‘S N I X

 

 

 

Kerstviering 1995

Van Lingen College

Tekst: Marinus van der werf

Muziek: Eugene Ceulemans

 

 

 

 

 

1.   I N   D E N  B E G I N N E

 

[De zaal ziet er uit alsof er niets gebeuren gaat. Geen verduiste­ring. Voor zover er podium­delen staan ogen ze alsof er nog opgebouwd moet wor­den. Ergens goed zicht­baar, zit MAR­JA. Ze bekijkt af en toe de foto van haar vriend, en wacht. PAM komt op, ze zeult een kleding­rek achter haar aan, klimt met tekstboek op hoge ladder. KAIN komt op, rommelt met de rot­zooi.]

 

KAIN

Hai.

 

[Geen reactie]

 

PAM

[Bestudeert haar tekst. Ze leest regels, herbegint, probeert het ge­dragen, probeert het snel, deftig, lang­zaam, met grappig stem­metje, etc.] In den beginne schiep God de hemel en de aarde. De aarde was woest en ledig, duis­ternis op de vloed, en over de wateren zweefde de geest van God.

 

NANA

[Komt op, zingt boven PAM's tekstoe­fenin­gen uit.]

 

In den beginne

toen alles begon te beginnen

in den beginne

kwam God uit het niets

het niets te binnen

en verzon wat begon

om te blijven be­gin­nen

in den beginne

was het Woord en het Woord

plantte zich voort in

lichaam ziel en zinnen

in den beginne

 

[Andere spelers vullen groepsge­wijs de muziek aan, met elk een eigen toon.]

 

schiep God zich een mens   

en de mens zich een god

en zo deelden zij een zelfde lot

in den beginne

de mens kreeg de geest

en bezield en bevleesd

kwam hij bij zinnen

en verzon hoe het kon

dat alles begon,

en hoe het begin was begonnen

in den beginne

 

[gesproken] Ik vind dit maar een vage tekst op vage muziek. Ik krijg spontaan last van schurft op m'n stembanden.

KAIN

[Tegen MARJA] Wees blij dat je iets te zingen hebt

NANA

Ik zing het nu zes weken en ik snap nog steeds niet wat ik zing.

FIEL

Ik zal het je uitleggen.

NANA

Laat maar

FIEL

Het ìs namelijk niet te snappen.

KAIN

Die tekst is van mijn broer.

FIEL

Hoe kan een mens bevatten waar hij zelf deel van uit maakt.

KAIN

Die heeft altijd van die warri­ge teksten.

FIEL

Hoe kan de waarneming zichzelf waar­nemen. Of: Hoe kan een vis beseffen hoe het is om buiten het water te leven, als hij niet buiten het water leven kan?

MARJA

[Richt zich op, zingt, als kinder­liedje] Een vis hoort in water,/ en jij hoort in God / want anders ver­droog je / en ga je... [Ze zwijgt als ze bemerkt hoe ze gezien en ge­hoord wordt door de anderen.] Dat is een kinderversje. Ik dacht opeens aan mijn moeder, dat ze zong, toen ze nog een stem had.

KAIN

[Tegen MARJA.] Ben jij de nieuwste scharrel van mijn broer? Heeft hij je weten te lijmen met een plotse­ling opnieuw erbij bedacht rolle­tje in zijn nieuwe produk­tie. [Geen re­ac­tie]

NANA

Dit is een chris­telij­ke school. En wij doen een chris­te­lijk toneel­stuk. Over de schep­ping van de wereld. God schiep de wereld in ze­ven dagen, en wij doen het straks in een uurtje. Waar ga je heen God? Even een we­reldje schep­pen. Kom je terug, God. Ja ik kom terug. [Schudt nee] Dat duurt nu al een eeuwigheid.

MOES

[Komt op, handen in de zakken.] 9 Uur, over twee uur be­gint het, en d'r is nog niemand en d'r is nog niks. Alleen deze zooi. [Gaat ergens staan iets volkomen zinloos te doen.]

PAM

Ik ben er

KAIN

[Immiteert geirritieerd] 'Ik ben er.'

NANA

[Begroet MOES] En ik ben er.

MOES

Nana!

NANA

Moes!

KAIN

'En ik ben er'

NANA

[Gaat naar Moes toe] Wat ben je vroeg, Moes?

KAIN

'Ik ben er, ik ben er'.

NANA

Kom jij je bed uit voor dat ene regeltje tekst.

KAIN

[Tegen MAR­JA] IJdele egotrip­pers, zoals al die typjes die houden van toneel. Moes­ten zonodig een rolle­tje. Dat kan, een rolle­tje.

MOES

Imponerend decor, Ka. Alsof de derde wereldoorlog al geweest is. Moet je zo laten, dan heeft het publiek nog wat te knutselen, als het zich ver­veelt.

NANA

Het basismateriaal is puin.

KAIN

[Tegen MARJA] Ik zou voor het decor zor­gen, zei ik. Ik wou m'n broertje laten zien, dat ik ook wat kon. Ik kan ook wel wat, maar niet als hij zich er mee bemoeit. [­MARJA z­w­i­j­gt] Ken ik jou ergens van? [Stil­te] Ken jij mij ergens van? [Stilte] Spraak­zaam type ben jij,

MOES

Dit schiet niet echt erg op hè.

KAIN

van het type dat aan de monitor ge­legd moet worden om te zien of het nog leeft.

MOES

Maar... we gaan er voor.

NANA & MOES

'Tadatadatadaadaaa...'

KAIN

Doe dan wat, als je vindt dat er te weinig gedaan wordt, of blijf weg als je vindt dat het toch niks wordt, of kom hier, dan ram ik je voor je hoofd. [Tegen MARJA] Beetje ver­sla­pen. De generale is om 11 uur. Beetje erg versla­pen. Gisteren door­ge­zakt. Grootse plannen. Tot diep in de nacht. Hoe het is om op eigen benen te staan. Dag vader. Dag huis. Dag broer. Mijn moeder is pleite, mijn vader ziet meer in mijn broer dan in mij. Ik ga tekeer als ik kwaad ben, mijn broertje blijft vriendelijk lachen.

ELF

[Komt binnen, ze ziet er onberispe­lijk uit.] Kasper, ga je mee. Ik ga nú de stad in, schoenen kopen.

KAIN

Alweer.

ELF

Ik zoek nog iets leuks voor de kerst.

MOES

Waarom heb je schoenen nodig. Met kerst zit je voornamelijk op je luie reet te schransen.

KAIN

[Negeert MOES} Ik moet dit nog doen.

ELF

Voor jezelf of voor je broer. Jij laat je altijd naaien door die broer van je.

KAIN

Help me liever.

ELF

Zie ik eruit dat ik ga sjouwen met rotzooi?... [Ze gaat] Dag 'Kain'. Zeg maar tegen je broer dat ik helaas niet kan komen kijken, omdat ik iets anders heb te doen, dat ik nu ga verzinnen.

