B O K K E N   E N   S C H A P E N

 

 

 

 

 

Jij lachte met hen, als vanzelf, en je zag niet

Dat er voor mij niets te lachen meer was

Je keek door me heen, of ik lucht was, je vond me

Het grootste stuk onbenul van de klas

Ik stond voor de deur, en je deed me niet open

Verkleumd in de kou. Je gaf mij geen jas

Ik lag in de goot toen jij langs kwam lopen

Met hardop gedacht dat ik 'lazarus' was.

En als je me weerziet, kijk je verrast

En je zegt: God ik wist niet dat jij het was.

 

De bokken gescheiden van de schapen

Hard zijn hun hoorns, hun torens ivoor

Oostindisch blind gaan zij voorbij aan

Wat in hun straatje niet thuishoort. En zo

Scheiden de bokken zich van de schapen

Hard zijn hun hoorns, enzovoort

 

Jij zocht in mij vergeefs naar je voordeel

Ik was onbruikbaar en jij schreef mij af

Ik vroeg je om antwoord, en jij gaf je oordeel

Helder en hard als een hamerslag

Ik schreeuwde en schold opstandig om aandacht

Jij zei geërgerd hoe lastig ik was

Ik zat in de bak, en ik wou dat je daar was

Er kon geen begrip en bezoekje van af

En als je me weerziet, kijk je verrast

En je zegt: God ik wist niet dat jij het was.

 

Je werd ietwat week toen jij op tv zag

Hoe ik at van jou afval, en sliep zonder dak

Je schreef een giro, en zelfverzekerd

Kwam je daarmee weer goedkoop van me af

Ik vluchtte naar vrijheid en jij zuchtte cynisch

Dat ik te veel en de zoveelste was

Ik zag geen uitweg, jij deed of je blind was

En sloot onnadenkend je grenzen af

En als je me weerziet, kijk je verrast

En je zegt: God ik wist niet dat jij het was