LEONARDO DA VINCI
een automatische braadspit




2 mei 1998

menukaart
cornaro
franciscus





leonardo
door Franceso Bartolozzi




      Waarlijk, de mens is de Koning der dieren want hij overtreft hen in wreedheid. Wij leven van de dood van anderen. Wij zijn wandelende begraafplaatsen! - Leonardo


Leonardo da Vinci (1452-1519), schilder, beeldhouwer, tekenaar, natuurkundige, paleontoloog, architect, uitvinder, was ook de eerste vegetariër van de moderne tijd, een feit dat maar weinig biografen vermelden. Leonardo dacht heel eenvoudig dat alle wezens die zich konden verplaatsen ook pijn konden voelen en dat deze twee eigenschappen logisch samenhingen. Daarom wilde hij uitsluitend eten wat zich niet voortbewoog (Bramly).
Als kind leefde Leonardo op een Toscaanse boerderij. Hij hield van dieren en zou zijn leven lang dieren blijven tekenen. Hij behoorde tot de groep der 'Guzzarati', "ongelovigen die niet toestaan dat enig levend wezen ook maar enig letsel toegebracht wordt", in de woorden van Andrea Corsali, vriend van Leonardo's beschermheer Guiliano de Medici. Behalve vlees weigerde Leonardo ook vis, eieren, kaas of honing. Giehl veronderstelt dat Leonardo daarom een veganist was. "O, rechtvaardigheid Gods", riep hij vertwijfeld over het lot van de bijen, "waarom wordt u niet wakker en beschermt u uw misbruikte wezens niet?" Hij weigerde medicijnen en stond ook niet toe dat dierenartsen zijn paarden verzorgden. Hij was duidelijk een vegetariër uit compassie, of, wanneer men zijn weigering dieren te misbruiken meer lichamelijk of esthetisch wil opvatten: een vegetariër uit weerzin. Op de markt kocht hij gekooide vogels op die bestemd waren voor menselijke consumptie en liet ze daarna weer vrij. Hij spreekt van verspilling en onrecht schapen, koeien en geiten aangedaan: "Van talloze aantallen zullen de jongen gestolen worden, en hun kelen zullen doorgesneden worden, en zij zullen op hoogst barbaarse wijze in stukken gesneden worden." Er zijn veel andere plaatsen in de Aantekenboeken waarin Leonardo wreedheid gadeslaat en hekelt. Over worst gemaakt van kalfstong: "Hoe walgelijk is het te zien hoe de tong van het ene dier gepropt wordt in de strot van een ander." Of, over gekookte vis: "Wat wreed om een beest dat van nature in het water leeft daarin te koken."



Analyse van een ziel

Er moet wel iets abnormaals aan de hand zijn met deze hoogst originele en eigenzinnige vegetariër, zo lijken velen te hebben gedacht die zich in het fenomeen maar moeilijk konden inleven. Waarschijnlijk, zo luidt één theorie, heeft Leonardo, die altijd vrijgezel bleef, nooit geslachtsgemeenschap gehad met vrouwen. Was hij soms een homo? Zelf dacht Leonardo eenvoudig dat zijn passie voor het uitvinderswerk de zinnelijkheid verdreef.