 

[KAIN loopt haar na, NIES komt bin­nen met grote koffer, loopt hem in de weg.]

 

NIES

Kain, moet ik m'n giraffepak laten zien. [KAIN kijkt niet begrij­pend] Mijn moeder heeft een giraffe­pak gemaakt. Voor die scene met die gi­raffe.

KAIN

[Kwaad] Er is geen scene met een giraffe

NIES

Maar Abel zei

KAIN

[Nog woester] Er is geen scene met een giraffe. Die was te lang. En te hoogge­grepen. Net als Abel, en die is er ook niet.

PAM

Zullen we maar beginnen, Kain.

KAIN

[Valt uit] Ja!

 

[MUZIEK 'In den Beginne' zet in. Een stel MEIDEN komt op]

 

MATS

Ik doe niet meer mee, Kain.

KAIN

Dan moet je bij mijn broer zijn.

ANDEREN

En ik ook niet... En ik ook niet.

KAIN

En waarom niet?

MATS

Wat dacht je? Dat dansje. Dat nijlpaarden-dansje. Straks worden we in de klas voor nijlpaard uitgescholden.

ANDER

Dan doen ze nu al

KAIN

En straks komt de potvis klagen dat ie voor lesbisch wordt uitgescholden

BOY

Trouwens, ik had me opgegeven om te spelen, en niet om te zingen.

DIRK

Waarom staat er niet in het programmaboekje dat ik de muziek heb geschreven?

BOY

Ik wil best mee doen, maar ik ga niet in zo'n meidenkoor over sperciebonen staan zingen.

MOES

Omdat je demuziek gejat hebt.

DIRK

O ja, waarvan dan?...

NANA

Kinderen voor kinderen.

DIRK

Ik ben begonnen met een kale pretentieuze tekst over sperciebonen en komkommers, met niks dan wat woorden, en heb gepuzzled en gezweet, tot ik naar mijn idee toch net iets meer had dan die gemiddelde housedreun die jou dagelijks in coma houdt.

KAIN

Ho ho [Heeft ondertussen met een dikke stift wat op een stuk karton geschreven. 'God schiep de wereld en Dirk deed de muziek'] Zo goed. [Hij bevestigt het aan het decor.] En dan moeten we nu beginnen.

PAM

Waar beginnen we.

KAIN

Bij het begin

NANA

Nee he, niet weer. Ik heb al gezon­gen.

 

[Muziek gaat nog even door, NANA zingt demonstratief níet]

 

KAIN

[Biedt MARJA pepermunt aan] Peper­muntje? Kom je voor de voor­stel­ling? Ik stink uit m'n bek, volgens mij ben ik ziek. Of het komt me gewoon de strot uit. Wat doe jij hier?

MARJA

Wachten

KAIN

Wachten. Te gek. [Loopt rond. Begint dan het een en ander te versjouwen] Ergens op? Of ge­woon zomaar wachten in z'n algemeen. Dat er later op je graf­steen staat: Hier heeft ze haar hele leven op ge­wacht. Hoelang al. En op wie?

MARJA

Ik wacht op hem.

KAIN

En ik wacht op m'n broertje. En die wacht tot ik deze rotzooi heb omgetoverd tot een paradijs, en dan komt hij, om de blitz te maken met z'n stuk. D'r is nog niet eens ver­duis­terd, zie je. Ah de lampen han­gen wel. [Richting lichtploeg] Hee Sam, heb je al licht?

SAM

Ja, ik heb licht, maar dan moet jij het donker maken

KAIN

Typisch kerst. Moes, mooie klus voor jou. De boel verduisteren. Daar ben je toch goed in.

MOES

Ik doe m'n ogen wel dicht.

KAIN

Ga jij je tekst maar leren, Moes. Ik maak me sterk dat jij dat ene regeltje tekst van je niet eens tot een fat­soenlijk einde weet te brengen.

 

[Er wordt verduisterd. Een lamp gaat branden op MARJA]

 

PAM

[Is van de ladder afgekomen, rommelt bij het kledingrek, probeert diverse soorten kleding, zoals ze de hele voor­stelling door blijft doen.] Er zij licht, zei God. En er was licht. En Hij zag dat het goed was, en maakte schei­ding tussen het licht, de dag, en duis­ternis, de nacht. Toen was het avond geweest, de eer­ste dag.

DUSTY

[Tegen MARJA, duidt op KAIN] Ken je hem. Dat is Kain....

MARJA

Wie noemt z'n kind nu Kain?

DUSTY

Eigenlijk heet hij Kasper... maar ze noemen hem Kain, vanwege z'n karakter - en vanwege z'n broer... Vroeger dacht ik dat iemand goed was of slecht. Roodkapje was goed, de wolf was slecht. Je vader is goed, de duit­sers waren fout, Veroni­ca is okee, de EO is shit. Dat soort sche­ma's. Meest­al is ie aardig, maar soms krijgt ie zo'n donkere trek op z'n kop. Zo'n kop van Gro­ningse klei, waar hooguit nog een aardappel in wil groeien. Ik mag hem wel, maar als ie driftig wordt moet je uitkij­ken. Z'n broer is leuker, lichter, niet zo somber. Maar ijdel. En op een irritante manier altijd maar, hoe zeg ik dat...

KAIN

Wat sta je te kletsen. Over mij?

MARJA

Over je broer.

KAIN

Nog erger. [Mept iets tegen de grond. Ver­strakt] Praten over iets wat er niet is. Als ik af sta te wassen zit hij op het toilet. Met een boek. Hij heeft nu eenmaal last van z'n darmen, zegt m'n vader.

NANA

We hadden nog in ons bed kunnen liggen, Moes. Maar jij komt je bed uit voor één regeltje tekst.

MOES

Aan het eind.

NANA

Aan het eind. De wereld is niet meer wat ie was, Moes. Ik dacht okee, ik doe een keertje mee. Krijg ik zo'n new-age gedoe­tje te mekkeren [Zingt opnieuw]

PAM

Hemel en aarde, zei God.

MOES

Kom Ka, werken

PAM

Hemel en aarde, zei God,

MOES

Werken, zei God.

PAM

onder en boven, plaats en tijd. De tweede dag. En Hij zag dat het goed was.

MARJA

Hij zou met de bus komen.

NANA

Wie? God? [MOES en NANA liggen in een deuk?]

MARJA

Zeker ver­traging, of zo.

NANA / MOES

Busje komt zo.

KAIN

[Is zichtbaar bezig zich niet op te winden over NANA &MOES] Wie.... Is het... [Ziet DUSTY] is het ernstig, is er sprake van lief­de.

MARJA

Liefde?

