Tora thuisbrengen bij de mensen - Shirah Lachmann

Toen rabbijn David Wilfond begin juni Kiev verliet, waren er tussen de reform en de orthodoxe (Chabad) gemeenschap in de Oekraïne schermutselingen losgebarsten over het gebruik van synagogen. De Chabad meent dat alleen zij diensten mag houden in synagogen die de Oekraïense overheid teruggeeft aan de joodse gemeenschap. In Jevpatoria op de Krim is het pleit inmiddels gewonnen door de progressief-joodse gemeente. Ondanks protesten van de orthodoxe opperrabbijn voor de Oekraïne werd de synagoge daar aan haar overgedragen.

Er zijn meer van dergelijke incidenten geweest, in Kiev zelf, Dnjepropetrovsk, Synferopol en Kertsj (beide op de Krim) en Wilfond betreurt het dat het zover is gekomen. 'Tot voor kort dacht ik dat dergelijke gevechten uit zouden blijven in de voormalige Sovjet-Unie. De gemiddelde jood geeft daar niets om, die wil informatie hebben over diensten en onderwijsprogramma's. het zou niet nodig moeten zijn om onze energie op die manier te verspillen.' Gedurende twee jaar was Kiev de thuisbasis voor de Amerikaanse rabbijn. Hij was er de directeur van het Kiev Institute for Modern Jewish Studies, of zoals hij het zelf ook wel noemt: het Machon Instituut, een intensieve dagopleiding van 37 uur per week, waar leden van de progressieve gemeenten (in totaal 54 in de voormalige Sovjet-Unie) naartoe komen voor opdat zij daarna in staat zijn als een soort assistent-rabbijnen de dienst te leiden in hun eigen gemeente en het educatieve en religieuze leven kunnen organiseren. 'Wij waren de eerste progressieve gemeenschap die dagelijks een egalitaire sjachariet-dienst hadden in de voormalige Sovjet-Unie', laat Wilfond trots weten. Daarnaast was Wilfond de rabbijn voor de Kievse gemeente Hatikva en reisde hij geregeld naar de uithoeken van de Oekraïne om daar diensten te leiden.

Antwoord

'Het jodendom in de voormalige Sovjet-Unie is niet dood.' Ook niet in Kiev, of misschien juist niet in Kiev, in de schaduw van Babi Yar, de kloof waar in september 1941 ruim 30.000 joden in de dood werden gedreven. 'Ik was een keer in Serets, aan de rand van Babi Yar, in een van onze twee kleuterscholen, en ik dacht opeens: wat dóen we hier, uitgerekend hier, en vervolgens realiseerde ik me: wacht even, we zingen sjabbatliedjes. Dit is het antwoord. Het jodendom is hier vroeger geweest en het is hier nog steeds.'
Ondanks de emigratie van zo'n veertig procent van de Oekraïense joden sinds 1991 leven er alleen al in Kiev (een stad met zo'n drie miljoen inwoners) ongeveer 100.000 joden. Voor de hele Oekraïne zijn het er zo'n 500.000. Wilfond: 'Dat zijn merkwaardige getallen, want dan hebben we het wel over de aantallen die de Israelische ambassade hanteert; het zijn de mensen die op basis van de Wet op de Terugkeer op alija zouden kunnen gaan. En van hen zijn een aantal actief geïnteresseerd in het (her)ontdekken van het joodse leven. Op sjabbat bezoeken zeventig à tachtig personen de dienst; met de Hoge Feestdagen, of als er een Bar of Bat Mitswa is, honderd tot honderdtien.' Dat lijkt misschien weinig op 100.000, maar het gaat wel om mensen die zeventig jaar hun geloof niet mochten praktiseren. 'Hoe zou je de sterkte van de reform in de voormalige Sovjet-Unie kunnen meten? Het aantal gemeentes groeit en', Wilfond grinnikt wat ongemakkelijk, 'de tegenwerking van de orthodoxie neemt ook toe. Wanneer ik op pad ben voor een brit mila, een Bar of Bat Mitswa, een choepa, of seminaria vertellen mensen mij steeds weer: deze vorm van het jodendom staat ons het meest nabij. De reform was een product van de Verlichting, de chassidische beweging verwierp die juist. Maar dit zijn moderne mensen; ze komen uit de grote stad, hebben een opleiding genoten, zijn Europees georiënteerd, gaan naar het ballet, lezen Hemingway. Zij zien niet in wat er mis mee is dat een vrouw een Torarol vasthoudt, dat zij uit de Tora leest en dat zij tijdens de dienst naast haar man zit.

