Handvaten voor het doen en denken - Rose Marie Frijda, Ephraim Schrijver, Judith Knoek, Luuk Dreese

Sjabbat

Zonder rituelen geen traditie en omgekeerd. Er staat geschreven: ‘le dor wa dor', van generatie op generatie, zal men de Wet, het verhaal van het Verbond van de Joden met de Onnoembare doorgeven. Waarlijk geen lichte opdracht. Over het hoe en waarom zijn meters boekenkasten volgeschreven door onze wijzen en geleerden. Maar hoe doet een eenvoudig mens dit in de dagelijkse praktijk? Om een mensenkind vanaf de vroegste kinderjaren de traditie, gevormd door gebruiken en rituelen door te geven is een hele opgave, terwijl dit tegelijk óók een hele steun is bij de vormgeving van het dagelijks leven. Maar het kan niet alleen vórm zijn. Om écht invulling te geven aan die religieuze beleving moet er inhoud zijn.

Goed, laten we er even van uitgaan dat onze jeugd was gevuld met joodse tradities en rituelen - waarom is het dan toch lastig de beleefde rituelen uit de jeugd door te geven? Het wordt niet voor niets zo nadrukkelijk genoemd in Tora en sidoer, we lezen het regelmatig. Blijkbaar was dit in de vroegste eeuwen ook al niet eenvoudig. Het is steeds weer wonderlijk te ervaren hoe actueel de Tora is. De schrijver moet - of we nu geloven dat dit Ha-Sjém is, of niet - een groot psycholoog, andragoog of wat voor -goo(chem)g dan ook geweest zijn.

Het is zo moeilijk, omdat iedere generatie in een veranderende wereld leeft en daarin, hoe goed uitgerust ook in de jeugd, steeds weer zijn eigen weg moet zien te vinden.. Zelfs als we dezelfde sjabbatkandelaars aansteken, begeleid door dezelfde beracha, zal de dochter dit anders doen dan de moeder.

Er zijn echter zeer velen onder ons, die geen jeugd hebben meegekregen die doortrokken was van joodse rituelen. Er is een Sjoa geweest. Het grootste gedeelte van de gemeenschap die ons de traditie en rituelen kon bijbrengen, was na 1945 verdwenen, en een gedeelte van hen die hier bleven, keerde zich om verschillende reden af van een joodse leefwijze af.

Nu, twee generaties later, zijn er steeds meer sjoels, leerhuizen en ontmoetingsplaatsen - orthodox, liberaal of iets er tussenin - waar we van elkaar kunnen leren. Maar dat alleen is niet joods leven. Thuis, met je naasten, dáár ligt het fundament. En hiervoor hebben we handvaten nodig: rituelen.

De rest van dit artikel is te lezen in Levend Joods Geloof nr. 5 2001

Terug naar inhoudsopgave | Naar bestelservice











Balans tussen ballingschap en verlossing

Gedurende duizenden jaren wantrouwden Joden de politiek. Seculiere politieke macht ging niet goed samen met een volk in ballingschap. Het niet-joodse politieke bedrijf was vuig en dodelijk voor Joden. De houding van de ballingen wordt vertolkt in twee citaten uit Pirké Awot, die vóór Sjawoeot worden bestudeerd: ‘Sjemaja zegt: werk met plezier, keer je af van heerschappij en ga niet al te nauw om met de heersende macht' (1:10). Wereldse zaken worden zelfs afgezet tegen het religieuze leven: ‘Rabbi Nechoenia ben Hakana zegt: Als iemand het juk van de Tora op zich neemt, worden het juk van het bestuur en het juk van de wereldlijke verantwoordelijkheden van hem afgenomen. Maar als iemand het juk van de Tora van zich af gooit, wordt het juk van het bestuur en het juk van de wereldlijke verantwoordelijkheden op hem geplaatst' (3:5).