KAIN

[Spelt, kijkt daarbij naar DUSTY] L-I-E-F-D-E. De L van lust, de i van ingewik­keld, de e van emo­tie, de f van fuck you, de d van maak je niet dik, de e van einde. [MARJA kijkt geschrokken, KAIN zondert zich af. PAM schiet hem aan]

PAM

Heb je gezien wat ik doe. Ik probeer die kale tekst te illustreren door gebaar en kleding. Ik heb wat kleren meegebracht. Maar wat doe ik aan bij die scene dat God de mensen schept

KAIN

Je badpak. Dat doet die tuthola van Baywatch ook. Liefde. Of je iemand z'n harses inslaat, of plat op z'n bek zoent, het komt allemaal voort uit hetzelfde eigenbe­lang. Liefde is zelf­be­vredi­ging. Liefde is ijdelheid, zorgen dat je je niet ver­veelt. Waar blijft hij, dat broertje van mij. Die weet alles van bontjassen en badpakken. Liefde is als die teksten van mijn broer­tje. Dat lijkt veel, maar het is als wind na een bord vol bruine bonen. IJdel­heid.

 

[KAIN gaat de deur uit. Steeds meer mensen vullen de ruimte.]

 

PAM

Hij zei: Land en water,

groene aar­de, groen gewas,

dat aardt naar de aarde,

dat aardt naar z'n aard

vruchtbomen, gras

en zaadgevend ge­was

en zo was het, het was

zoals het was, de derde dag

 

KOOR

Sperciebonen, bruine bonen,

witte bonen. Sla

Artisjokken, kom komkommer en sla.

Raapstelen. Spruiten. Witlof. Sla.

Knolselderij, selderie, seldera,

Bieten bieten bieten. Broccoli

- Spina! Spina! Spi nazi!

 

Hoge bomen, lage bomen,

dikke bomen. Beuk

Beukenoten, kokosnoten, pinda. Beuk.

Aardbeien, aardappels, appel. Beuk

Appels van oranje, eikel en kastan­je,

Kiwi kiwi kiwi kierewiet

- En de tourist bestond nog niet

 

SOLO

En overal was zachtgroen gras

dat nergens platgelopen was

 

KOOR

Hij / zij zag dat het goed was

Zij / Hij zag dat het goed was

Hij zag zij zag dat het goed was

Hij zag wat ze zag de derde dag

 

PAM

Zon maan en sterren, zei God. Dat er lichten zijn aan het uitspan­sel van de hemel. De vierde dag.

 

KOOR

Hij zag zij zag ....

Hij zag wat ze zag de vierde dag

 

PAM

[Ondertussen krijgt ze van IEMAND een goudvis in een kom in handen geduwd. Ze weet zich er niet goed raadt mee, maar houdt haar tekst vol] En God zei: Dat de wate­ren we­melen van de le­ven­de we­zens, en dat het gevo­gelte over de aarde vliege, langs het uit­span­sel des hemels. Toen schiep God de grote zeedieren, en alle krioe­lende leven­de wezens, waarvan de wateren weme­len, naar hun aard, en al­lerlei ge­vleugeld gevo­gelte naar zijn aard, en hij zei: Weest vrucht­baar en wordt tal­rijk. Toen was het avond ge­weest, en het was morgen ge­weest: de vijfde dag.

 

KOOR

Hij zag zij zag...

Hij zag wat ze zag de vijfde dag

PAM

En God zeide: Dat de aarde voort­brenge levende we­zens. Kruipend ge­dierte. Wild ge­dierte, en alles wat op de aardbo­dem kruipt naar zijn aard.

 

[KAIN komt binnen, sjouwt twee grote panelen met zich mee. Wat er op ge­schilderd is, is niet te zien.]

 

PAM

Laat ons mensen maken, zei God, men­sen, als onze gelij­ke­nis, man en vrouw. En zo schiep God naar zijn beeld de mens, man en vrouw, schiep hij schiep zij.

KOOR

Hij zag zij zag...

Hij zag, zij zag, dat het goed was

KAIN     

[Schreeuwt] Ho!

KOOR

Hij zag wat ze zag de zesde dag

 

KAIN

Ho. [Stilte] Waar blijft die broer van mij. [Tegen MARJA] Die veelbelo­vende minnaar van jou laat het afwe­ten. [Stalt z'n panelen uit, met de achterkant naar de zaal. ANDERE SPE­LERS drommen er omheen] Vreemd dat mensen verliefd worden op wat er niet is, en niet op wat er wel is.

 

[SPELERS applaudisseren, fluiten, bij het bewonderen van de panelen.]

 

PAM

Laat ons mensen maken, zei God, men­sen, als onze gelijkenis, man en vrouw. En zo schiep God naar zijn beeld de mens, man en vrouw, schiep hij hen. De zesde dag.

KOORTJE

En hij / zij zag

 

[Ondertussen worden de panelen omge­draaid, ze laten een levens­groot geschilderde ADAM en EVA zien. ABEL komt op, overziet het decor in wor­ding. PAM zoekt contact, maar ABEL reageert niet]

 

TIEP:

Als ik God was zou ik het heel an­ders doen.

DUKS:

Geen vogels. Die schijten je auto onder.

IZZY R.

Nou... zo'n adelaar boven je hoofd als je op je motor door de vlakte rijdt is wel aardig na­tuurlijk.

PAM

Abel?!

TIEP

En een zee zonder haai is wel errug saai. Maar goud­vissen, nee. Voor geen goud.

DUKS

En mensen, ja wel mensen, maar al­leen de mooie.

STRIEP

De Eva's als Naomi Camp­bell, of Cyn­dy Craw­ford, van die mensen met wie je zon­der gene over het naakstrand durft.

TIEP

En niet van die buikige vaderty­pes, als mijn vader. [Anderen lachen, weten over wie het gaat] Straks doe ik examen. Dan komt ie op de diplo­mau­itrei­king. Vreselijk. Dan gaat ie daar een foto staan flitsen met dat japanse mongolencamera­atje op z'n dikke Grolschpens.

PAM

Abel?

DUKS

En wel snelwe­gen in dat paradijs. Want wat heb je aan een paradijs als je ner­gens kunt komen.

IZZY R.

En een koffie­shop op elke hoek, waar je aan het eind van de dag gezellig kunt zitten blowen met je medeschep­sels.

TIEP

Als God in het paradijs een café had geschapen, zou Eva nooit in de ver­leiding zijn gekomen om op zo'n zure appel te gaan kauwen.

STRIEP

Zou jij uit de kleren gaan als jij in een toneelstuk Eva moest spelen?

DUKS

Jij?

STRIEP

Ik heb niks te verbergen. Maar dat houd ik liever verborgen.

KAIN

[Terzijde.] Welke idioot verzint er een voor­stelling over zoiets achter­haalds als het schep­pingsver­haal.

STRIEP

Zeven dagen om de wereld te maken. Om mij te maken had m'n moeder al negen maanden nodig, al was m'n va­der sneller klaar.

KAIN

[tegen ABEL] Ha, God is wakker, de wereld ontwaakt.

ABEL

[tegen Kain] Wat is er met jou? [Ziet MARJA en vergeet het antwoord aan te horen] Hai. [Tegen KAIN] Wie is zij. [Tegen MARJA] Ik ben Abel, de broer van Kain. Ik doe de regie van deze voor­stel­ling. En jij bent?