De rest van dit artikel is te lezen in Levend Joods Geloof nr. 1, 1999

Terug naar inhoudsopgave | Naar Bestel-service









Samenwerken in Berlijn - rabbijn Walter Rothschild

Alle rabbijnen hebben een onmogelijke beroep, maar het mijne is nog onmogelijker dan dat van de meeste. Waarom? Omdat ik als liberale rabbijn werk in een gemeenschap die niet liberaal is. Of, beter gezegd, een gemeenschap die deels liberaal is en deels fel gekant tegen alles wat liberaal is. Maar zij is, of probeert dat te zijn, één gemeenschap. Een Einheitsgemeinde.

De Einheitsgemeinde is een curieuze entiteit, een waar ik in geloof, al heeft die zijn voor- en nadelen. Het belangrijkste voordeel is dat orthodoxe, liberale, atheïstische, chassidische, zionistische en culturele joden allen zijn vertegenwoordigd binnen die ene gemeenschappelijke structuur. Het voornaamste nadeel is dat alle conflicten die gewoonlijk tussen de gemeeschappen spelen nu plaatsvinden binnen die ene gemeenschap!

'Staatskerk'

De structuur is het resultaat van Pruisische wetgeving, die bepaalde dat er in iedere stad een enkele gemeenschap hoorde te zijn die was georganiseerd als een 'staatskerk', met het recht om Kirchensteuer te ontvangen (voor ons wordt het woord Gemeindesteuer gebruikt) van de leden en die in theorie voorzag in de religieuze behoeften van alle joden in die stad. De laatste jaren is dit systeem tot op zekere hoogte in onbruik geraakt, er zijn tegenwoordig namelijk een aantal strikt liberale gemeenten in Duitsland. Zij worden echter nog niet 'erkend' als onderdeel van de officiële structuur, die evenwel categorisch weigert haar theoretische taken ten aanzien van alle joden uit te voeren en zich alleen concentreert op de behoeften van degenen die zeggen orthodox te zijn. Terwijl er om complexe historische redenen sinds de Tweede Wereldoorlog in Berlijn ook steeds een liberale component is geweest in de voornaamste Gemeinde, met zijn eigen synagoge en zijn eigen rabbijn, die op dezelfde wijze wordt betaald als de orthodoxe rabbijn.
Voor mij betekent dit dat de plaatselijke orthodoxe rabbijn, de Chabad rabbijn, verschillende chazzaniem, masjgichiem ('opzichters'), enzovoort allen 'collega's' zijn, geen concurrenten. Wij worden betaald door dezelfde gemeenschap, delen vaak dezelfde kantoren, spreken gezamenlijk bij officiële aangelegenheden van de gemeenschap en worden aangestuurd door dezelfde organisatie, de commissie Kultusverwaltung, die de Bar en Bat Mitswa diensten, de choepot, de lewajot regelt voor alle leden en ons dan laat weten welke rabbijn of chazzanleiding zou moeten geven.
De zaken zijn nog gecompliceerder.

