home

live

platen

artikelen

film

vido?

archief

email

Vido's LogZine

ARCHIEF

recensies november 2001

30 november 2001

Vincent Gallo When (cd op Warp)

Op vijfjarige leeftijd kocht Vincent zijn eerste album: Sergeant Pepper's Lonely Heart's Club Band. Op zijn negende drumde hij in zijn eerste bandje The Blue Mood. Hun enige optreden bestond uit twee liedjes tijdens een bar mitzvah. Hij vervolgde zijn muzikale carrière met onder meer de symfocoverband Zephyr, the Plastics (wereldberoemd in Buffalo) en na zijn verhuizing naar New York in de band Gray samen met kunstenaar Basquiat (in de verfilming van diens leven speelt Gallo zichzelf als party guest). Twintig jaar later maakte hij de soundtrack voor zijn debuutfilm Buffalo 66 (zie ook weblog zondag 18 november 2001) en toerde Gallo en zijn collega-acteur Lucas Haas met de band Bunny door Japan. Een meer gedetailleerd en vermakelijk carrièreoverzicht kun je vinden op de muziekpagina van Gallo's website.

Ik kende de acteur Vincent Gallo als lijk in The Funeral en tekstloos dansend in Nenette & Boni. Ik schijn hem ook gezien te hebben in Goodfellas, maar dat kan ik me niet meer herinneren. Gallo de muzikant was nieuw voor me en ik was zeer verbaasd een vinyl-LP van hem op het label Warp te vinden. Geschrokken van de prijs (75 piek!) zette ik die plaat snel terug in de nieuwbak. Een paar weken later kocht ik blind de iets vriendelijker geprijsde cd-versie. Dat was een goede gok. Het album When is een atypische Warp-plaat. Je zou hem eerder verwachten in de catalogus van Blue Note. Direct in openingsnummer I Wrote This Song For The Girl Paris Hilton wordt je geconfronteerd met warped jazz: een repeterende sample van een altsax, een herhalend gitaarakkoord en twee solerende, effectloze gitaren die een gevecht aan gaan met wat op een mellotron lijkt. Het op een triphopbeat voort deinende My Beautiful White Dog heeft hetzelfde spookachtig vertraagde, onbestemde vioolorkest dat regelmatig opduikt bij Third Eye Foundation. Het nummer Was heeft een gruizige vibrafoon en een gitaar die klinkt alsof hij afgespeeld wordt op een 78 toeren plaatje waarvan het gaatje niet precies in het midden zit. A Picture Of Her staat een kleine zeven minuten op instorten. De meest voor de hand liggende vergelijking met jazz kun je maken als Gallo begint te zingen in het titelnummer. Zijn gebrek aan zangtechniek wordt net als bij trompettist Chet Baker op doorleefde wijze gecompenseerd door een flinke dosis gevoel. De melancholische liedjes gaan over allerlei liefdes, voor Laura, Honey Bunny (een verwijzing naar Amanda Plummer in Pulp Fiction?) en Apple Girl (een fluisterzacht wiegeliedje). En als er geen liefde meer is, kun je altijd nog zwelgen in de eenzaamheid (Yes, I'm Lonely). So nice, so nice.


23 november 2001

Donnacha Costello Together Is The New Alone (cd op Mille Plateaux)

De Ier Donnacha Costello is van origine een gitarist. Nadat hij via Richie Hawtin (Plastikman) in aanraking kwam met techno kreeg hij interesse voor elektronische muziekinstrumenten. Hij richtte zijn eigen label Minimise op en bracht vorig jaar op het Duitse Force Inc. zijn debuutalbum Growing Up In Public uit. De magnifieke opvolger Together Is The New Alone (een toespeling op Quiet Is The New Loud?) was recorded on the fifth floor while Dublin slept. Costello zit op het randje van new age ambient vanwege de consequent doorgevoerde tonaliteit en zeer toegankelijke akkoorden. Als er al een dissonant is te bespeuren dan ligt de gemiddelde luisteraar anno 2001 daar niet wakker van. Toch zal Ronald Jan Heijn dit album niet in zijn assortiment hebben liggen. New age is ongevaarlijke muziek, verstoken van emoties en spanning, en bedoeld als neutraal behang. Het is muziek als een behaaglijk knapperend haardvuur. De plaat van Costello kent te veel stoorzendertjes. Spannende, scherpe geluiden weten een gevoel van onbehagen op te roepen. De hoge frequenties in de ritmes (licht spetterend getik dat vooral op koptelefoon je het nare gevoel geeft dat bloedvaten in je hersenen knappen) en akkoorden (net zo onnadrukkelijk aanwezig als het gezoem van je koelkast) zijn de scherpe randen waar je jezelf aan kunt snijden.

Hoogtepunt van het album is In Spite Of Everything dat bestaat uit een zeer hoog, subtiel bewegend synthesizerakkoord en een snerpend gepiep dat bijna het hele nummer wordt aangehouden. Geleidelijk aan wordt het akkoord aangevuld met warmere klanken die achterstevoren lijken afgespeeld en bouwen de minuscule ritmepatronen zich op. Als het akkoord na een minuut of zeven verdwijnt blijft de echo tussen je oren hangen. Daydream Belief kun je nauwelijks horen. Zonder koptelefoon bemerk je misschien het geknisper van wat op statische elektriciteit lijkt. Wanneer je het volume hoger zet hoor je twee kinderlijk eenvoudige akkoorden die niet de moeite nemen op te bouwen tot een climax. De vertraagde, in galm gedrenkte duimpiano maakt Nothing, Still Nothing zeer dromerig. De meest warme klanken (ondermeer met behulp van gitaar) en ook het droevigst zijn te horen in Dry Retch. Pas in het afsluitende Always A Part verzorgen een basdrum en een snare voor iets dat op een technobeat lijkt. Ik wist niet dat je met elektronica de eenzaamheid zo treffend kan verbeelden. Luisterend naar Donnacha Costello heb je het gevoel dat je in een ruimtepak gewichtloos in een dood hoekje van het heelal zweeft, losgekoppeld van het moederschip zonder het vooruitzicht ooit nog gevonden te worden. Voorgoed verloren en moederziel alleen.