KAIN

'Ik ben Abel, de broer van Kain', ik heb deze voor­stel­ling ver­zonnen, ik ben de regisseur, kijk mij es, ik heb voor alle mooie meiden een re­geltje tekst bedacht, alleen voor dit meisje dat op haar vriendje zit te wachten heb ik nog niks leuks bedacht, even den­ken, even denken... [Schreeuwt naar Pam] Pam! Waar blijft de zevende dag? we zijn er nog niet!

PAM

Alzo werden voltooid, de hemel en de aarde. En toen God op de zevende dag het werk zag dat hij voltooid had, zag hij dat het goed was, en rustte.

MARJA

[Komt overeind. Ze vertelt het ver­haal, alsof ze het moet recon­strue­ren, alsof het een verhaal is dat ze lang geleden van haar vader/moeder hoorde] Toen de Here God hemel en aar­de... maakte, groeide er... geen enkel veld­ge­was, geen enkel kruid, Hij had het nog niet laten rege­nen... op de aarde... en niemand was er die de bo­dem zou... kunnen bewer­ken. Toen steeg een damp op uit de aarde, de hele... aardbodem werd voch­tig, en de Here God... vormde de mens uit het stof van de aardbodem en blies de levens­adem in zijn neus. En zo werd de mens tot een levend wezen... Ik weet het nog... Veel leuker toch, God met z'n handen in de klei, dan al die feit­jes en ge­tallen van de evolu­tietheo­rie, die je leren dat je miljoenen jaren no­dig hebt om ook maar een klein beet­je te zien verande­ren.

FIEL

Impo­sante getallen. En dan dat schijnbaar chaotische, maar toch zo doelgerichte proces.

MOES

En dan ben je nog niks dan een tros­je atomen dat voortkrui­melt bin­nen een ander trosje atomen. Je bent niks, en het wordt niks, en I'm proud of it.

MARJA

Zo'n verhaal van zo'n God die zich over de aarde buigt en be­hoed­zaam zoekt naar de vorm van een mens, en dan zoent hij aarde tot leven. Dat is een gevoel. En soms voel ik me zo: tot leven gezoend door een God die ik nooit zal kennen, en toch een beetje denk te kennen, die mij ziet en zegt dat het goed is. Kan mij die mil­joenen jaren sche­len. Ik vind een week al zo lang. Waar blijft ie.

ABEL

Dus jij wacht op je vriend.

 

[DUSTY ontfermt zich over KAIN. On­dertussen wordt achter hen PYTHA tot slang geschminkt.]

 

DUSTY

Kain?

KAIN

[KAIN kijkt naar haar, kijkt naar ABEL] Ik ben een hufter. Ja toch.

DUSTY

Nee. Soms.

KAIN

Je liet me zitten. Je liet me straal voor paal staan.

DUSTY

Ik heb het uitgelegd... We kunnen gewoon vrienden zijn

KAIN

Waarom

DUSTY

Omdat ik van je schrok

KAIN

Waarom

DUSTY

Dat weet je.

KAIN

Omdat ik af en toe een grote bek opzet. Waarom zou je uit be­leefdheid in stilte moeten zitten mokken. Ik schold je verrot, en dat was niet beleefd, maar ik had er m'n reden voor. Dat was wat ik dacht, en wat ik voelde, op dat moment, en op dat moment moest ik het kwijt.

DUSTY

Sommige dingen doe je gewoon niet.

KAIN

Wat weet jij van mij. Niks. Ik ben niet altijd be­leefd nee. Niemand is altijd be­leefd. Beleefd­heid is al­leen maar een buiten­kant om te ver­stoppen wat er achter zit. Witge­pleisterde graven, van binnen vol rottende lijken. Weet je wie dat zei? Jezus. Dat zei dat kleine kerstkindje toen het eenmaal groter was. Die had ook z'n driftbuien, omdat ie het zat was. Pam!

 

 

2. D E   B O O M   V A N   K E N N I S

 

ADAM

[Zoekt:] Waar is mijn naaktpak. Ik ben mijn naaktpak kwijt.

PAM

[Trekt opzichtig, want jaloers, de aandacht van haar REGIS­SEUR] Voorts plantte de Here God een hof in Eden, in het oosten. Daar plaatste Hij de mens die hij geschapen had. Ook deed de Here God allerlei geboomte uit de aard­bodem opschieten, begeer­lijk om te zien en goed om van de eten. En in het midden van de hof stond de boom des levens, maar ook de boom der kennis van goed en kwaad.

Wat vind je Abel? Ik heb gepro­beerd de tekst wat smeuiger te ma­ken. Abel!

ABEL

Wat is er.

PAM

[Pissig] Niks.

 

[Dan wordt het stil. EVA kwam intus­sen met de naaktpakken aanzet­ten. ADAM en EVA verkleden zich.]

 

STEMMEN

Kloos? Waar is Kloos.

IEMAND

Kloos zou de stem van God doen.

KAIN

Laat mij maar. [Met donderstem, steeds dichter bij Abel, steeds meer suggererend dat ABEL van MARJA af moet blijven:] Van alle bomen in de hof moogt gij vrij eten, maar van de boom van goed en kwaad zult gij af­blijven, want ten dage, dat gij daarvan eet, zult gij voorzeker ster­ven... Kloos doet het beter, maar ik weet wat ik zeg.

PAM

De slang nu was het listigste van alle dieren des velds, die de Here God gemaakt had, en hij zeide tot de vrouw:

PYTHA

[Komt overeind uit de stoel waar zij geschminkt werd] God heeft zeker wel gezegd: Gij zult niet eten van enige boom in de hof?

EVA

[Kinderlijk] Van de vrucht van het geboomte in de hof mogen wij eten, maar van de vrucht van de boom, die in het mid­den van de hof staat, heeft God ge­zegd: Gij zult daarvan niet eten noch die aanra­ken; anders zult gij sterven.

PYTHA

Gij zult geenszins sterven, maar God weet, dat ten dage, dat gij daarvan eet, uw ogen geopend zullen worden, en gij als God zult zijn, kennende goed en kwaad.

Je kunt als kindje bij pappa in de box blijven zitten, maar je kunt ook als kind van je vader de erfenis opei­sen, en de wereld in trekken. Er is zoveel meer te zien en te beleven dan in dit subtropische zwempara­dijs.

ABEL

[Applaudiseert voor de PYTHA] Prima. [Tegen MARJA, met trots, en zeer lijfelijk aanwezig. FIEL komt mee­luiste­ren] Dit is een lekkere tekst vind ikzelf, eigenlijk is dit de essentie van het hele verhaal. Zo­lang je de keuze niet hebt ben je je niet bewust van goed en kwaad.

FIEL

maar zodra je de keuze hebt ben je verantwoor­de­lijk

ABEL

en zodra je verant­woordelijk bent, word je je bewust van goed en kwaad.