De rest van dit artikel is te lezen in Levend Joods geloof nr. 1, 1999

Terug naar inhoudsopgave | Naar Bestel-service








De Russische golf in Israel - Leontine Veerman

In de laatste Israelische verkiezingen sleepten de twee Russische partijen, Jisrael b'Alija en Jisrael Beteinoe, samen tien zetels in de wacht. Die partijen zijn er niet meer om landgenoten aan goedkope woningen te helpen. De meeste nieuwe immigranten uit de voormalige Sovjet-Unie hebben in korte tijd de eerste stadia van alija met succes doorlopen. Ze stellen eisen van een andere orde. 'Sommige van de grootste Russische creatieve talenten wonen in Israel, maar niemand in de Israelische samenleving die daar weet van heeft', wierp de invloedrijke journalist en arts Anna Isakova het Israelische publiek kort geleden voor de voeten. 'Van wat zich binnen de Russische luchtbel afspeelt, van de rijkdom van de Russische traditie, dringt niets door tot Israeli's... Maar jullie mogen onze traditie niet negeren. Jullie moeten juist van onze kennis en cultuur gebruikmaken.'

Over de mate van invloed van Sovjet-immigranten op de Israelische samenleving valt te twisten. 'Als gemeenschap en als individuen leveren nieuwe immigranten uit de voormalige Sovjet-Unie nu al belangrijke bijdragen', meent Stephanie Hoffman, directeur van het Mayrock Center van de Hebreeuwse Universiteit, dat onder meer onderzoek naar de Sovjet-immigranten in Israel begeleidt. 'In de eerste plaats zijn de Russen dankzij de politieke partijen in staat invloed uit te oefenen op de Israelische politiek. Dat betekent dat ze meepraten over het vredesproces en over economische ontwikkelingen. Met het oog op hun seculiere achterban zullen ze waarschijnlijk kwesties als transport op sjabbat en de noodzaak van seculiere begraafplaatsen op de politieke agenda zetten. En tot slot kunnen ze hun stem laten horen in het continue debat 'zionisme versus post-zionisme'. De meeste nieuwe Sovjet-immigranten, en we hebben het over bijna een vijfde deel van onze samenleving, zijn niet vanwege een brandend zionistisch vuur naar Israel gekomen. De meerderheid heeft zich hier gevestigd omdat ze in een 'normale', pluralistische samenleving wil leven. Dat feit zal ongetwijfeld consequenties hebben voor de uitkomst van de discussie over het karakter van de staat.'

Muziek

Wat recreatie en cultuur betreft, wijst Hoffman lichtvoetig op veranderingen op het sportieve vlak - 'kunstrijden op de schaats, daarmee heeft Israel het nooit eerder tot de Olympische spelen gebracht' - en op de verspreiding van de belangstelling voor klassieke muziek: 'Russische musici overspoelen de markt. Iedereen schijnt tegenwoordig zijn eigen Russische muziekleraar te hebben. Bovendien is het aantal orkesten enorm uitgebreid. In Risjon le Zion is een orkest opgericht dat uitsluitend uit Sovjet-immigranten bestaat; in de periferie komen orkesten van de grond waarin ze zeker de helft van de bezetting uitmaken. Een kind in Risjon heeft nu veel makkelijker toegang tot klassieke muziek. Ik denk zelfs dat in het algemeen de aandacht is gegroeid voor muziek als een deel van ons leven.'
Het verschil tussen de Sovjet-immigranten van de jaren zeventig en die van de jaren negentig is immens, aldus Hoffman. In de jaren zeventig hechtten alle betrokken partijen - immigranten, de Israelische burger en de overheidsinstanties - grote waarde aan het concept van de smeltkroes. Russische immigranten, tot 1989 zo'n 200.000 personen, hadden vanaf aankomst in Israel geen contact meer met hun land van herkomst, leerden Hebreeuws en deden hun uiterste best te acclimatiseren en 'echte' Israeli's te worden.