Tegenwoordig ligt dat echter anders, althans volgens Michael Walzer. Deze professor, verbonden aan het Amerikaanse Princeton Institute for Advanced Study, en die wordt beschouwd als een van de beste politieke filosofen van het Westen, is een project begonnen dat hij beschouwt als een historische joodse taak. Samen met fellows van het Shalom Hartmann Instituut in Jeruzalem heeft hij meer dan tien jaar gewerkt aan het achterhalen van een joodse politieke traditie, de integratie daarvan een Griekse, Arabische, christelijke en seculiere denkwijzen, en de cruciale en zwaarwegende consequenties daarvan voor kwesties in Israel en de diaspora. Walzer en zijn mederedacteuren, Menachem Lorberbaum en Noam J. Zohar stellen dat de Joden toen zij in ballingschap leefden, hunkerden naar verlossing. Maar daadwerkelijke gelijkstelling in onze tijd en de vestiging van de joodse staat in Israel hebben het beeld compleet veranderd. Politiek is niet langer een zaak van de gojim - zij doet zich nu ook kennen als een joods probleem. Het is hoog tijd onze traditie opnieuw te bestuderen en ‘de middenweg voor burgerschap tussen ballingschap en verlossing vast te stellen'.

Commentaar

Het eerste resultaat van hun werk was een boek over Gezag, dat vorig jaar werd uitgegeven door Yale University Press. Het tweede van in totaal vier delen, over Aansluiting, verschijnt binnenkort. Het eerste deel is een bronnenrijke en sterk gelaagde verzameling van traditionele teksten, van de Talmoed en Spinoza, tot Jesjajahoe Leibowitz en rechters van het Israelische Hooggerechtshof. Vervolgens leveren meer dan twintig moderne geesten uit Israel en de Verenigde Staten commentaar, onder anderen Amy Gutman, Moshe Idel, Hilary Putnam, Joseph Raz en Michael Sandel. Marx, Durkheim en anderen zitten daar niet bij, aangezien hun werk geen deel uit maakt van de joodse traditionele teksten (voornamelijk commentaren, gecodificeerde wetgeving en responsa). Aldus worden alle teksten op knappe wijze met elkaar in verband gebracht, waardoor het boek wordt tot een levend document van de joodse traditie en reeds bij publicatie een klassiek naslagwerk is.

Als de jesjiwe bochers ooit belangstelling hadden getoond voor de politiek, dan zou dit monumentale werk niet nodig zijn, constateerde Walzer onlangs op een conferentie in het Duitse Potsdam, die geheel was gewijd aan de joodse politieke traditie. Burger Walzer, tot nog toe een activist in de Amerikaanse strijd voor burgerrechten en een linkse intellectueel, heeft dus de weg terug gevonden naar zijn religieuze traditie.

De rest van dit artikel is te lezen in Levend Joods geloof nr. 5 2001

Terug naar inhoudsopgave | Naar bestelservice











Pionierswerk in Oxford werpt vrucht af - Leontine Veerman

Half februari werd in Oxford een bijeenkomst gehouden ter ere van de oprichting van een nieuwe universiteit-eenheid voor onderwijs en onderzoek in Hebreeuwse en joodse studies. Betrokken docenten beschouwen de eenheid als een late erkenning van de legitimiteit van hun vakgebied. ‘Wetenschappelijk Oxford is achterdochtig', zegt emeritus fellow van St Cross College en emeritus professor nabijbels Hebreeuws David Patterson. ‘Je moet jezelf bewijzen. Wij hebben veel pionierswerk verricht voordat Hebreeuwse en Joodse Studies als gerespecteerde disciplines zijn geaccepteerd.'

Je zou denken dat een gevestigd bolwerk van geleerdheid als Oxford - weliswaar niet de oudste universiteit van de wereld, maar toch al begonnen in de twaalfde eeuw - de tijd heeft gehad om ook deze vakgebieden te ontwikkelen. Hebreeuws wordt inderdaad al eeuwenlang gedoceerd. Hendrik VIII stichtte in 1546 een leerstoel voor Hebreeuws die in de loop der tijd door meer en minder competente onderzoekers is bezet. Maar het onderzoek stond altijd in het kader van de studie theologie. Beheersing van het Hebreeuws was allereerst bedoeld voor een beter begrip van het christendom.

Niet welkom

Joden waren in de eerste eeuwen van de universiteit ook niet welkom, sinds 1290 niet in Engeland, en dus ook niet in Oxford. Lessen Hebreeuws werden, behalve door de professor, jarenlang uitsluitend gegeven door bekeerde Joden. Ook de Joden die Thomas Bodley in dienst nam voor het catalogiseren van Hebreeuwse boeken voor zijn bibliotheek in Oxford - de Bodleiana - waren Joden die het christelijke geloof hadden aangenomen. Na de officieuze toelating door Cromwell, rond 1660, verschenen Joden mondjesmaat als docenten in verschillende colleges in Oxford. De eerst Jood die wordt genoemd, was een marraan uit Holland, Isaac Abendana. Hij werkte in Cambridge aan een Latijnse vertaling van de Misjna en doceerde daarna in Oxford Hebreeuws. Maar het duurde tot 1871 voordat joden als studenten konden worden aangenomen. Dat was dankzij de University Tests Act, die alle wettelijke obstakels wegnam.

