Bewerkte versie van: The monstrous in two argentine novels door David William Foster.Vertaling: Adri Boon Bomarzo is zonder twijfel een van de gedenkwaardigste -en ongewoonste- werken uit de Argentijnse literatuur van de laatste decennia. De roman speelt zich af in het Italië van de zestiende eeuw en behelst de `bekentenissen' van Pier Francesco Orsini, hertog van Bomarzo. Door een staaltje van tovenarij is deze edelman in staat zijn levensverhaal te vertellen, geheel in de trant van zijn tijd, terwijl hij in een twintigste-eeuwse studeerkamer zit, onder zijn portret zoals dat Lorenzo Lotto vierhonderd jaar eerder van hem schilderde. Met de bedoeling de renaissance-waarden op hun kop te zetten en ze te injecteren met de zwarte humor van de moderne tijd, wordt Orsini opgevoerd als een zwarte kunstenaar. Niet de renaissance magus, die Gods universum ontraadselt, maar de necromant, die de zwarte hel van zijn eigen ziel peilt. Het resultaat, na een lange lijdensweg, is het beroemde park van Bomarzo. Aangelegd als sardonisch antwoord op de groots aangepakte fresco's in het paleis, holle weerspiegeling van het officiële beeld van de edelman, drukt het park in afschuwwekkende en gargantueske stenen figuren de barokke beelden van Orsini's geweten uit. De figuren zijn letterlijk een panoramische verbeelding van de gruwel, wanhoop en slechtheid van zijn diepste ik, van een voor zijn tijdgenoten onbevattelijk bestaan, waarvan, zo mag men veronderstellen, de betekenis pas echt tot de hertog doordringt wanneer hij er vierhonderd jaar later op terugblikt. Waarom juist de renaissance? Het is waar dat de roman iets van onechtheid aankleeft, hoewel Mujica een te subtiel en meeslepend schrijver is om de lezer te vervelen met literatuur die meer weg heeft van ruwe archeologie. Waarschijnlijk hebben veel mensen in het westen nog steeds last van die paradigmatische Burckhardtiaanse-Nietziaanse mythe van de renaissance, en van een van haar hardnekkigste erfenissen: dat de mens de maat voor alle dingen is, in de eerste plaats omdat hij geschapen is naar Gods beeld en gelijkenis. Vrijwel iedereen zal het er mee eens zijn dat voor de moderne intellectueel een dergelijk even optimistisch als achterhaald geloof onaanvaardbaar is geworden. Door Orsini zichzelf te laten portretteren binnen het gruwzame contour van een hedendaagse Elkerlik en tegelijkertijd als een geïntegreerd renaissance-mens, zwelgend in pracht en praal, accentueert Mujica Lainez niet alleen de geloofwaardigheid van Orsini's gekwelde wezen, maar ontmythologiseert hij tevens op pakkende wijze de positieve mensgerichte waarden die wij koesteren als het legaat van de renaissance. Het portret is subliem, maar het is het park van Bomarzo wat een mens ertoe brengt te schouwen in zijn eigen innerlijke afgrond, en om die reden - de doorwrochte historische achtergrond even buiten beschouwing gelaten - blijft het, zoals de titel aanduidt, de krachtigste van de twee metaforen. Orsini's waarde als getuige ligt niet zozeer in zijn zelfverwerkelijking, maar in de klinische, objectieve manier waarop hij zich uitdrukt, als het onontkoombare en dus enige noodzakelijke drama dat de mens moet bezighouden. De grondgedachte van de roman en het ironische anachronisme worden op het laatst effectieve middelen ter ondersteuning van de originele kijk op wat feitelijk een hedendaags psychologische -of psychanalytische- gemeenplaats is. Het park van Bomarzo, met zijn bizarre reusachtige stenen figuren belichaamt Orsini's enige echte onsterfelijkheid, die hem door de sterren was voorspeld. Het is een onsterfelijkheid van zijn mismaakte ziel, die veel tastbaarder is dan die van zijn overlevende vervormde lichaam. Bomarzo mag in grote mate autobiografisch worden genoemd, niet omdat de details een sleutel vormen tot Mujica Lainez' persoonlijke leven, maar in de zin dat de auteur-verteller zichzelf, in artistiek opzicht, beschouwt als de onsterfelijke belichaming van de hertog. De roman is, om zo te zeggen, een opvoering van het latente drama van de roerloze figuren van het park. In een poging hun geschiedenis tot leven te wekken biedt de romancier zijn eigen even onsterfelijke versie van de tuin, als weerspiegeling en als huiveringwekkende metafoor van de menselijke ziel.
|