De rest van dit artikel is te lezen in Levend Joods Geloof nr. 1, 1999

Terug naar inhoudsopgave | Naar Bestel-service









Oenetanne tokef kedoesjat hajom - Albert Ringer

Net zoals Chaim Potoks Asjer Lev gebruikt Leonard Cohen motieven die zijn ontleend aan de westerse christelijke traditie om zijn ideen over te brengen in zijn liederen (Suzanne is in Nederland het meest populair). Maria, het Leger Des Heils en Jeanne d'Arc passeren de revue. Zover ik weet staat in slechts één van zijn liederen een expliciete verwijzing naar het jodendom. Who By Fire is gebaseerd op een van de belangrijkste onderdelen van de dienst voor de Hoge Feestdagen, de pijoet (liturgisch gedicht) Oenetanne tokef.

De titel van deze pijoet wordt gevormd door de openingswoorden: 'Laat ons de heiligheid van deze dag benadrukken'. De tekst vertelt in eenvoudige termen en op een rechtlijnige manier de betekenis van Rosj Hasjana en Jom Kipoer. Het is een prachtig gedicht en terecht een van de meest populaire delen van de dienst. Rond het ontstaan van het gedicht, dat in de Middeleeuwen een vaste plaats in de machzor kreeg, bestaat een mythisch verhaal, waardoor een verband wordt gelegd met martelaarschap (1).
De grondslag van Oenetanne tokef wordt gevormd door twee teksten, de een uit de misjna en Talmoed, de ander een midrasj. Deze twee teksten, die op hun oorspronkelijke plaats geen directe relatie met elkaar hebben, zijn door de dichter met elkaar in verband gebracht.
Aan de basis van het eerste deel van het gedicht ligt een tekst uit de misjna (rond 200 van de gebruikelijke jaartelling). Volgens deze tekst (2) wordt op Rosj Hasjana ieder mens beoordeeld zoals de 'B'nee Maron'. In de tijd van de Talmoed (rond 600) werd deze uitdrukking al niet meer begrepen. In oudere misjna-handschriften komt in plaats hiervan het Griekse ke-benumeron voor, 'zoals bij een legertelling'. De tekst zoals deze nu is overgeleverd is waarschijnlijk een verschrijving. De Talmoed suggereert verschillende interpretaties: alle mensen trekken voorbij aan God zoals een leger aan zijn generaal, of als een kudde aan zijn herder. In Oenetanne tokef wordt dit idee uitgewerkt in zware beeldspraak die meer ontleend lijkt te zijn aan beschrijvingen van het laatste oordeel dan dat deze geschikt is voor Rosj Hasjana. Gods Glorie is gezeten op Zijn troon van waarheid. Er klinkt bazuingeschal en een heel kleine, stille toon laat zich horen. In Gods gerechtshof is Hij Rechter, Aanklager, Onderzoeker en Getuige tegelijkertijd. Hij leest het boek met herinneringen, waar ieders daden zijn opgetekend. Ook de engelen, zelf niet zonder zonden, sidderen in Zijn aangezicht.

De rest van dit artikel kunt u lezen in Levend Joods Geloof nr. 1, 1999

Terug naar inhoudsopgave | Naar Bestel-service









Gedachten bij Simchat Tora - rabbijn Sonny Herman

Eens danste de Baal Sjem Tov op Simchat Tora zó lang rond met een Torarol dat een van zijn chassidiem hem eraan moest herinneren dat anderen wachtten op de gelegenheid de heilige rol in hun armen te drukken. Toen hij de Torarol had overgedragen aan een ander bleef hij in het rond dansen. Een chassied vroeg aan een andere: 'Onze meester houdt niet langer de Torarol vast, waarom blijft hij dansen?' De ander antwoordde: 'Onze meester heeft de zichtbare, fysieke dimensie achter zich gelaten; hij wordt nu geleid door de spirituele dimensie.'