FIEL

Wil en schuld. ,

ABEL

en op dat moment is het paradijs niet meer van­zelf­spre­kend.

FIEL

Je raakt het kwijt, als een droom bij het wakker worden. Op dat moment is het pa­radijs alleen nog een visi­oen van hoe het zou kunnen.

ABEL

Het eten van de vrucht is als het rinke­len van de wek­ker. Je wordt wakker in een we­reld van bit­ter­harde feiten. Dorens, busver­tra­ging, vrienden die konkelen, liefde die te lang duurt om nog passie te lijken, Je wacht op je vriend, die de hemel belooft, maar hij laat op zich wach­ten, en wach­ten, en jij komt tekort aan de herinne­ring.

 

[Ondertussen daalt er een tros bana­nen neer. Tussen brok­stukken zin van EVA door roepen twee koren, ter lin­ker en ter rech­terzij]

 

KOOR

Doe (doe doe) het niet

Doe (doe doe) het wel

 

EVA

Als ik afga op wat ik zie, zie ik een boom, vol vruch­ten, een boom waarvan het goed is om te eten, een lust voor de ogen, ja, dat de boom begeer­lijk is om daardoor ver­standig te worden,

PAM

[Tegen iemand] Ik zou dat heel an­ders doen. Waarom krijg ik zo'n gort­droge tekst, en krijgt zij zo'n rol waar ze niks mee kan. Ik zeg niet dat ik beter ben, ik zou het alleen anders doen. Beetje meer bo­dy. Ze doet maar wat. Maar ze vult niet, ze pakt niet. Waarom heb ik niet gekregen wat zij heeft.

EVA

het gaat tegen alle verstand in om een vrucht te laten hangen tot ie rot, wat is het nut van een vrucht die niet geplukt wordt.  [tegen de vrucht] Jij hangt er voor mij, en ik zal je plukken [De vrucht hangt te hoog, ze kan er niet bij. Als een chimpansee begint ze rond te zoeken naar iets wat te stapelen is.]

 

ABEL

[Terwijl hij ziet hoe EVA zoekt en stapelt, tegen MARJA] Misschien heeft ie zich bedacht, die vriend van jou. Je hebt jon­gens die een wat ongelukkige manier hebben om een relatie te bee­indi­gen. Ze stellen uit en uit, en uitein­de­lijk denken ze: als ik haar een keer vergeefs op me laat wachten, is het makke­lij­ker. Niet eens met opzet. Dan bel je straks naar hem: Waar was je, en dan zegt hij: Eigen­lijk zie ik het toch niet zo zitten wij twee­en.

MARJA

Denk je... Zou jij dat zo doen.

ABEL

Ik niet. [Kijkt naar Kain] Ik zou je een briefje schrijven. Kwestie van fat­soen.

MARJA

[Staat op] Waar is hier een tele­foon?

ABEL

Zou ik niet doen... Bedenk eerst of hij echt wel is zoals jij hem je voorstelt. Zet niet teveel je zinnen op een zo'n jongen.

 

EVA

[Kan inmiddels bij de bananen.] Ik pluk jou omdat niemand mij verbie­den kan wat ik zelf goed acht te doen. God? God was goed voor mij toen ik klein was, maar nu ben ik groot.

 

[Als ze plukken wil kreunt het KOOR. Ze trekt haar hand terug. Opnieuw. Weer gekreun. Opnieuw. Nu zet ze door. Ze plukt de banaan, trekt de schil open.]

 

ADAM

Wat doe je?

EVA

[Schrikt, herstel zich] Vitamine. Lekker. Ook een?

 

[Adam kijkt naar een tweede vrucht.]

 

KOOR

Doe het niet / Doe het wel

 

ADAM

Als zij het lef heeft te beslissen voor zichzelf, waarom zou ik dan te laf zijn. Als zij het kan, kan ik het ook. En beter. Zij deed wat ze niet laten kon, begerig als ze is, typisch vrouwe­lijk, maar ik over­weeg de feiten, en maak een keus, op ba­sis van verant­woorde­lijk­heid. Kwes­tie van handelen op het juiste mo­ment. Dat is wat een man tot man maakt. [Plukt reso­luut. EVA kijkt met stijgen­de verwon­dering, en lich­te afkeer naar ADAM. NA enige tijd:] Wat sta je daar. [Het dringt lang­zaam tot hem door dat hij EVA anders ziet dan voor heen, bedekt z'n ogen, kijkt door z'n vingers.] Moet je dat zien. Die... en die... Je ziet er niet uit met die haren op je be­nen.

EVA

Jij dan.

ADAM

Hoezo ik? [Slaat terzelfdertijd z'n handen voor z'n kruis]

EVA

Je staat er bij als een ongewassen aap, met die modder in je buikhaar, en die bananemprut rond je lippen. Als ik jou zie zou je denken dat je af­stamt van de apen. Heb ik met jou...

ADAM

O ja, en als ik jou zie zou ik

EVA

O ja, wat zou je...

 

[Ze staan met ruzieende rooie koppen tegen over elkaar, schamen zich op­eens, gaan gegeneerd met de ruggen tegen el­kaar staan en  bedekken hun 'schaamte'. Ze kijken angstig rond.]

PYTHA

Struggle for life

ADAM

duren. Als ik hier nog langer sta als een naakte voet­baller bij een vrije trap, krijg ik longont­ste­king.

ABEL

Ga door. Ga door. Prima. [Legt arm om MAR­JA, die het nogal beteu­terd over zich heen laat komen.]

 

ADAM

Als we maar niet gezien worden. Wat doen we? [Hij pakt een struik en bedekt zich.]

EVA

[Idem] Kleren. We maken kleren. Maar hoe?

ADAM

Je doodt een dier, je stroopt z'n huid, en je kruipt in de huid van een ander, Je maakt er een jasje van. Of een broek.

EVA

Je doodt een dier?

ADAM

Bijvoorbeeld, een chinchilla

EVA

Dood?!

ADAM

Je stroopt z'n huid,

EVA

Dood?!

ADAM

je trekt het aan.

EVA

Dood?! Misschien kun je iets doen met gras, of bladeren.

ADAM

Hout? Schors? Mos?

EVA

[Ziet het opeens voor zich] Schape­wol! [Ziet het helemaal voor zich] Misschien kun­nen wij verschillende soorten kleren verzin­nen. En dan beginnen we een winkeltje... En elke nieuwe zomer pre­senteren we dan een nieuwe collec­tie, en dan geven we een kleren­show, een paradijse kle­renshow... en dan zorgen we dat ie­der­een begerig is onze kleren te dragen, en dat noemen we mode, en dan vragen wij er geld voor, en dan maken we jas­sen, en broeken, en lin­gerie,

ADAM

En bontjassen. Dieren zat

EVA

en schoenen met ritsen en veters,

ADAM

[verlekkerd] en naaldhakken, en jarretels, en netkousen

EVA

en dan noemen wij ze Adam en Eve shoes, en dan

ADAM

Wacht. Wat zei je? Je zei: 'Geld?' Wat is dat?

