home
|
Vido's FilmZinedinsdag 29 september 2009
Muukalainen (The Visitor) (Jukka-Pekka Valkeapää, 2008) bioscoop
De Japanse regisseur Masahiro Kobayashi pakt het in zijn tiende speelfilm The Rebirth nog minimaler aan dan in The Stranger. Slechts aan het begin en aan het slot spreken een man en een vrouw om beurten, afzonderlijk geïnterviewd in een kale kamer. De rest van de film is tekstloos. De man (gespeeld door Kobayashi zelf) is een weduwenaar wiens dochter is vermoord door de dochter van de vrouw. De man zit vol wroeging en de vrouw (Makiko Watanabe) vol schaamte. Onafhankelijk van elkaar keren ze terug naar hun geboortestreek Hokkaido, in het noorden van Japan, waar ze toevalligerwijs in hetzelfde onooglijke industriestadje werkzaam zijn, hij als onderdeel van de opruimploeg bij de smeltovens van een staalfabriek en zij als bereidster van maaltijden in de kantine van het arbeidersverblijf. De film bestaat grotendeels uit dialoogloze herhalende handelingen tijdens identiek ogende werkdagen, telkens gefilmd vanuit dezelfde posities met dezelfde camerabewegingen. In eerste instantie wekt de uit de herhalingen voortvloeiende monotonie een groeiende ergernis op. De hele film lang lijkt er namelijk niets te veranderen en dus niets te gebeuren. Je moet moeite doen om te zien dat het onveranderlijke slechts schijn is. De herhaling dwingt de kijker steeds meer te letten op de details in de bewegingen. Geleidelijk dringen meer geluiden door in de verder zeer stille film en merk je dat er een reden is waarom we moeten blijven kijken naar hoe de man elke avond in de kantine, zwijgzaam en afgezonderd van de andere zwijgende eters, omgaat met zijn avondmaal. Hoe meer je jezelf door de herhaling laat meeslepen, hoe harder zelfs al de kleinste verandering aankomt. The Rebirth is door de lusteloze locatie, het constante zwijgen en de kale beeldvoering aan het oppervlak een zeer kille film, totdat de man en de vrouw van hun pad afwijken en er, tot grote verrassing, ruimte blijkt voor emoties, zowel bij de personages als bij de kijker. Het geduld waar Kobayashi om vraagt, blijft niet onbeloond.
(*) The Stranger wordt in De Filmkrant vergeleken met het werk van Andrei Tarkovsky, maar ik zag vorige week, tijdens het voor het eerst bekijken van Pather Panchali (1955), meer overeenkomsten met Satyajit Ray. In beide films heerst armoede, is er een afwezige vader en wordt de ver weg gelegen beschaving gesymboliseerd door een voertuig (een stoomtrein in Pather Panchali en een vliegtuig in The Stranger). Subtieler dan in The Stranger, en schijnbaar zonder diepere betekenis, vullen in het filmdebuut van de Indiase grootmeester gaten met enige regelmaat het beeld. Jukka-Pekka Valkeapää citeert meerdere malen uit Pather Panchali: net als bij Ray bekijkt de camera een van de hoofdpersonages gezien vanuit een gat (ditmaal een grote pot waarin katjes verstopt zitten), zit er een gat in een muur van waaruit anderen worden gadegeslagen en kijkt iemand door een groot rond gat in een kledingstuk. De overeenkomsten zijn talrijk genoeg om geen toeval te zijn. |