Teksten van Fons Jansen


 

Iedereen is bang

De rijken zijn bang voor de armen
en de armen zijn bang voor het geld.
En de linksen zijn bang voor de rechtsen
en de rechtsen zijn bang voor verandering.

Iedereen is als de dood voor de ander
en verzamelt de bangen aan zijn kant.
Gaan ze hitsen, gaan ze haten, gaan ze stoken
en ze schrijven vuile stukjes in de krant.

En de blanken zijn bang voor de zwarten
en de zwarten zijn bang voor de macht.
En de massa is bang voor de homo's
en de homo's weer bang voor de hetero's.

Iedereen is als de dood voor een ander;
wie het toegeeft valt als lafaard door de mand.
En de angst wordt zo de vader van agressie,
want wie bang is houdt zijn wapens bij de hand.

Arabieren zijn bang voor de Joden
en de Joden zijn bang voor de Rus.
En de bazen zijn bang voor de bonden
en de knechten zijn bang voor hun meerderen.

Iedereen is als de dood voor een ander,
gaat dan denken en pijnigt zijn verstand:
hoe te zorgen dat hij banger is dan ik ben?
En wie lacht dat is de wapenfabrikant.

En de mannen zijn bang voor hun vrouwen
en de vrouwen zijn bang voor hun kind.
En het Zuiden is bang voor het Westen
en het Westen is bang voor de Oosterling.

Iedereen is als de dood voor een ander;
wie slim is krijgt de bangen aan zijn kant.
Ook al noemen ze het eerst nog defensie,
even later loopt de vrede uit de hand.

uit: Kwartetten (1975)


 

De drie gebroeders

Er waren eens drie gebroeders, 't is daarvan dat ik zing.
Ik wil u gaan verhalen hoe dat 't met ze verging.
Ooit hadden zij geleden onder hetzelfde juk.
Nu waren zij gedrieën op weg naar het geluk.

Dat waren Vrijheid, Gelijkheid, Broederschap.

De Vrijheid die was het rijkste, zoals dat meestal gaat.
Die ging uit angst voor rovers gekleed als een soldaat.
Gelijkheid, daarentegen, die had het niet zo breed.
Die ging dan ook eenvoudig als een werkman gekleed.

Maar ja, hoe ging 't nou verder met die Broederschap?

De Vrijheid zei tot Gelijkheid: ik ben nu erg rijk,
en daarom ben ik machtig, dus zijn we niet meer gelijk.
Gelijkheid zei tot Vrijheid: ik wil niet zijn als jij,
want geldzucht voert tot onrecht; dan liever niet meer vrij.

Maar ja, hoe ging 't nou verder met die Broederschap?

Twee broeders gingen twisten, 't werd een handgemeen.
Maar geen van twee kon winnen, toen gingen ze uiteen.
De Vrijheid koos het Westen en heeft het ver gebracht.
En de Gelijkheid koos het Oosten en werd een wereldmacht.

Maar wie heeft er eigenlijk nog íets vernomen van die Broederschap?

uit: Kwartetten (1975)


 

Gedicht "Muziek"

Laatst vroegen de ogen van mijn liefste:
wie ben jij toch?
wat is jouw diepst geheim?
Ach lief,
een open schoot brengt ons gesloten ter wereld
en wat we diep verbergen dat blijft een raadsel
tot de dood.

Toch is er één die je het zeker nog moet vragen.
Zij het ... Muziek.
Als zij, Muziek, de stilte tovert tot een melodie,
de diepste snaren van ons voelen raakt
en koestert wat nog geen geluk beroerde,
dan resoneert daarin ons nameloos geheim.

Een mens heeft nóóit dit wonder in me kunnen raken
en zij, Muziek, legt woordeloos de vinger op de wond.
Zij deed mij geloven als een rots
dat "waar" en "goed" bestaan.
En ook al zonk ze dieper dan de tederste dromen,
nooit heeft ze mijn geheim verraden
tot een naam.

Maar toen mijn lief en ik verzonken in een zee van tonen,
verzaligd ons bedronken aan 't wonder van de klank,
toen proefde toch de een niet de ontroering van de ander
en bleef gevangen in dat lot dat ik niet jij kan zijn.

Al voelen ze zich vereend,
drinken uit één beker,
elk drinkt zijn eigen teug
en proeft zijn eigen dorst.

Dus ook al prijst men luid
"gemeenschap" en "gemeenzaamheid",
ik weet door u, Muziek,
't laatste woord is "eenzaamheid".

uit: Fons Jansen 5 (1980)


Terug naar de muziek en teksten pagina

 
Jos van Geffen -- Home  |  Site Map  |  Contact Me

last modified: 26 May 2001