EVA

Dat komt nog wel. Geld is het mooi­ste op aarde, met geld kun je alles. Weet je, weet je, dan kom jij in mijn winkel werken en dan geef ik jou salaris.

ADAM

Salaris.

EVA

Dat ik betaal voor wat je doet

ADAM

Ho, ho, ik laat me niet betalen door jou. Laat mij het geld maar doen, dan doe jij de kleren. En als je zakken hebt, geef ik je zakgeld.

EVA

Ik heb het bedacht

ADAM

Maar ik ben sterker

[Ze gaan boos uiteen.]

EVA

[Probeert het goed te maken] Goed jongen, jij doet het geld, en ik zorg voor de winkel.

ADAM

En voor mij.

EVA

Okee, ik zorg voor jou. En ik zorg voor jouw kinderen als ik ze krijg. Maar jij zorgt voor de schapen, jij scheert ze, en je slacht ze, en als er iemand met z'n poten aan onze spullen zit, dan zorg jij

 

['God' verschijnt.]

TUP

Adam. Eva

ADAM & EVA

[Verbaasd] Jij? Tup? Wat doe jij. Waar is Kloos.

TUP

Ik doe de stem van God

STEMMEN

Tup doet de stem van God

ADAM EN EVA

Jij? Waar is je broer, Tup. Waar is Kloos?

TUP

Kloos is ziek. Hij zei dat ik het maar moest doen. Eigenlijk vond hij sowieso dat ik het maar moest doen. Eigenlijk is hij niet ziek. Eigen­lijk vond hij het een beter idee als ik

ADAM EN EVA

Jij.

TUP

[Onverstoorbaar] Ja ik

ADAM

Kan niet. Kloos was perfekt als de stem van God. Zo'n dijk van een stem, die je, als je nog in God gelooft, graag zou willen horen.

EVA

Kloos had echt iets van een god in zich, in z'n ogen, in het diepst van z'n gedachten, maar jij... Abel, Kloos is ziek. Klopt het dat Tup nu God is?

ABEL

Huh. Nee [Kijkt even op van zijn bemoei­enis met MARJA] Laat hem maar even, ik verzin zo wel wat beters. En anders doe ik het wel.

KAIN

Hij verzint straks wel wat beters, Tup.

PAM

[Passeert en poseert in opzichtige kleren] Toen zij het geluid van de Here God hoorden, die in de hof wan­del­de in de avondkoelte, verborgen de mens en zijn vrouw zich voor de Here God tussen het geboom­te in de hof.

KAIN

Als er iemand zich verbergt in het geboomte van haar kleren, ben jij het wel.

PAM

Wat bedoel je

KAIN

Als er iemand zich verbergt achter alle getuthola, ben jij het wel. Ik zou jou wel ns naakt willen zien, op een onbewaakt ogen­blik, als je make-up is doorgelopen, en er geen kant­jes en bandjes meer zijn om de boel te ondersteunen.

PAM

Vuilak.

 

D A N   K I J K T   Z E   M E E

 

Ze heeft haar puisten weggewerkt

haar okselhaar geschoren

ze heeft zichzelf van voren

in de spiegel goedgekeurd

ze is niet dik, ze is niet mager

godzijdank, ze is geen klager

al zijn haar billen wit terwijl

de rest is bruingekleurd

 

Ze trekt haar tweede huid aan

die soepel voelt als zijde

als al die mooie meiden

in de Viva die ze leest

haar wangen zalft ze zachter

haar ogen verft ze feller

zo lijkt ze zelfverzekerder

al is ze wat bedeesd

 

Ze oogt zo als gewild

het lieve lijf gebodybuild

en gekleed van wat ze

zaterdags ver­dient bij V&D

- O ze kijkt hoe ze kijken -

en als iemand naar haar kijkt

dan kijkt ze mee

 

Ze kiest kleren bij de stemming

& kiest stemming bij de kleren

het is passen en proberen

kan het niet, kan het wel

Ze heeft iets moois voor ogen

Ze heeft er veel voor over

want zo zit zij, zoals ze zegt

pas lekker in haar vel

 

Ze oogt zo als gewild, enz.

 

Soms voelt ze zich een vreemde

als het dan gepland gaat

alsof ze in haar hemd staat

dat finaal versleten is

gereduceerd tot loze

doorgeprikte pose

als een actrice die haar

tekst vergeten is

 

KAIN

Uitgekleed, afgeschminkt, kippevel, sprakeloos. Je bent net zo'n langha­rige kat, die je onder zou moeten dompe­len in de vissekom. Wat je overhoudt is een sprietig, angstig wezent­je, verdwaald in het heelal.

 

TUP

[Tegen ADAM] Waar was je Adam.

ADAM

Toen ik uw geluid in de hof hoorde, werd ik bevreesd, want ik ben naakt; daarom ver­borg ik mij.

TUP

Wie heeft u te kennen gegeven dat gij naakt zijt? Hebt gij van de boom gege­ten, waarvan Ik u verboden had te eten?

ADAM

De vrouw, die Gij aan mijn zijde gesteld hebt, die heeft mij van de boom gegeven en toen heb ik gegeten.

TUP

[Tegen de vrouw] Wat hebt gij gedaan

EVA

De slang heeft mij verleid, en toen heb ik gegeten.

TUP

[Tegen de slang] Omdat gij dit ge­daan hebt, zijt gij ver­vloekt onder al het vee en onder al het gedierte des velds;

PYTHA & TUP

op uw buik zult gij gaan en stof zult gij eten zolang gij leeft. En ik zal vijandschap zetten tussen u en de vrouw, en tussen uw zaad en haar zaad;

PYTHA

Ik weet het. Op de knieen. Kruipen als een adder in het gras. maar bij het eerste paar blote voeten, zal ik laten zien wie ik ben. Ik ben zo iemand die graag ergens z'n tanden in zet.

TUP

[Tegen de EVA] Ik zal zeer ver­meerderen de moeite uwer zwanger­schap; met smart zult gij kinderen baren en naar uw man zal uw be­geerte uitgaan, en hij zal over u heer­sen.

EVA

Nooit

TUP

[Tegen de MAN] Omdat gij naar uw vrouw hebt ge­luisterd

ADAM

Ik zal het niet weer doen

TUP

en van de boom gegeten, waarvan Ik u geboden had: Gij zult daarvan niet eten, is de aardbodem vanwege u ver­vloekt;

TUP & PYTHA

al zwoegen­de zult gij daarvan eten zolang gij leeft, en doornen en dis­telen zal hij u voortbrengen, en gij zult het gewas des velds eten;

DE MANNEN

[Tussen TUP en PYTHA in.] Je staat op voor dag en dauw, en dan ga je naar je werk, in een stinkende bus, of een stotterende file.