In 1938 werd in Oxford een readership voor nabijbelse joodse studies ingesteld, jarenlang gefinancierd door de winkelketen Marks en Spencer en bedoeld om onderwijs te geven in de literatuur, de geschiedenis en het sociale leven van de Joden. Cecil Roth was de eerste die de opdracht aanvaardde. Uit dezelfde tijd dateert het lectureship in nabijbels Hebreeuws, waarvoor Patterson in 1956 werd benoemd.

De rest van dit artikel is te lezen in Levend Joods Geloof nr. 5 2001

Terug naar inhoudsopgave | Naar bestelservice











Negen uitdagingen voor de 21ste eeuw - rabbijn Ruben Bar-Ephraïm

De World Union for Progressive Judaism (WUPJ) kwam voor haar tweejaarlijkse conferentie dit keer van 14 tot en met 18 maart bijeen in Washington D.C. Het was een gedenkwaardige bijeenkomst, overvloeiend van jubilea, loftuitingen en veranderingen. De WUPJ is de overkoepelende wereldorganisatie van alle nationale liberaal joodse bewegingen in de wereld, ook ons ‘Verbond' maakt daar deel van uit.

Het gedeelte van Washington dat wij zagen is mooi en zeer weids opgezet, vanwege het verbod hoger te bouwen dan het Capitool, en daardoor bijna on-Amerikaans. Het is de stad van de nationale monumenten, regeringsgebouwen, maar zonder de internationale flair die je bijvoorbeeld wel in Den Haag aantreft. Het hotel waar de conferentie plaatsvond, staat midden in het centrum, het zakencentrum wel te verstaan. De organisatoren kozen deze plek wellicht om te voorkomen dat een luchtje scheppen zou kunnen ontaarden in een wandeltocht langs winkels of erger. In de wijde omtrek was het hotel met de conferentie the best show in town.

Thuisland

Het was de eerste keer in haar bestaan dat de WUPJ bijeenkwam in de Verenigde Staten, het thuisland van de liberaal joodse beweging die met meer dan 900 synagogen de grootste nationale organisatie is. Bij het opstellen van het programma van de conferentie was besloten de gastbeweging te presenteren aan de gedelegeerden. Het programma stond bol van speeches en werksessies, die in feite ook weer speeches waren. Er werd veel bejubeld; men probeerde velen te eren voor het goede werk dat de afgelopen jaren was gedaan, waardoor sommigen wellicht niet die eer kregen die ze hadden verdiend.

Conferenties zijn natuurlijk zeer belangrijk voor het democratische proces van de beweging, door de rapportage van de besturen en de besluitvorming over nieuw beleid voor de volgende periode. Evenzeer vormen zij een goede gelegenheid om oude vrienden en bekenden te zien en te spreken. Aangezien dat de ervaring is van vele gedelegeerden, uit alle windstreken, mondde dit in de korte pauzes tussen de programma-onderdelen (maar ook tijdens) uit in een kakofonie van talen. Engels voerde de boventoon, in een breed spectrum van accenten, Hebreeuws was een goede tweede; maar er viel ook Frans, Spaans, Duits, Russisch te beluisteren en deze keer opvallend veel Nederlands, door de wat grotere delegatie dan andere jaren, die het Verbond vertegenwoordigde.

Het was de dertigste WUPJ-conferentie, en de gedelegeerden stonden stil bij het feit dat de WUPJ 75 jaar geleden in Londen was opgericht. Er werd teruggeblikt op de geschiedenis en een toekomstvisie ontvouwen. Een van degenen die de 75 jaren relativeerde, was rabbijn Günther Plaut uit Toronto (onder andere de redacteur van het toonaangevende werk The Tora). Nu ver in de tachtig was hij weliswaar niet bij de eerste, maar wel bij de tweede conferentie van de WUPJ aanwezig. Hij citeerde rabbijn Leo Baeck die jaren geleden zei dat er te veel ‘klein' Jodendom bestaat en dat wij, het progressieve Jodendom, het bewustzijn zouden moeten zijn van het gehele Jodendom. Plaut vroeg zich af of we daarin zijn geslaagd. Zijn antwoord luidde: nog niet.

