K L E I N    D U I M PJ  E  

 E N   D E   E T H I E K

 

 

 

 

 

(Het wordt donker. De broertjes raken de weg kwijt. Alleen klein duimpje blijft koel. Dan zien ze ver weg een lichtje. Zo komen de voor de voordeur van een mogelijke plek om te overnachten.)

 

De deur zwaaide open. In de deuropening stond een vrouw die zei: "Onheil. Deze nacht nog zal mijn haar van kleur verschieten. Ik sta op de drempel van een onmogelijke ethische keus. Ik zou willen zeggen: Ga weg van hier, maar buiten in het duister heersen de demonen van de nacht: De jakhals, de hyena, de wanhoop en de wolf. Ik zou willen zeggen: Kom binnen, maar binnen vallen jullie in handen van mijn man, die reus is, menseneter, met een voorkeur voor het vlees van verse jongens, een verschrikkelijke eetlust, en weinig kaas van ethiek.

Nog voor zij was uitgesproken glipte Klein Duimpje tussen haar benen door naar binnen en zei: "Laten we eerst een hapje eten".

          Van het één kwam het ander.

          Van de maaltijd kwam het bad.

          Van het bad kwam het bed.

          Gelukkig stond er op het kamertje van de 7 reuzendochters nog een 7-persoons logeerbed leeg, daar konden we slapen. De vrouw dekte ons toe. "Laten we hopen tegen de hopeloosheid", zei ze, "Ja mevrouw, dank u wel mevrouw", zeiden mijn broertjes en ik. Wat wij aan voeding te weinig kregen, kregen wij aan opvoeding te veel. "Laten wij geloven in het onmogelijke", zei de vrouw. "Ja mevrouw, dank u wel mevrouw", zeiden mijn broertjes en ik. En de vrouw zoende ons met warme zachte lippen en zei: "wat er ook gebeuren zal deze nacht, vergeet nooit hoe ik van jullie heb gehouden. Ik heb jullie lief". "Ja mevrouw, dank u wel mevrouw", zeiden mijn broertjes en ik, en wij vielen als blokjes in slaap. Alleen Klein Duimpje hield zich wakker met vingerhoedjes hete zwarte koffie.

          De reus kwam thuis met de woorden: "Het ruikt hier naar mensenvlees!" "Ach schat, je zult mij bedoelen", zei z,n vrouw. En ze omhelsde hem innig met armen en benen in de hoop dat een mogelijk vervolg op die daad zou leiden tot uitstel misschien afstel van de fatale ontdekking. Maar hij duwde haar opzij, zijn vleselijke lusten lagen elders. "En toch ruikt het hier naar mensenvlees". "Ach schat je zult het kalf bedoelen dat ik voor jou heb vetgemest en gebraden," zei zij, en ze zette het goudkleurig gebraden kalf voor hem op tafel. De reus at, veegde het vet van zijn lippen, en zei: "En toch..." "Ach lieverd, je zult het varken bedoelen, dat ik voor jou heb geroosterd aan het spit," zei zij, en met gebogen rug, het zweet op haar voorhoofd, sjouwde zij het beest naar binnen. De reus at, veegde het vet van zijn wangen en voorhoofd, en zei: "En toch..." "Ach lieverd, je zult de gans bedoelen die ik voor jou heb gebarbecued". En moeizaam sleepte zij het beest achter zich aan naar tafel. De reus at, veegde het vet uit het haar, van zijn schouders, en zei: "En toch!" "Ach lieverd, je zult de cavia bedoelen, de cavia van de kinderen die ik voor jou gefrituurd heb om je laatste honger te stillen", en met haar laatste krachten haalde zij het hapje uit de keuken, maar in de deuropening, onder de wandspreuk die vermelde: 'Het zijn de kleine dingen die het doen' bezweek zij onder het gewicht van de kleinigheid. De reus stond op, veegde de cavia van zijn broekspijpen, stapte over zijn vrouw en zei: "En toch ruikt het hier naar mensenvlees!"

          Hij doorzocht het huis. Voor de kamer van de meisjes hield hij halt. Nu was deze reus een ambitieuze, ietwat éénzijdige zakenman, en zoals elke ambitieuze ietwat éénzijdige zakenman zag hij zijn kinderen zelden. De enige relatie die hij had met de meisjes bestond uit het geven van nu en dan een cadeautje. Zo ook de gouden kroontjes waarin hij zijn juwelier de volgende tekst had laten graveren: "Pappa houdt zielsveel van jullie". "Als mens of als vlees", dacht hij er achter aan. Zijn honger kreeg af en toe incestueuze trekken.

Nu kwamen die kroontjes goed van pas. Op de kamer van de meisjes was het aardedonker. De reus voelde met zijn handen, links en rechts:

2 x 7 kinderlijfjes

2 x 7 ronkende keeltjes

2 x 14 ogen dicht

1 x 7 gouden kroontjes links, dus lagen de jongen rechts. De reus hief zijn vlijmscherpe mes.

          Nu weten wij dat Klein Duimpje snel voor de komst van de reus de kroontjes de kroontjes van de hoofden van de meisjes rechts had gezet op die van de jongens links, maar dat wist de reus niet: Hij was een ambitieuze zakenman met weinig tijd voor sprookjes.

De reus hief zijn vlijmscherpe mes en met het efficiënte gebaar dat hem steeds weer vervulde met trots sneed hij de ongekroonde hoofdjes van de vervolgens hoofdeloze lijfjes. Pas toen besefte hij dat hij te veel gegeten had. Hij strompelde naar zijn bed en viel daar met een plof in slaap.

Toen het eerste zonlicht onze kamer binnenschoof, maakte Klein duimpje ons wakker met de woorden: "We moeten weg van hier". We stapten in de 7-mijlslaarzen die hij in de gauwigheid geritseld had en zetten het op een lopen.

           "Vannacht is het wonder gebeurd", zei ik tegen Duimpje, "We zijn gered uit de klauwen van de reus."

"Een wonder? Niks wonder!" snauwde Klein Duimpje. "Ik heb jullie gered. Die tijdens het evolutieproces uit de hand gelopen dikke darm leert vandaag de les van zijn leven, als hij ziet hoe hij zijn nageslacht heeft afgeslacht." En hij onthulde zijn list. Ik trok wit weg, viel flauw, en toen ik bijkwam besloot ik mijn leven te wijden aan de studie der ethiek. Want was er gebeurd? Ik beseft dat mijn leven berustte op de domheid van de één en de slimheid van de ander. De dood van 7 onschuldige meisjes, die mij zelfs nooit hadden gezien, en het wanhopige verdriet van een vrouw die had gezegd: "Wat er ook gebeuren zal deze nacht, vergeet nooit hoe ik van jullie heb gehouden. Ik heb jullie lief."

"Zeik niet", zei Duimpje, en met de laarzen van de reus stapten wij overal overheen, desnoods er bovenop, en zo kwamen we thuis. "Dag pa. Dag ma."

Klein Duimpje ging in zaken, in nog grotere zaken, trouwde een vrouw die hem prettig bedroog en kreeg 7 kinderen die hij zelden zag. Zelf huurde ik een tochtige zolderkamer waar ik mij wijdde aan de studie der ethiek. Ik behaalde goede resultaten maar antwoorden vond ik niet. Ik fladderde als een vlinder van boek tot boek, en elk boek beschreef geur, kleur en vorm van de bloem, maar honing vond ik niet.