Freud en Kurt Eissler interpreteerden het vegetarisme van Leonardo als een bescherming tegen krachtige sadistische impulsen. Zijn gedragspatroon is dat van iemand 'in een ernstige oraal-sadistische conflictsituatie' (Eissler). Freud heeft een speciale studie gewijd aan het genie. In Een jeugdherinnering van leonardo da Vinci beschrijft Freud het karakter van Leonardo en hij probeert het te verklaren. Freud realiseert zich dat dat een gewaagde onderneming is, daar de patiënt niet meer aanspreekbaar is. "Het karakter van de man Leonardo vertoonde nog enige andere ongewone trekken en schijnbare tegenstrijdigheden", aldus Freud. "Een zekere inactiviteit en onverschilligheid leken hem niet vreemd. In een tijd waarin ieder individu voor zijn activiteiten zoveel mogelijk ruimte trachtte te veroveren, wat niet zonder het tentoonspreiden van een krachtige agressie jegens anderen mogelijk is, viel hij op door zijn kalme vredelievendheid en het uit de weg gaan van alle vijandschappen en onenigheid. Hij was mild en goedig jegens iedereen, verwierp naar beweerd wordt het eten van vlees, omdat hij het niet gerechtvaardigd achtte dieren van het leven te beroven, en schepte er een speciaal genot in vogels die hij op de markt kocht de vrijheid te schenken. Hij veroordeelde oorlog en bloedvergieten en noemde de mens niet de koning van de dierenwereld, maar veeleer het ergste wilde beest dat bestaat. Deze vrouwelijke fijngevoeligheid weerhield hem er echter niet van veroordeelde misdadigers op weg naar hun executie te begeleiden, om hun van angst vertrokken gezichten te bestuderen en in zijn zakboekje uit te tekenen, zomin als zij hem belette de wreedste aanvalswapens te ontwerpen en als hoogste militaire ingenieur in dienst te treden van Cesare Borgia. Hij maakte vaak de indruk onverschillig tegenover goed en kwaad te staan, of hij eiste dat men hem met een bijzondere maatstaf mat". Met name het vegetarisme van Leonardo is verdacht: "Uit ... het meer dan gewone medelijden met dieren kunnen wij opmaken dat het in deze periode van zijn jeugd aan krachtige sadistische hoedanigheden niet ontbroken zal hebben." De door Leonardo verrichte dissecties op mens en dier zouden wijzen op kannibalistische verlangens, aldus Freud.
Ook Spencer doet een duit in het zakje: juist de sterke afschuw van vlees kan een defensiemechanisme zijn tegen het verlangen ernaar.

In zijn Aantekenboeken beschrijft Leonardo een zeer vroege jeugdherinnering die het basismateriaal zou vormen van Freuds Leonardo-studie en conclusie "dat de sleutel tot al zijn prestaties en onfortuinlijkheden verborgen lag in zijn jeugdfantasie over de gier". Deze vroege jeugdervaring werd door Leonardo als volgt beschreven, althans in de versie waarover Freud beschikte:

Het lijkt me dat ik was voorbestemd om een bijzondere relatie te hebben met de gier. Want een van mijn vroegste herinneringen is dat ik in de wieg lag en dat er een gier naar mij toekwam. De vogel opende mijn mond met zijn staart en raakte daarmee vele keren mijn lippen aan.

De passage is volgens Freud een homoerotische fantasie. Freud kent aan de gier in deze fantasie een bijzondere functie toe. Om die functie toe te lichten maakt hij uitstapjes naar de gier bij de oude Egyptenaren en de kerkvaders.
Een discipel van Freud, Oskar Pfister, ontdekte in Leonardo's schilderij Maagd en Kind met St Anna en een Lam de contouren van een gier in de rokken van Maria. In de psychoanalyse wordt veel op zijn kant gezet, ditmaal letterlijk. Om de gier te kunnen onderscheiden, moest men het schilderij namelijk kantelen.


...
Op het schilderij dat de moeder van de kunstenaar voorstelt, is namelijk in volle duidelijkheid een gier, het symbool van de moederlijkheid te zien. In de blauwe doek, die bij de heup van de voorste vrouw zichtbaar wordt en tot de schoot en de rechter knie reikt, is de uiterst karakteristieke kop van de gier, de nek en scherp gebogen aanzet van de romp te zien. Vrijwel geen van de beschouwers aan wie ik mijn vondst toonde, heeft zich aan de evidentie van dit zoekplaatje kunnen onttrekken (Pfister, geciteerd naar Freud 1983).


Freud was onder de indruk van de vondst. In 1919-editie van Een jeugdherinnering van leonardo da Vinci voegde hij opgewonden het nieuwe bewijsmateriaal in: "Oskar Pfister heeft een merkwaardige ontdekking gedaan ... die ontegenzeggelijk interessant mag heten, ook als men niet geneigd is er zonder meer mee in te stemmen. Hij heeft in de merkwaardige en niet gemakkelijk te doorgronden vormen van Maria's kledij de countouren van een gier ontdekt en duidt die als een onbewust zoekplaatje". Freud zag in Pfisters ontdekking zijn interpretatie van de gier als moederfiguur bevestigd. De twee vrouwen op het schilderij zouden een onderbewuste reconstructie zijn van Leonardo's eigen jeugd, doorgebracht met twee vrouwen, zijn moeder en stiefmoeder.
Helaas voor Freud bleek de Duitse vertaling van de Russische Leonardo-studie waarin Freud de jeugdherinnering van Leonardo had aangetroffen, een nogal lullige vertaalfout te bevatten. De juiste vertaling van het via het Russich vertaalde Italiaanse woord 'nibbio' is niet 'gier' (dat is avvoltoio), maar 'wouw'.
(Voor het overige schijnt de Leonardo-studie van Freud nog steeds 'insightful, stimulating and interesting' te zijn gebleven, aldus Rolando Del Maestro, aan wiens website The Search for the Soul veel van het bovenstaande werd ontleend.)

