I N   M I J N   H A N D E N

 

 

 

                                [Uit: De nacht van Nob]

 

 

Wat ik denk zit in mijn handen,

'k grijp de hamer als ik kwaad ben

en als ik desperaat ben,

ruim ik eerst mijn rotzooi op

Ik houd niet van ouwehoeren,

liever sop en dweil ik vloeren

dan trekt de mist die zich vormde

in mijn hoofd vanzelf wel op

En wee degene die het vuur in mij zal doven

Hij zal branden in de oven die ik stook

 

Wat ik voel zit in mijn handen,

ik herstel wat er kapot gaat.

als een deur voor mij op slot gaat

klim ik door het raam

met een vrolijk soort vertrouwen

en twee handen uit m'n mouwen

vind ik altijd wel een weg

om m'n eigen weg te gaan

 

Maar af en toe dan kruipt er

grijze mist in mij naar boven,

mijn energie wordt afgesloten

en dan ben ik niemand meer

het liefste zou ik alles slopen,

maar ik wacht, en blijf geloven

het vertrouwen dat ik mis,

dat komt vanzelf wel weer

 

En wee degene die het vuur in mij zal doven

Hij zal branden in de oven die ik stook

 

Van de deur die ik intrap,

de ruit die ik ingooi

de schedel die ik insla,

de auto die ik sloop

van het huis dat ik leegjat,

de kat die ik natrap

de haat die ik loslaat,

de bank die ik beroof

Van wat ik uit verveling,

en cynisme ruļneer

Het zal mij een rotzorg wezen

want dan ben ik niemand meer

 

Wat ik wil zit in mijn handen,

ik wil met al je spullen spelen,

ik wil de wereld met je delen,

zolang ik in beweging blijf

want ik heb de schurft aan klagen,

liever heb ik iets te dragen

dat me zwaar valt, dan dat ik

als een ouwe zak verstijf