Uitstoot van schadelijke stoffen na branden en rampen

In Nederland vinden jaarlijks tien tot twintig branden of rampen plaats waarbij relatief veel schadelijke stoffen vrijkomen. Het potentiële gevaar wordt in eerste instantie gemeten door de brandweer, die bekijkt of er in het gebied acute risico's voor de bevolking zijn. Maar ook in de dagen en weken erna kunnen schadelijke stoffen in de omgeving verspreid worden, wat gevolgen kan hebben op de langere termijn. Dit wordt in kaart gebracht door de Milieu Ongevallen Dienst (MOD) van het RIVM, in samenwerking met de ministeries van VROM en Binnenlandse Zaken.

Na 15 jaar onderzoek bracht het MOD in december 2002 een rapport uit met algemene conclusies over de uitstoot van gevaarlijke stoffen na een brand of ramp. Vrijwel altijd trof het MOD binnen een afstand van enkele honderden meters verhoogde tot sterk verhoogde concentraties aan van koolmonoxide (CO), vluchtige organische componenten (VOC's) en polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK's). Ook dioxinen en zware metalen zoals lood komen vaak vrij. De hoogste concentraties kwamen vrij bij branden met grote hoeveelheden koolwaterstoffen, zoals een opslagloods met kunststoffen, een verffabriek, of een depot waarin chemisch afval was opgeslagen (verven, lijmen, oplosmiddelen en olieresten).

Enkele resultaten van de metingen van stofvormige componenten bij een aantal branden. De getallen geven de verhoging aan van concentraties ten opzichte van de normale situatie. In de laatste kolom staan zware metalen die in verhoogde mate zijn aangetroffen in luchtstof.

Locatie Fijn stof PAK's Dioxinen Elementen
Heerhugowaard
(meubelfabriek)
10 tot 40 60 tot 130 500 tot 1.500 Antimoon en lood
Aalsmeer (verffabriek) 30     350    -         Lood, zink en barium
Drachten (chemisch
afvaldepot)
150    < 10    50.000      Lood, zink, barium, koper,
cadmium en tin
Enschede
(vuurwerkopslagplaats
en woonwijk)
30     < 5     -         Lood, zink, barium, koper,
cadmium, strontium en titanium
Moerdijk
(houtafval)
20     10     -         Arseen, lood, zink en
cadmium
's Heerenberg
(kunststoffenopslag)
-      800    50.000      Lood, zink, nikkel, cadmium en tin
Slagharen
(de Bonte Wever)
15     65     4.500       Lood, zink en koper

naar volgende onderdeelterug naar boven

Het Nederlandse beleid voor externe veiligheid

In het algemeen streeft de overheid ernaar om een zo volledig mogelijk beeld te krijgen van risicovolle activiteiten die zich in Nederland afspelen. Bedrijven die omgaan met gevaarlijke stoffen worden verplicht elk jaar een extern veiligheidsrapport (EVR) in te leveren. Aan de hand daarvan wordt beoordeeld hoe groot de risico's zijn voor de omgeving (bijvoorbeeld voor de huizen rondom een fabriek of tankstation). Het Centrum voor Externe Veiligheid en Vuurwerk (CEV) is in januari 2002 bij het RIVM opgericht en adviseert de overheid omtrent de risicobepaling. Het beleid richt zich in hoofdlijnen op twee principes:

Bron: Milieuloket

 

Geen veilige afvalverwerking PVC

De Europese Commissie publiceerde eind juli een langverwacht Green Paper over PVC (polyvinylchloride). De conclusies zijn zo schokkend als de milieubeweging al decennialang beweert: er is geen enkele manier om PVC-afval veilig te verwerken.

Het Green Paper baseert zich op vijf wetenschappelijke studies naar de gevolgen van PVC voor het milieu en de gezondheid van mensen. Het is een beleidsnotitie, dat zich vooral richt op de (on)mogelijkheden om PVC-afval te verwerken: storten, verbranden of hergebruiken. Uit PVC-afval dat op een stortplaats wordt gedumpt, lekken gedurende een zeer lange periode nog gevaarlijke weekmakers en mogelijk ook gevaarlijke stabilisatoren. Verbranding maakt het probleem alleen nog maar groter. Bij de verbranding van een kilo PVC in de Europese Unie wordt 0,4 – 1,4 kilo gevaarlijk afval gevormd, afhankelijk van de verbrandingsvorm. Toch, stelt de commissie in het rapport, vervijfvoudigt het aandeel van verbranding in de PVC-afvalverwerking in de komende twintig jaar.

Hergebruik?
Hergebruik van PVC-afval draagt volgens de commissie onvoldoende bij aan de oplossing van het afvalprobleem. Op dit moment wordt drie procent opnieuw gebruikt, maar van tweederde hiervan blijft kwalitatief zo weinig over dat het nieuw PVC niet kan vervangen. De publicatie wijst bovendien op de gevaarlijke additieven in PVC-afval, die bij hergebruik worden verspreid over nieuwe producten. Hoogwaardig hergebruik van PVC-afval, waarbij dus geen lood, cadmium of PCB’s in de hergebruikte producten terechtkomen, kan in 2020 slechts vijf procent van het afvalprobleem oplossen. Geen enkele methode is dus veilig voor mens en milieu. Toch neemt de hoeveelheid PVC-afval – in een ongewijzigd scenario – de komende twintig jaar toe met maar liefst tachtig procent: van 4,1 tot 7,2 miljoen ton per jaar.


Onverantwoord
De conclusie is onontkoombaar: PVC moet zo snel mogelijk worden uitgebannen. Het bevat gevaarlijke en giftige stoffen en er bestaat geen effectieve methode om van die stoffen af te komen. Ze blijven een bedreiging vormen voor het milieu en de gezondheid van mensen. Uit dit Green Paper blijkt volgens de milieubeweging dan ook duidelijk dat het onverantwoord is om een dergelijk materiaal nog langer te fabriceren. Productie en gebruik moeten zo snel mogelijk worden uitgefaseerd. Het bestaande PVC-afval dient volledig te worden gescheiden van ander afval en veilig opgeslagen tot er een goede verwerkingstechnologie is ontwikkeld. De kosten daarvan zijn voor rekening van de producenten.

TBT ook in PVC

Dat PVC in de productie- en in de afvalfase veel milieuvervuiling veroorzaakt is bekend. Maar ook allerlei toevoegingen aan PVC zijn bronnen van verontreiniging. Afhankelijk van de toepassing heeft PVC een scala aan additieven nodig. De belangrijkste zijn stabilisatoren (cadmium-, lood- en organotinverbindingen) en weekmakers (ftalaten). Deze stoffen zijn slecht voor het milieu en vormen een risico voor de gezondheid. Dit jaar bleek naast de meest gebruikte organotinverbindingen in PVC, monobutyltin (MBT) en dibutyltin (DBT), ook tributyltin (TBT) te worden aangetroffen. TBT is ongetwijfeld één van de giftigste stoffen die bewust door de mens in het (zee)milieu wordt verspreid. De voornaamste toepassing is in aangroeiwerende scheepsverf, die waarschijnlijk per 2003 wordt verboden voor de commerciële scheepvaart. Met name Duits onderzoek toont aan dat TBT in veel meer (PVC-)producten zit. Öko-test onderzocht in mei zestien vinyl vloerbedekkingen: in vijftien werd TBT aangetroffen, met een maximale concentratie van 3250 microgram per kilo.



De studies zijn te vinden op:
www.europa.eu.int/comm/environment/waste/facts_en.htm

Bron: Groen en Geel