Ook Barkas, psychoanalytica én vegetariër, vermoedt onbewuste conflicten achter een Leonardo's "overmatige gebondenheid aan zijn werk en zijn intellectuele leven". Zij schetst, net als Freud, de verwarrende tegenstrijdigheid tussen zijn vredelievendheid en vegetarisme en zijn ontwerpen voor oorlogsschepen, pantservoertuigen, militaire bruggen, vliegtuigen, kanonnen, bommen en granaten.



meerloops machinegeweer



Leonardo diende Cesare Borgia in bloedige veldtochten. Barkas: "Hij zocht ook gretig naar lichamen die hij ontleden kon om zo zijn fysiologische studies op hoger peil te brengen. Hij ontwierp een toestel om een braadspit te laten draaien, dat werkte door water door een klein gaatje te blazen. 'Eén pond houtskool, elf ons zwavel en vijf pond salpeter' zijn de ingrediënten in Leonardo's recept voor buskruit voor een bom." Barkas ziet "een fundamentele breuk in zijn vroegste verhouding als zuigeling met zijn moeder. Talrijke aantekeningen ... vergelijken het doden van dieren ... met moederzuigelingsituties" zoals blijkt uit het volgende citaat uit de Aantekenboeken. Het is meteen een mooi voorbeeld van Leonardo's observeren en de wijze waarop hij de natuur beleeft:

Van nederigheid zien zien wij wel het beste voorbeeld in het lam, dat zich aan ieder dier onderwerpt. En wanneer ze tot voedsel gegeven worden aan leeuwen in gevangenschap, dan onderwerpen ze zich aan hen als aan hun eigen moeder, en wel zó dat vaak gezien is dat de leeuwen ongenegen waren ze te doden.

Onderstaand citaat toont de voor veel historische vegetariërs zo typische toekomstverwachting dat er eens een tijd zal komen waarin het vegetarisme algeheel geaccepteerd is. Maar het mensbeeld van Leonardo werd, naarmate hij ouder werd, pessimistischer, misantroop zelfs:

Ik heb reeds in mijn jonge jaren het eten van vlees afgezworen, en eens zal een tijd komen dat mensen als ik de dierenmoorden met gelijke ogen bezien als men nu de moord op mensen beziet. Je hebt de mens de Koning der dieren genoemd - ik zou echter zeggen: Koning der roofdieren, waaronder jij de grootste bent; want heb je hen niet gedood opdat ze je tot bevrediging van het gehemelte dienen waarmee je van jezelf een graf van alle dieren maakt? Brengt de natuur dan niet voldoende plantaardig voedsel voort waarmee je je trek kunt stillen?


Bezieling

Nog meer over de Leonardo's ziel. Spencer merkt Leonardo's grote bezielend vermogen op. Een bijzondere vorm van de inleving die bij sommige historische vegetariërs dikwijls sterk ontwikkeld schijnt te zijn: "Even the most cursory glance at the landscapes in Leonardo's great paintings, or the studies of rocks and water, shows that Leonardo perceived enormous and vigorous life not only in the effects of nature - clouds, torrents, shadows and light - but in matter itself, in the very stones and pebbles, making us recall those Pre-Socratic philosophers who saw the spirit in everything. It is as if Leonardo has dissected nature itself, and drawn back an outer skin to show us the circulation of sap or spirit beneath the rocks. It is the oneness with all life, felt so intensely, which makes Leonardo so astonishing as a man and an artist."