Wij houden allemaal van Simchat Tora. Iedereen, mannen, vrouwen en kinderen, jong en oud, groot en klein, komt bijeen rond de heilige rol, opdat een ieder zijn partner kan worden in 'de dans van hernieuwd leven'. De 'ontzagwekkende' dagen zijn voorbij. Wij hebben gedaan wat wij konden. Dit is het moment voor een laatste grote samenkomst, zeg maar een afstudeerfeest, en daarmee voor onze laatste aanroeping: 'God aller machten, help toch', die wordt uitgedrukt in het eerste couplet van het gezang uit de liturgie voor Simchat Tora, 'Kenner der harten' (Bemidbar 27:16; Mosjè gebruikte deze term om aan te geven dat God de innerlijke gedachten van ieder mens kent). Zeven keer gaan wij de synagoge rond met de heilige rollen. Iedere keer herhalen wij de hartverscheurende smeekbede: 'Help toch! Red toch! Hoor ons op de dag van ons roepen.' Op Simchat Tora richten wij ons voor het laatst in deze periode van feestdagen tot de Bron van het al om onze smeekbede voor een hernieuwd zegenrijk jaar te verhoren.

Goede leer

Zoals u waarschijnlijk weet, zijn er in de Tora twee gelegenheden waarbij onze voorouders werden opgeroepen gehoor te geven aan de opdracht van God om een Lekach Tov - een goede leer - te ontvangen, het verbond met de Tora. De eerste was bij de Sinai, waar zij met één stem antwoordden: Na'asé wenisjma - Wij zullen doen en wij zullen gehoorzamen (Sjemot24:7). Bij die gelegenheid was een groep recentelijk bevrijde slaven opgeroepen om de Tien Woorden te aanvaarden die Mosjè vanaf de berg naar hen had gebracht. Iedereen moest op dat moment en die plek aanwezig zijn. De tweede gelegenheid was pal voor het in bezit nemen van het beloofde land. Na een training van 38 jaar in de regels van de Tora was het een nieuwe generatie, geboren in de woestijn, die daar present was voor het uitreiken van de prijs, 'Het Land'. De Toratekst zelf verhaalt niet van vrolijke voorvallen. De Tora, dat weten we, is een serieus werkboek. Buber en Rosenzweig begrepen de ware betekenis toen zij hun vertaling Die fünf Bücher der Weisung - de vijf boeken van onderricht - noemden. De manieren om te leren hoe zij God konden dienen, het werk om een rechtvaardige samenleving op te zetten buiten de bescherming en het isolement van de jaren in de woestijn zouden nu Tora wederech erets worden, Tora léven temidden van de andere volkeren in Gods wereld.

Vertrouwen

We moeten onze wijzen bedanken voor de invoering van Simchat Tora, die niet-bijbelse speciale dag, in onze kalender. Zonder verder in details te treden, is het eenvoudig vast te stellen dat deze dag is 'vastgeplakt' aan Soekot.

De rest van dit artikel kunt u lezen in Levend Joods geloof nr. 1, 1999

Terug naar inhoudsopgave | Naar Bestel-service









Bouwen aan een verbond - Deborah Brous

''Een akkoord is pas het begin; de echte vrede maken de mensen zelf', aldus Betty Benbenisjti van Vrede Nu onlangs in het NIW. Maar willen mensen met elkaar vrede kunnen sluiten, dan zullen zij ook elkaars achtergronden, verdriet en toekomstdromen moeten kennen. Palestijnen en Israeli's moeten elkaar gaan zien als mensen, niet als monsters. De Amerikaans-joodse Deborah Brous besloot een aantal jaren geleden op alija te gaan. Sindsdien is zij in Israel actief op het gebied van sociale gelijkheid, mensenrechten en het milieu. In het kader van het bouwen aan vrede nam zij het afgelopen jaar deel aan de workshop Transformation of Suffering. Een verslag.

07.00 uur. Als de enige nieuwkomer temidden van een druk pratend groepje Israelische vredesactivisten drink ik mijn thee en kijk toe hoe de gespreksbegeleiders onderhandelen. Ik weet mijn opwinding over de missie die we gaan ondernemen bijna niet in bedwang te houden.