‘Klein' Jodendom

De twee grootste joodse gemeenschappen ter wereld bewijzen dat. In de VS is er te veel ‘klein' Jodendom; men kan of wil het grotere verband van Klal Jisraeel (de gemeenschap van Jisraeel) niet zien, maar is alleen bezig met de noden van de eigen gemeenschap.

De rest van dit artikel kunt u lezen in Levend Joods Geloof nr. 5 2001

Terug naar inhoudsopgave | Naar bestelservice











Een tent der samenkomsten in Brabant - Shirah Lachmann

Het leek wel of de heer Ernst Hirsch Ballin, van het comité van aanbeveling en verbonden aan de Katholieke Universiteit Brabant, en burgemeester Johan Stekelenburg van Tilburg aandelen hebben in de synagoge van Tilburg. Ook zij bonden de aanwezigen nog eens op het hart dat het historische gebouw aan de rand van Tilburgs centrum er met de herinwijding nog niet is. Zeker, er was reden voor feest, maar er staat nog een kostbare opknapbeurt op het programma, het dak. In de acht à negen jaar dat de Stichting Synagoge Tilburg en de LJG Brabant nu in het pand huizen, zijn zij een niet weg te denken onderdeel van de Tilburgse gemeenschap geworden.

De belangstelling voor de feestelijke herinwijdingsdienst op 25 maart 2001/ 1 Nisan 5761 was groot. Was het intieme sjoeltje twee keer zo groot geweest, waarschijnlijk was het ook dan volledig volgelopen. Wanneer rabbijn Sonny Herman en de drie Brabantse chazzanim, Jochanan Belinfante, Tom Rinsma en Moshkan Zarr, even over tweeën het Ma towoe aanheffen, kun je een speld horen vallen in de kleine gebedsruimte. In het korte inleidende gebed dat rabbijn Herman vervolgens uitspreekt, memoreert hij hoe de LJG er haar e plek vond, ‘het was een puinhoop, maar een sjoel. [...] Niet zo lang geleden was ik weer hier. En waar eens een gat in de muur was, stond de Aron Hakodčsj'.

Continuïteit

Rabbijn Menno ten Brink spreekt eveneens van afbraak en opbouw, van een ‘tijd van het inzamelen van de weggegooide stenen'. Buiten het feit dat rabbijn ten Brink in het verleden regelmatig het chazzanoet verzorgde voor de LJG Tilburg, heeft hij ook een speciale band met deze sjoel. ‘De lijn van mijn generatie wordt doorgetrokken in deze sjoel van mijn grootouders'.

Dat besef van continuïteit, ondanks de cesuur van de oorlog, keert steeds weer terug. Het duidelijkst nog wel in de derasja van de eigen rabbijn van de LJG Tilburg, rabbijn Ruben Bar-Ephraïm. ‘Deze week begint het volk van Jisraël met het lezen van de derde choemasj, Wajikra. Het is een boek waarin een geheel andere sfeer heerst dan in de twee voorgaande boeken. Was Berésjit de schepping, de geschiedenis van de wereld en de mensheid, Sjemot gaf ons de prilste geschiedenis van het volk Jisraël [...] Wajikra is het boek dat zich richt op ons dagelijks leven. [...] Met het inwijden van dit mikdasj me'at, dit kleine heiligdom, is de LJG Brabant de eerste twee choemasjim doorgetrokken en aangekomen bij het begin van Wajikra. De gemeente is haar scheppingsjaren ontgroeid.'

Sinds 1993 heeft de LJG de sjoel in gebruik. Lange tijd was het ernstig behelpen, want er moest inderdaad danig worden gerestaureerd. Maar ‘al die tijd werd het gebouw gebruikt voor diensten, bijeenkomsten met feestdagen voor de gemeente zelf, maar ook begon het een leven als joods educatief centrum voor Tilburg en de regio, doordat vanuit de omgeving velen de sjoel kwamen bezoeken voor een kennismaking met het Jodendom', aldus rabbijn Bar-Ephraïm. Net als de tent der samenkomsten in de woestijn heeft de synagoge ‘uitstraling naar de wijde omgeving'.

De rest van dit artikel is te lezen in Levend Joods Geloof nr. 5 2001

Terug naar inhoudsopgave | Naar bestelservice