Een vergelijkbaar commentaar is afkomstig van Kenneth Clark: "we feel him pressing closer round the form, penetrating further and further into the mystery, till at last he seems to become a part of it, so that like his contemporaries we no longer think of him as a scientist, a seeker for measurable truth, but as a magician, a man who, from his close familiarity with the processes of nature, has learnt a disturbing secret of creation." (Uit Del Meastro)


Van middeleeuwen naar renaissance

Door Spencers refereren aan de pre-socratici (zie citaat hierboven) kan men gemakkelijk vergeten dat de humanisten, waartoe Spencer naast Leonardo ook Erasmus, More en Montaigne rekent, exponenten zijn van een christelijke renaissance. Het historisch humanisme is een ontwikkeling bínnen de Europese klassiek-christelijke cultuur. Wanneer Spencer zijn renaissanceparagraaf 'dissident voices' in 1439 laat beginnen met de door Cosimo de Medici verzamelde oude gnostieke, en door de Kerk verboden manuscripten, dan ontstaat wellicht de indruk dat het levensgevoel van de renaissance, waartoe Spencer ook het vegetarisme van de 'Renaissance Man Himself' (Leonardo) rekent, van neo-platonische en gnostiek-dissidente oorsprong zou zijn. Door het middeleeuws christendom tegenover het dissidente vegetarisme van de renaissance te plaatsen ziet Spencer een discontinuïteit waar ook duidelijk continuïteit is: de relatieve eenheid van die hele latijns-christelijke cultuur.
Anderzijds ziet Spencer in zijn inleiding bij het renaissance-hoofdstuk een sterke continuïteit in de joods-christelijke cultuur, waar ook duidelijk sprake is van discontinuïteit. Zoals in het hoofdstuk over de bijbel beschreven, hebben zowel joden als christenen de dierenoffers in korte tijd afgeschaft. De joden werden hiertoe gedwongen door het verlies van de tempel. Het afschaffen van de dierenoffers is van het christendom zelfs het fundament, zoals blijkt uit de grondleggende Brief aan de Hebreeën.
Maar Spencer ziet in de christelijke symboliek vooral een verlengstuk van vroeg-oudtestamentische optiek: "Meat, also in very early times, became the essential means by which humans communicated with the gods. The smoke and aromas of the spices were the food of the gods and they were given it before people were allowed tot eat the meat itself. The ritual of the animal sacrifice, the blood spilt, the method of slaughter, was all carefully kept to. When Christianity finally halted this practice it had already invested its own rituals with much of the same symbolism: in the Mass it is the body and blood of Christ which are consumed by the celebrant, the smoke of the censer having already wafted to heaven." Spencer lijkt over het hoofd te zien dat het woord 'vlees' reeds binnen het Oude Testament en in hogere mate in het christendom dermate vergeestelijkte, dat het nauwelijks meer naar de dierenoffers verwees, maar naar de 'vleselijke' lusten en als zodanig had het een negatieve betekenis gekregen. Van een liefelijke reuk van de brandoffers was inmiddels geen sprake meer. De geneugten van het lichaam (het vlees) werden de grote inwendige vijand van een christelijke leven. Onze gehele westerse cultuur is doordrongen van dit schuldbewustzijn: van Reformatie tot socialisme, van Calvijn tot Kafka, van Augustinus tot Wittgenstein. Uit dit gevecht met het vlees zijn het strenge ascetisme en de vasten ontstaan. En deze 'ideologie' valt eerder samen met vergelijkbare motieven binnen de dualistische gnosis, dan dat die ontwikkeling er nu het tegendeel van zou vormen, ook al is de ongemeen felle strijd waarmee de Kerk de strijd aanbond tegen de gnosis bepalend geweest voor de wijze waarop de Kerk zichzelf is gaan definiëren. Maar deze strijd kon alleen bestaan en de geschilpunten met de gnosis konden slechts worden opgemerkt doordat er een groter gemeenschappelijk ideologisch kader was waarbinnen deze twee partijen elkaar überhaupt als elkaars 'vijanden' konden herkennen.

