitweidingen van de `ik' in zijn hedendaagse verschijningsvorm als Mujica Lainez. Zijn evocatie van grotten met Etruskische tomben, van de geheimzinnige sfeer in dat oude land waar demonen en vegetatie-godheden nog schijnen rond te waren in de beboste valleien, versterkt de onmiskenbaar sensuele aantrekkingskracht van Bomarzo. Dat `gothieke' element van gruwel en geheim speelt een grote rol in de roman. Het kreeg nog eens extra nadruk in het libretto dat Mujica Lainez schreef voor zijn landgenoot, de componist Alberto Ginastera. Diens opera Bomarzo werd in 1967 voor het eerst uitgevoerd, en wekte zeer tegenstrijdige reacties, vanwege de bizarre muziek en de door velen als griezelig en pervers gekarakteriseerde handeling. In Buenos Aires kwam, na een aanvankelijk verbod door de censuur, het werk pas in 1972 op de planken.