webbed 3 juli 2008 checked 30 oktober 2005

≈ ˜ ≈ ˜ ≈ ˜ ≈ ˜ ≈

    ><(((((º>     Vissen op volle zee met Loedie.

Back on track.

Ik ben een aantal keren met de boot mee gegaan vanuit de haven van Scheveningen. Dat doe ik soms alleen, soms met anderen, meestal in de winter. Het gaat dan dus om wrakvissen op gul. Iedere andere vis telt eigenlijk niet. De resultaten zijn zeer verschillend geweest.
Een aantal keer heb ik niets gevangen, helemaal niets. Dat is deprimerend, zeker als de rest van de boot wel vangt. Anderzijds heb ik ook wel eens het meest gevangen op een boot. En kwam iedereen afgunstig in mijn krat kijken. Dat is dan weer veel aardiger.


In grote lijnen is op zee vissen het zelfde als op zoet water. Op zee vissen gaat het alleen gewoon wat ruiger.
Ik herinner me bevroren druppels aan mijn lijn en hengel. Sneeuw op de boot. Pijn aan mijn vingers tot een week na de tocht. Dode pieren. Een gevoel van onbedwingbare misselijkheid. Over de reling hangende vrienden en broers, en tot felgroene, waterig–ogige, mistroostig kijkende, in gele regenjassen gestoken, tabak kauwende vissers met onwijs oud materiaal.

Hoe gaat dat dan?
Je vaart 07.00 –meen ik– uit. 3 uur lang vaar je, voor mijn gevoel een beetje schuin naar links, en ik zou denken dat je dan al aardig ter hoogte van Hoek van Holland bent, op een punt waar je, alleen met helder weer, (nog net) kust ziet. Het is daar een meter of 20 diep, misschien iets dieper. De boot draait, als we er bijna zijn naar een punt stroomopwaarts van een wrak (zeggen ze), geeft gas terug tot het zo'n beetje stil ligt, en probeert nu boven het wrak te blijven hangen. Er komt dus geen anker aan te pas.
De toeter gaat, en iedereen mag ingooien. Dat moet je ook snel doen. Eigenlijk net voordat de toeter gaat. Of, het best, in de toeter. Het stroomt daar zeer pittig, soms blijft lood van 150 gram niet eens op de bodem, dat stroomt het zo weer omhoog, en haalt onderweg even 5 lijnen op van boze plat duits, –limburgs, of –schevenings vloekende heren.
Wanneer de boot naar de zin van de schipper niet meer boven het wrak ligt, gaat de toeter weer. Dan is het zaak snel in te halen, want in korte tijd vaart de boot of om voor een tweede run, of weg naar een nieuwe stek. In die tijd moet je als een bezetene je draad weer door de ogen van je hengel halen als je je tuig was kwijtgeraakt, lood knopen, afhouders zetten, haken knopen, en nieuw aas aan je haken doen.
Als je in hebt gegooid en je ligt, zonder knopen op de bodem: direct een meter in halen, en "pompen". Constant pompen. In traag tempo. De top van de hengel blijft dus vrijwel de hele tijd flink gebogen, en flink onder spanning. Beet voel je zonder problemen. Een blinde kan een vis al nauwelijks missen. De vissen pakken het aas ook direct flink hard. Ik vraag me af of aanslaan sowieso eigenlijk wel nodig is. Omdat ik meestal met meerdere haken vis, hoef ik niet direct op te halen, tenzij ik het idee heb dat ik nu toch eindelijk een behoorlijke heb. Een gul voel je wel. En dan maar halen. Hengel tussen je benen en trekken. Eén vis is vaak zwaarder dan twee vissen.
Gul krijgt een klap op het achterhoofd en maak ik schoon op de terugreis. Soms vis ik een tijdje met een stukje van een andere vis. Wijting en steenbolk krijgen een klap en geef ik aan mensen die beweren een kat te hebben. Ik heb meegemaakt dat de vis al bevroren was voor ik aan het schoonmaken begon. Overigens is dat, aan het einde van de dag met verkleumde vingers, ook nog niet eens zo héél erg relaxerend. Thuis echter heb ik wel wat anders te doen. (Proberen staand in de pot te piesen zonder te slingeren bijvoorbeeld.) Het moet op de boot.

Wat fascineert?
–de zee zelf, de helderheid van het water, de vogels, de langsstromende vloedlijn.
–de boot, ijzer, roest en hufterproof. Met keuken en bar aan boord.
–het vissen in hetzelfde schuitje met allerlei andere (waarschijnlijk meer ervaren) vissers.
–het weer en het schommelen
–de gear
–het vergelijken van de vangsten
–de zeebenen
–het fel trillend topje van je hengel dat ik ook 's nachts nog constant zie.
–het is op de één of andere manier heel sociaal. Je hebt ook meer je handen vrij voor een gesprek, een praatje, enz. Wildvreemde vissers wisselen onderling wat ervaringen uit, komen even zonder te visssen kijken hoe anderen het doen, enz.