Aan het einde van zijn Leonardo-bespreking erkent Spencer inderdaad dat het 'zelfbeeld' van de humanisten ('the knowledge of their own humanity') de 'christelijke ideologie' niet heeft kunnen 'wegvagen' aangezien "the whole social structure is built upon this Christian foundation, and these philosophers and artists are unable to escape fully from the demands of their time". Desondanks ziet Spencer met de renaissance een nieuwe ideologie ontstaan die in later eeuwen de strijd met de Kerk zou aanbinden. De suggestie is dat de Kerk en het christendom altijd de belangrijkste vijand van het vegetarisme zijn geweest. Spencer gaat dan voorbij aan een meer voor de hand liggende en veel natuurlijker tegenstelling, een tegenstelling die kan verklaren waarom het historisch vegetarisme tot in onze ontkerstende tijd toe nog steeds zulke geringe successen boekt. Deze tegenstelling is die tussen het vegetarisme en het gehemelte. Want is niet veeleer het Genot de grote vijand van elkelk verbod op lustbeleving? Vlees is altijd een kostbaar en gewild statusproduct geweest, voorbehouden aan de rijken. Het zou van te weinig gezond cynisme getuigen om te menen dat theologische argumenten de doorslag konden geven in de strijd om het vegetarisme. Ook in onze ontkerstende tijd geldt nog steeds één ultiem 'argument' tegen het pythagorisch dieet. Dit 'argument' is een laatste woord, letterlijk een dood-doener: 'vlees is zo lekker'. Tegenover de massieve bewijskracht van deze zin is geen filosofie of theologie bestand. In dit opzicht is de Bijbel tenminste realistischer dan Spencer en Leonardo: hij verwachtte dat er een vegetarische samenleving op komst was. De Bijbel laat het vegetarisch vrederijk niet op deze aarde verwezenlijken. Spencers volgende zin is een subtiel verwijt aan de repressieve en schijnheilige voormannen van de Kerk, maar er klinkt een onderhuids verwijt in door aan de smaakpapillen van de heilige Thomas: "The saint's corpulence suggests that Aquinas did not care at all for fast days." Kan men het Thomas, die helaas geen dwingende theologische redenen vond om vlees te laten staan, meer kwalijk nemen dan een willekeurige andere tijdgenoot dat hij vlees gewoon te lekker vond om het te laten staan of te verbieden?


Lust

Laten we de zaken eens op de spits drijven. De psychoanalyse, met zijn 'cynische' axioma als zou de mens een op lustbevrediging gericht wezen zijn, bevestigt (soms) dat het vegetarisme in strijd is met deze natuur. Freud en Eissler interpreteerden het vegetarisme van Leonardo als een bescherming tegen een geperverteerde lustbeleving. Kunnen wij vegetariërs dit oordeel zomaar naast ons neerleggen of moeten wij ons nu gaan onderzoeken op de aanwezigheid van soortgelijke impulsen?
Omgekeerd, men kan dit 'cynisme' ook aanwenden om niet-vegetariërs eens een vraag te stellen: wie meent over een verdedigbaar waardenstelsel te beschikken dat verder reikt dan de behartiging van het eigenbelang of de directe lustbevrediging, zou zich eens kunnen afvragen of er geldige redenen om dieren te eten. Het antwoord 'Vlees is zo lekker' is binnen zo'n waardensysteem niet zonder meer geldig.


Leonardo en Guust

Maar was Leonardo wel zo afwijkend als de psychoanalytici ons willen doen geloven? Of was hij misschien gewoon naïef en gedreven en ging hij zo zielsgelukkig en wereldvreemd op in het tekenen en uitvinden van braadspit en oorlogstuig, dat hij daarbij vergat dat hij ook vegetariër was en al evenmin stilstond bij de consequenties van het in gebruik nemen van braadspit en wapentuig, zoals ook zijn sexleven er bij inschoot? Vegetariër was Leonardo wanneer hij at, maar ook aan tafel zullen zijn gedachten bij de minituursoldaatjes en modelpontons in zijn werkruimte zijn blijven dwalen. Was Leonardo dan misschien een voorloper van die andere uitvinder van levensgevaarlijke projectielen en tevens dierenvriend: Guust Flater?



Het is razend druk op de uitgeverij. Pruimpit wil efficiency; ook meneer Flater moet dit keer zijn steentje bijdragen. Maar Guust is hem voor: "Pruimpit, je komt als geroepen ... Meneer Dupuis wil me dringend spreken ... Het zijn allemaal lieve diertjes, maar ze hebben een instinct ... Ik weet niet of de kat de meeuw zal aanvallen maar de muis zal ze zeker wel willen hebben ... en je weet dat katten erg van vis houden. Kijk goed uit, ik ben er altijd doodsbang voor dat de muis in de kom van het goudvisje valt ..."

Franquin: "Ik heb altijd graag dieren getekend ... Als er een muis bijkomt, worden er onvermijdelijk nesten gemaakt in dossiers waaruit dan een deel verdwijnt etc. ... De kat en de meeuw zijn definitief gebleven. Als die er niet meer waren zou de lezer kunnen denken dat Guust niet meer van ze hield."



Bronnen

-Barkas (1979:97-101)
-Bramly (1991)
-Freud (1983)
-Giehl (1979)
-Rolando Del Maestro (zj)
-Spencer (1993:190-193)



menukaart
cornaro
franciscus