TUP & PYTHA

in het zweet uws aan­schijns zult gij brood eten,

DE MANNEN

je zit achter een bureau, of in een smerige hal, koffie, koffie, koffie, uit een automaat,

TUP & PYTHA

zolang gij leeft

DE MANNEN

en dan ga je naar huis, in een stin­kende file,

TUP & PYTHA

zolang gij leeft

DE MANNEN

en je hebt je geld verdiend, voor een bus­kaart voor een pilsje voor een avondje tv, en dan ga je slapen, en dan sta je op, en je gaat naar je werk, in een stinken­de bus,

TUP & PYTHA

totdat gij tot de aard­bo­dem weder­keert,

DE MANNEN

en wat is het nut,

TUP & PYTHA

omdat gij daaruit geno­men zijt;

DE MANNEN

van al dat gezwoeg en ge­tob?

TUP & PYTHA

want stof zijt gij en tot stof zult gij wederke­ren.

MANNEN

En op maandag zuigt zij de kamers

PAM

Toen zond de Here God hen weg uit de hof van Eden.

TUP

[Tegen ADAM & EVA] Ben je blij dat je geworden bent wie je bent?

PAM

Hij verdreef de mens

TUP

[Helpt ADAM EN EVA in de jas] Wat ga je doen met de verantwoorde­lijkheid die je hebt

MOES

Geld verdienen

PAM

en stelde ten oos­ten van de de hof van Eden de che­rubs met een flik­ke­rend zwaard,

TUP

Een weg terug is er niet. [Geeft ADAM en EVA een zoen]

PAM

om de weg tot de boom des levens te bewa­ken.

 

[In het decor verschijnen twee ge­schilderde cherubs met bran­dend zwaard, ze bedekken volledig de ge­schil­derde Adam en Eva.]

 

 

3. K A I N    E N   A B E L

 

KAIN

En? [Wijst op schildering van che­rubs, en de rest van het inmid­dels wat uitvoeriger decor. Tegen MOES.] Kijk. Je moet er wat tijd voor opof­feren. En je moet erbij denken. En niet bang zijn voor vieze handen, maar dan heb je ook iets waar je trots op kunt zijn. Ik tenminste. Zeg ns wat, Abel.

ABEL

Leuk. Ik had hetzelf wat abstrac­ter gedaan, denk ik, maar dat bedoel ik niet nega­tief. Leuk ja. [Voorzich­tig] Beetje naief, beetje veel en vol. Ik hou van een wat kaler decor. Dan komt de tekst sterker uit. Want dat is uit­eindelijk de essentie... In den be­ginne was het woord, het woord geeft al het gewone Een meerwaarde, een... Dank je.

KAIN

Leuk. Beetje naief, beetje te veel. Dan komt de tekst sterker uit. Dank je. [Trekt ABEL overeind, schopt hem vervolgens onder­uit. Loopt weg. Ziet hoe MARJA zich over ABEL ontfermt.] Maak je niet be­zorgd, de hele wereld is altijd al begaan met deze lieve jongen, die het toe­vallig gewoon heel goed getroffen heeft met zichzelf. Deze jon­gen om wie gela­chen wordt, die poe­zie schrijft voor z'n vrien­dinnen, die weet hoe hij beleefd moet zwij­gen als iemand hem op z'n ziel trapt, die re­gisseur is van z'n ei­gen leven. Ja­loers? Ik jaloers. Ja. ja.

ABEL

Kain... Stel je niet aan.

 

[KAIN slaat hem neer. ABEL blijft liggen. KAIN neemt af­stand. MARJA ontfermd zich over ABEL. DUSTY zoekt KAIN op, KAIN jaagt haar weg. ABEL komt na enige tijd overeind, maar KAIN ziet het niet.]

 

 

K A I N   S L O E G   A B E L

 

Kain sloeg Abel

ongenadig met z'n vuist.

Hij zei: Het was geen opzet.

Ik was wat onbe­suisd.

Hij zei: Het was de drift.

Hij zei: Het was de roes.

Hij sloeg zijn eerste dode

en verzon meteen een smoes.

 

Kain sloeg Abel, Kain sloeg Abel

Kain sloeg Abel. Dood.

Dat krijg je als zo'n kleine vent

door God en ouders wordt ver­wend,

zei hij, terwijl hij

zijn ogen sloot

hij keerde om, liep weg,

en hield zich groot.

 

Kain sloeg Abel,

en God kroop in zijn oor

met een handvol scherpe vragen:

Waarom en waar­voor?

Waar is Eva's zoon,

waar is Kain's broer

En Kain zei: Schei uit,

met dat slap geouwehoer

- Ben ik de oppas van broertje?

Ben ik de herder voor dat lam?

Alles ging zoals het ging

totdat jij er tussen kwam.

 

Kain sloeg Abel... Dood.

Dat krijg je als zo'n kleine man

zichzelf niet beschermen kan,

zei hij terwijl hij enz.

 

God zei tegen Kain:

Oog om oog, tand om tand,

ik zou je moeten doden

maar ik laat je leven want

het gaat niet om de dwang

van vete en fatsoen

ik straf je met de vrijheid

en neem afscheid met een zoen

- als een teken op je voorhoofd,

een nooit genezen wond

en Kain trok de wereld in,

en trekt nog altijd rond

 

Kain sloeg Abel .... Dood.

 

 

PAM

En Adam had weer gemeenschap met zijn vrouw, en zij baarde een zoon en gaf hem de naam Seth,

KAIN

Schei uit. Het is afgelopen.

PAM

want, zeide zij,

KAIN

zeg maar dat iedereen naar huis kan gaan, de voorstel­ling gaat niet door.

PAM

God heeft mij een andere zoon gege­ven in plaats van Abel; hem im­mers heeft Kain gedood. [Kijkend naar KAIN en ABEL] Wie noemt z'n kinderen nu Kain en Abel.

ABEL

Kain. [Hij loopt moeizaam op KAIN af. Na lange stilte] Sorry.

KAIN

Ik dacht dat dit een kerstviering was. Dit lijkt meer op Pasen.

ABEL

Sorry.

KAIN

[Loopt bij hem weg.] Wat wil je van me. Mij nog even extra inwrij­ven hoe goed jij wel niet bent... [Keert zich om. Met enifge moeite.] Sorry. [Een wat houterige omhelzing volgt. KAIN maakt zich los] Genoeg. Ik weet het goed gemaakt. Jij blijft thuis bij onze vader, en ik vraag hem mij te geven waar ik recht op heb, en ik ga. Je zult geen last meer van me heb­ben. [Loopt weg. MARJA wil hem achterna.]

ABEL

[Houdt haar tegen.] Laat hem maar.

 

[DUSTY volgt KAIN, ELF duikt op, houdt DUSTY tegen.]

 

ELF

Laat mij maar. Hij is van mij.

 

[ABEL Kijkt z'n broer na, gaat de andere kant af.]

 

[MARJA gaat weer zitten zoals ze zat. Ze wacht.]

 

 

4.   O P   E E N   D A G

 

a.