09.00 uur. Rustig passeren we de Groene Lijn en betreden de bezette gebieden. Onze chauffeur wijst naar dorpjes en bloeiende amandelbomen. Het landschap is vredig. Zelf ben ik uit het eeuwig drukke Tel Aviv gekomen en langzaam begint mijn ongedurige geest tot rust te komen.

10.30 uur. Bestemming: Nabloes, de bijbelse stad Sjechem, op de Westelijke Jordaanoever, voor een dialoog tussen Palestijnen en Israeli's. De kleine kantoorruimte heeft een schilderachtig uitzicht op de oude stad die in de bergen werd gebouwd. Onder het genot van zwarte stroperige koffie gekruid met kardemom ontspint zich een levendig gesprek in ons kleine groepje, dat als eerste is gearriveerd.

Vertalingen in het Arabisch, Iwriet of Engels vliegen langs terwijl het volgende onderwerp al weer wordt aangesneden. De onderwerpen variëren van actuele ontwikkelingen en de economie in de regio tot het milieu en kunst. Gevoelens van ongemak worden minder terwijl men overeenkomsten constateert tussen verhalen uit het Oude Testament en de Koran. Kort daarop stellen zo'n dertig vredesactivisten - seculier en religieus, Palestijns en Israelisch, mannen en vrouwen van alle leeftijden - zich officieel voor en de workshop Transformation of Suffering is gestart.

De gespreksbegeleiders doen voorstellen over de wijze waarop iedereen zich tijdens de workshop dient te gedragen. Mijn favoriet is: 'Luister en laat iedereen uitspreken.' Dat gebeurt zelden in het Midden-Oosten.

Een van de basisregels tijdens dit forum is dat iedereen in de eerste persoon spreekt. Allereerst maakt ieder van ons duidelijk wat onze redenen zijn om deel te nemen aan deze tweedaagse vredesmissie. Het scala van antwoorden vormt de perfecte illustratie voor de uitdrukking 'Persoonlijke zaken zijn politieke zaken'. Een Israelische soldaat, die zojuist is afgezwaaid, wil graag haar status veranderen van 'bezetter in vriend'. Een Palestijnse vrouw legt uit: 'Ik wil niet langer een slachtoffer zijn, maar een gezonde, gelijkwaardige partner in een proces om banden te vormen in plaats van levens te vernietigen'. Een Israelische man die een familielid heeft verloren na een zelfmoordaanslag is naar de workshop gekomen als onderdeel van zijn verwerkingsproces. Een Palestijnse vrouw maakt ons op aangrijpende wijze duidelijk wat haar beweegreden was: 'Het geeft een veiliger gevoel om samen te zijn, dan om gescheiden te blijven'. Velen van ons waren het daarmee eens.

Ik kijk de kamer rond en neem de gezichten van al die verschillende personen in mij op. Mijn ongeoefende Amerikaanse oog ziet in ieder gezicht dezelfde trekken terwijl deze verwanten voorbeelden geven van de karikaturale werkelijkheid waarin zij leven; fysieke verschillen zijn miniem. Ik zie ogen waarin pijn te lezen is, vermengd met de donkere gloed van hoop. Israeli's vertellen uitgebreid over de dood van familieleden en vrienden, geven uiting aan angst en afgrijzen. Er worden schokkende verhalen verteld over ervaringen tijdens de dienstplicht. De meeste Palestijnse vredesactivisten hebben in de Israelische gevangenissen gezeten om redenen die variren van: weigering om mee te werken als informant voor de Israelische autoriteiten, geweldloze daden van burgerlijke ongehoorzaamheid tegen de bezetting, of stenen gooien naar soldaten. Er worden ziekmakende details verstrekt; zij zijn de aanleiding voor de toenadering hier vandaag.

De rest van dit artikel kunt u lezen in Levend Joods Geloof nr. 1, 1999

Terug naar inhoudsopgave | Naar Bestel-service