K A I N   S L O E G   A B E L

 

 

 

 

 

 

 

Kaïn sloeg Abel ongenadig met z'n vuist.

Hij zei: Het was geen opzet.

Ik was wat onbe­suisd.

Hij zei: Het was de drift.

Hij zei: Het was de roes.

Hij sloeg zijn eerste dode

en verzon meteen een smoes.

 

Kaïn sloeg Abel, Kaïn sloeg Abel

Kaïn sloeg Abel. Dood.

Dat krijg je als zo'n kleine vent

door God en ouders wordt ver­wend,

zei hij, terwijl hij zijn ogen sloot

hij keerde om, liep weg,

en hield zich groot.

 

Kaïn sloeg Abel, en God kroop in zijn oor

met een handvol scherpe vragen:

Waarom en waar­voor?

Waar is Eva's zoon,

waar is Kaïn 's broer

En Kaïn zei: Schei uit,

met dat slap geouwehoer

 

- Ben ik de oppas van broertje?

Ben ik de herder voor dat lam?

Alles ging zoals het ging

totdat jij er tussen kwam.

 

Kaïn sloeg Abel, Kaïn sloeg Abel

Kaïn sloeg Abel. Dood.

Dat krijg je als zo'n kleine man

zichzelf niet beschermen kan,

zei hij terwijl hij zijn ogen sloot

hij keerde om, liep weg,

en hield zich groot.

 

God zei tegen Kaïn: Oog om oog, tand om tand,

ik zou je moeten doden

maar ik laat je leven want

het gaat niet om de dwang

van vete en fatsoen

ik straf je met de vrijheid

en neem afscheid met een zoen

 

- als een teken op je voorhoofd,

een nooit genezen wond

en Kaïn trok de wereld in,

en trekt nog altijd rond