Sloten gaan op deuren

Hekken om hokken

Schapen op stal

Spullen gaan in kamers

Geld gaat in kluizen

Mensen gaan in kleren.

 

 

H E R S E N P A N

 

 

                    [Een kerstlied]

 

 

Mijn hersenpan de hemel.

Soms zie ik helder sterren.

Don­kergrijs de hemel.

Steeds weer wordt het nacht.

Hierbinnen waken herders,

Ze tellen er de schapen

Plichtsgetrouwe herders

Ze houden trouw de wacht

Ze passen op mijn spullen

Beheren er mijn zaken

Mijn overvloed aan spullen

Ze zeggen: Slaap maar zacht

 

- Blijf doen zoals gezegd wordt

Onopvallend grijs en stil

In dienst van wat ik heb

Aan zekerheid - En zeg:

De wereld draait voor jou zoals je wilt

 

Maar soms kan ik niet slapen

Onrustig lig ik wakker

Die nacht kan ik niet slapen

Ik zoek mijn kudde op

Ik vind alleen maar schapen

En vuur dat haast gedoofd is

Alleen gelaten schapen

Geen herder op zijn post.

De scha­pen zenuwachtig,

Ze weten van de wolven,

De schapen in verwarring

Ik word gek van hun geblaat.

 

- Blijf doen zoals gezegd wordt

Onopvallend grijs en stil

In dienst van wat ik heb

Aan zekerheid - En zeg:

De wereld draait voor jou zoals je wilt

 

Vergeefs roep ik de herders

Ik ken ze niet bij name,

Ik ken ze slechts als schimmen

Die doen wat wordt gezegd

Door het tellen van de schapen

Zoek ik naar zekerheden

De schapen niet te tellen

Ik val zelfs niet in slaap

Ik schreeuw over de vlakte

Ik zwijg omdat ik bang ben

Deze godverlaten vlakte

Laat mij niet in de steek

 

- Blijf doen zoals gezegd wordt

Onopvallend grijs en stil

In dienst van wat ik heb

Aan zekerheid - En zeg:

De wereld draait voor jou zoals je wilt

 

Een stem die mij doet schrikken:

'We zijn terugge­komen.'

Een herder die me aankijkt

'We zijn op zoek naar jou.'

Het vuur dat hoog weer oplaait

Verdrijft mijn angst en woede

En uitgelaten herders

Vertellen hun ver­haal:

 

- Er waren engelen, ze zongen vrede,

Er waren engelen, onverwacht

Er waren engelen, hier beneden

En boven hen de hemel uitgestrekt en einde­loos.

Er waren engelen, ze zongen vrede

Er waren engelen, ze zongen ga

Er waren engelen, hier beneden,

en deze godverlaten vlakte

leek te bloeien als een roos.

 

Wij gingen en we vonden

Het kind voor ons geboren,

adem­zacht en weerloos

in de holte van een rots.

De nacht, een zwarte koepel,

voor ons gesloten muren,

De koepel van de hemel

Zette vandaag zijn ramen los

 

- Er waren engelen, ze zongen vrede, (enz)

- Blijf doen zoals gezegd (enz)

 

Het komt van horen zeggen,

Het sluimert in verhalen,

Op adem doorgegeven,

En steeds weer licht het op.

Ik ga waar zij me wijzen.

Ik vind wat ik wel kende,

Maar zo nooit inge­zien hebt,

Ik weet weer wie ik ben

 

Dit kind van horen zeggen,

Tast­baar, warm als adem:

Het woord is mens geworden,

Het zegt: Adem is je naam.

Adem, ik noem je Adem.

Je bent geboren

Om het woord te horen

En het licht te verstaan