Gear: de Hengels
Als een boot over of langs een wrak drijft, wordt er niet gevist met dobber, of door de hengel neer te zetten.
Je lood sleept over de bodem (en over een wrak), en als het ergens achter blijft haken, is het in principe weg. Ik probeer het lood dus zo goed en kwaad als dat gaat over de grond te laten stuiteren, eventueel over een wrak heen, nooit stil, of slepend, wel altijd zo laag mogelijk. Ik heb dus de hele dag een hengel onder mijn arm, met daaraan een 350 gr loodje. Dat is de voornaamste reden dat ik niet een 5 meter lange hengel hoef. Die trekt te hard. Hiervoor heb ik een wat kortere, maar: een te korte en stugge hengel vind ik weer niet prettig, omdat een aanbeet de hengel helemaal niet buigt. Omdat je toch al geen afstand kunt nemen tot je topje, en je dus steeds met je hoofd opzij gehangen staat, moet dat deel wat je er wel van kan zien, wel een beetje prettig ogen.
Regelmatig kom ik toch vast te zitten, en verlies ik het volle tuigje (zie lood en haken).
In voorkomende gevallen is een buurmanvisser zo vriendelijk even de knoop die hij in je lijn geeft gemaakt even uit de war te halen, en dan ben je niet de eerste die ook z'n volle tuigje, met vis en al, kwijt is. Dat levert nogal eens wat verbazing op. Niemand heeft het nog koud. Het werkt verbroederlijkend.
Maar daarna wil ik zo snel mogelijk weer in het water liggen, met nieuw tuig. En daarvoor ligt dus een tweede (opgetuigde) hengel klaar. Meestal is dat wel een strandhengel (eigenlijk te lang dus en eigenlijk ook te buigzaam), maar dat is dus voor eventjes.


Gear: Molen en Reel
Ik zou niet weten waarom je met reel zou willen vissen in zoetwater in nederland, behalve dat het zulk ontzettend mooi gereedschap is. Op zee, en vooral bij het vangen van zware lasten kan ik mij er iets bij voorstellen, en ik moet zeggen dat vissen die ik met de reel heb gevangen echt als het ware binnen zijn gelierd. Er zit gevlochten lijn op. Voor 20 m. diepte misschien een beetje overdreven, maar goed. Het is wel even wennen. Met de reel die ik heb hoef je geen poging te doen te werpen, want knopen in reels zijn legendarisch ingewikkeld (letterlijk 1000en malen in–gewikkeld zeg maar). Overigens bestaan werp–reels ook wel, maar daar heb ik geen verstand van. Een beetje serieus werpen met 350 gram voel je ook aardig aan je vingertje. Voor serieus werpen moet je niet op een boot zijn, maar op het strand.
Ik vind een molen (natuurlijk wel een zeemolen) ook perfect werken. Soms zelfs beter, omdat ik mijn vingers beter kwijt kan, maar dat kan aan mij liggen.
Wat op zoet water bijna nooit voorkomt zoals afgebroken slingers van molens, losgetrokken ogen van een hengels, gebroken hengels, alles ontiegelijk in de knoop met anderen, te weinig aas, kapot binnenwerk van een reel, heb ik op bijna alle tochten wel in meerdere of mindere mate gezien. Het is een ware slijtageslag voor het materiaal.

Gear: lood en haken
Met een loodje ben je er niet. Soms beginnen mensen wel eens met zo'n bolletje, tot ze merken dat 3 of 4 daarvan pas een beetje beneden blijven. Ik heb 350 of 400 gram ankerlood. Het anker is misschien niet eens zo hard nodig, maar dat hoef je niet uit te buigen. Ik denk dat ik volgende keer op wrakken trouwens eens zonder ankers ga vissen maar wel met 350 gram.
Meestal heb ik 2 flinke afhouders die je op zeer gewiekste wijze aan je hoofdlijn kunt krijgen, zonder je lood eraf te halen. Aan die afhouders een stuk lijn 40/00 met een lus. De haak aan de lus, geen knoop in verband met het gelazer met de (oude) pieren. Vaak is het voor mij even zoeken naar een bepaalde hoogte en afstand tussen de haken. Die is ook afhankelijk van de lengte van het stukje lijn. Soms vang je met de ene haak vooral de andere. Je zou zeggen dat je dat thuis flink kan voorbereiden, maar dat valt tegen. Aan boord in die drie uur dat je wacht tot je er bent is dat perfect te doen. Dat helpt ook heel goed tegen zeeziekte. Haken hoeven niet te klein te zijn. Gul zou je, als je zou willen, kunnen vangen aan een haak ter grootte van het handvat van een paraplu, en ook alle andere vis die je vangt op prik na heeft in zekere zin een grote bek. Prik is onvangbaar, en tegelijkertijd ook het makkelijkst. Soms hangt prik aan een vis bij.
Ik kan niet zeggen dat ik aan de ene haak meer vang dan aan de andere. Aan de bovenste doe ik vaak ook nog een rubberen inktvisje, dat lijkt ook te werken. Ik doe er overigens ook gewoon pieren of zagers aan. Ik geloof niet echt in kralen, hooguit om je knopen de beschermen.

Aas:
–als bij zeevissen
Stukje vis. Weinig mee gevangen, maar zou goed moeten werken, vooral voor de wat grotere vissen.
Rubberen inktvisjes. Alles wat beweegt is eetbaar, ook een feloranje dingetje.
Pilker. Lood in de vorm van een visje, met haken. Lastig vissen, want die haken blijven juist bij wrakken gemakkelijk hangen.


Ik hou bij wat ik vang.