 

Op een dag lagen straten

en land god­verlaten

en boven wat leefde

en snakte naar adem

daar zweefde verlegen

de geest van God

met de vraag

waar kom ik vandaag

mijzelf weer ns tegen

zoals ik bedoelde toen alles begon

 

met licht en met lucht,

met water en aarde,

met maan met sterren en zon

met nachten en dagen

met vogel en vis,

met de mens man en vrouw

die mijn beeltenis

mee zouden dragen

 

 

b.

 

De mist weerhield

het licht van de zon

die morgen te schijnen

maar iemand zong

spontaan een lied tegen de grijsheid

als hemelse vorm van eigenwijsheid

zoals Hij (zoals Zij)

bedoelde toen alles begon

 

c.

 

Daar waar de straten

swingen en zweten

had het licht van de zon

zich vastge­beten

in het stof op de stoep

en het gloei­endhete

beton van met vogelpoep bescheten

grauwe gebouwen hoger dan kerken

 

en in de kantoren

te loom om te werken

stroopten ze mouwen,

ze dronken hun lauwe

tonic en thee,

naast ventilatoren en tekstverwerkers

 

en voor wat sterkers

naar het cafe

waar het groenversleten

biljart lag verlaten,

te heet om te praten

dronk men z'n glas,

bier of spa en vanaf het terras

keek men de mooie meiden na:

 

meisjes net ijsjes

in zomerse jurkjes

met bloemen en stippen,

likten hun lippen,

 

en mannen en moeders,

zochten de koelte

om zuchtend te zit­ten

bij waterpartijen

van park en plein

 

en kinderen verdreven

voor even de hitte

en doopten zichzelf

in de stadsfontein

 

en het water weerkaatste

het licht van de zon

in parelend wit en regenboogkleu­ren

waar kinderen waren

te zien en te horen

mensen uit water en licht geboren

zoals Hij (Zoals Zij)

bedoelde toen alles begon

 

 

d.

 

gestaag droop de regen

omlaag langs een snackbar

waar tegen de gevel

bromfietsen ston­den

er deden wat joints

en grappen de ron­de

ernaast schoot gehaast

een vracht­wagen varkens

de nacht in, de slacht in

en pizzageuren en pissige dampen

dreven door stegen en asfaltwegen

glommen gekleurd

in het licht van de lampen

 

en achter de deuren

op vloeren en ban­ken

smeedden ze plannen,

zwegen verle­gen, keken tv

waar een spel werd ge­speeld,

tranen geplengd, een auto gewonnen,

 

ze gingen naar bed,

de wekker gezet

ze gaapten verveeld,

of ze vreeen te­vree.

 

en de maan weerkaatste

het licht van de zon

die nacht op de vijver

en onder een boom

stonden twee mensen teder te kussen

een mens en een mens

en liefde daar­tussen

zoals Hij (zoals Zij)

bedoelde toen alles begon

 

 

[Tijdens de laatste tekst verschijnt MARJA's vriend. Hij draagt een in deken gewik­keld kind in zijn ar­men. Hij staat achter MAR­JA, hij lacht, hij ziet er warrig uit, hij heeft zicht­baar bij­zondere dingen be­leefd.]

 

MARJA

[Hoort geluid] Ben jij het? [Kijkt niet om]  Waar bleef jij.

GAB

Ik heb wat voor je.

MARJA

Ik hoef geen kado's.

GAB

Het is geen kado: ik heb een kind.

MARJA

Ik hoef geen kind van jou.

GAB

Je krijgt het niet, het is er.

MARJA

Vertel me een goede reden, verzin een aange-name smoes, maar kom niet met die flauwekul. Weet je wat ik gedacht heb. Dat je met je fiets onderuit was gegaan. Dat iemand je een mes tussen de ribben stak toen je stond te pinnen... Dat je was erge­ten dat ik er was. [Ze draait zich om. Ziet het kind, keert zich af.] Dit is een grap. Waar haal je dat kind vandaan.

GAB

Het komt nergens vandaan. Het is er.

MARJA

Wat moet ik er mee.

GAB

Overal zijn ze. [Knipt met vingers] Ik hoef maar even zo te doen, en er zijn dertig kinderen geboren.

MARJA

Ik wil geen kind. Je moet ze voeden en verschonen. Dat gaat nog wel. Maar dan willen ze de deur uit. En dan zeiken ze op de tv dat de bomen naar de knoppen gaan, dat de ijskappen smelten, dat we eerst verdampen en vervolgens verzuipen. Over 5 jaar is het 2000, over 1000 en 5 jaar is de aarde woest en ledig, als in het begin. En welke God maakt daar nog iets moois van.

GAB

Waarom zeuren over een toekomst die je niet in handen hebt, als zoiets als dit in je handen wordt gelegd. Je kunt het voelen. Als er zoiets als toekomst is, dan begint het zo,

MARJA

Ga weg

GAB

met armen en benen, met bloed en zweet. Je kunt het de nek omdraaien,

MARJA

Ga weg

GAB

of de kans geven iemand te worden.

MARJA

Ga weg... Jou wil ik. Zoals je was... Ik wil... Blijf.

 

 

e.

 

en boven wat leefde

en snakte naar adem

daar zweefde verlegen

de geest van God

met de vraag

waar kom ik vandaag

mijzelf weer ns tegen

zoals ik bedoelde toen alles begon

 

met licht en met lucht,

met water en aarde,

met maan met sterren en zon

met nachten en dagen

met vogel en vis,

met de mens man en vrouw

die mijn beeltenis

mee zouden dragen

 

en Hij plukte van ver

het licht van een ster

en zette dat als uitroepteken

dat hij was die hij was

dat hij niet was geweken

uit dit kille heelal

en rondom de stal

lagen de velden woest en ledig

als in den beginne

en binnen dronk vredig

een kind aan de borst van een vrouw

God zoekt zichzelf

een warmbloedige woning

de vrouw ze zong

over melk en honing

en een trektocht van jaren

door de woestijn

om ergens te komen

om iemand te zijn

 

mijn josje mijn jezus mijn jozua

de engelen zingen hun gloria

god is met ons kun je ze horen

ze zingen voor jou

een kind is gebo­ren

 

uit licht uit lucht

uit water en aarde

uit maan uit sterren en zon

uit nachten en dagen

uit vogel en vis

uit de mens man en vrouw

die mijn beeltenis

mee zouden dragen

 

TUP

Moes, je tekst

MOES

[Is tekst kwijt] Mijn tekst? Nu?

DUSTY

Het was net zo'n mooie tekst.

Zo'n tekst dat je zegt: dat is de clou van alles.

Zo'n tekst waar je nog dagen over nadenkt.

Zo'n tekst die zich vastzet in je ziel.

MOES

Ik zou het niet meer weten.

TUP

Ik zou 'm wel weten, maar ik zeg hem niet.

MOES

Nou ja, prettige kerstdagen dan maar. Met kip & wijn & lichtjes, & chocolademelk.