21 november 2001

David Grubbs Thirty-Minute Raven (cd op Rectangle)

De punkband Squirrel Bait heeft niet alleen het invloedrijke Slint voortgebracht maar ook Bastro. Een van de bandleden was David Grubbs die later samen met het vijfde Sonic Youth-lid Jim O'Rourke in Gastr Del Sol traditie en avant-garde combineerden. Solo maakt hij platen vol microscopische muziek waarbij ingezoomd wordt op het detail. Het is zeer geconcentreerd en minimalistisch zoals op zijn vorig jaar verschenen 3" EP Aux Noctambules op het Franse label Rectangle (en te vinden op het album The Coxcomb). Grubbs speelt op die plaat enkele langgerekte noten op orgel. Kale klanken ontdaan van elke betekenis en zo zuiver dat het bijna sacraal wordt. Thirty-Minute Raven is de laatste in een reeks composities rondom de Raven (de raaf van Edgar Allan Poe?). Eerder maakte hij het nummer A Pair Of Ravens en een zestig minuten durend geluidssculptuur voor bij een kunstinstallatie. De titel van het nieuwe album geeft aan hoe lang de cd duurt. De plaat begint toegankelijk met een thema door Grubbs op gitaar (de echo's van de fingerpickingtechniek die startte op de albums van Gastr Del Sol klinken er in door) begeleid door een band die speelt in de traditie van de postrock. John McEntire van Tortoise tikt een eenvoudig en statisch ritme op basdrum en bekken.

Na drie minuten volgt een break en verdwijnt de band uit het zicht. De gitaar speelt over een zachte, hoge elektronische puls met in de verte een aangehouden akkoord op de Hammond van Charlie O. De klankkleur van het akkoord verandert dankzij een Lesleybox. Als ook gitaar en orgel zich verwijderen blijft na de vierde minuut een synthetische variant op een triangel over en ratelt een tamboerijn als een groepje krekels in de nacht. Terwijl de puls geleidelijk iets luider wordt, klinkend als een autoalarm die enkele straten verder af gaat, komt er donkere gerommel vanuit de kast van de gitaar dat lijkt te worden bewerkt door een computer. Sinustonen glijden langs elkaar heen, van aangenaam zoemend tot nauwelijks hoorbaar maar wel pijnlijk snerpend gepiep. Halverwege het nummer komen de drums en het gitaarthema terug. Als de gitaar opnieuw verdwijnt, wordt het ingeruild voor een kort onduidelijk gegier op snaren en getrek aan de drawbars op het Hammondorgel. Tweede gitarist Noël Akchoté hangt over de versterker voor noisy effecten die worden gevolgd door rustige mineurakkoorden. Deze omschrijving doet wellicht een ontoegankelijke plaat vermoeden. Dat is zeker niet het geval. De intellectueel David Grubbs mag zich dan bewegen in de avant-garde, zijn Thirty-Minute Raven heeft de sfeer van klassieke kamermuziek vol onderhuidse spanning en de vrijheden uit de (cool)jazz.


20 november 2001

Chimney Brothers Soirée (10" mini-album op Muze)

The length of a song is critical to its success, waarschuwt een Amerikaanse meneer op de 10" Soirée. Disc jockeys don't like long numbers. Short songs can be used to separate more commercials. The Chimney Brothers hoeven zich geen zorgen te maken. Ze zullen grijs gedraaid worden door radio-DJ's want op hun mini-album jagen ze dertien nummers er binnen een ruim half uur doorheen. De jonge Haarlemse rockers hebben een voorliefde voor lang vervlogen tijden op een continent aan de overkant van de Atlantische oceaan. Ze zijn daarmee de grote uitzondering op Muze Records waarop naast experimenten voornamelijk hedendaagse alternatieve gitaarmuziek en postrock wordt uitgebracht.

De opnamen klinken grotdroog, de drummer speelt in opener Chocolate Dandy een wankele shuffle en gebruikt de snare van zijn snaredrum niet. De zang gaat voor het grootste gedeelte van de plaat door een oude microfoon. Het maakt de stem schel, net alsof we rechtstreeks verbonden zijn met een stoffig studiootje ergens in een Texaans gehucht in de jaren vijftig. De opnamen geven de indruk dat alles in één take is opgenomen inclusief kleine foutjes. Het voordeel hiervan is dat de muziek zijn spontaniteit behoudt. Door de mindere opnamekwaliteit lijkt het alsof de bandleden niet door het lint durven te gaan. The Chimney Brothers zijn te voorzichtig, bang als ze zijn dat de buren komen klagen. De broertjes blijven gelukkig niet steken in nostalgie. Wat Soirée de moeite waard maakt zijn de momenten waarop de band aangeeft niet te willen vervallen in purisme en op zoek te zijn naar een eigen geluid zoals in The Chinese Keyhole met z'n korte blazers- en zangsamples.

Up Tight heeft zo'n lekker melodietje dat ik me afvraag of het een cover is (de hoes van de promo geeft daarover geen uitsluitsel). A Shot In The Dark is in ieder geval een compositie van Henry Mancini (de man van het Pink Panther-thema). The Chimney Brothers gooien er een vleugje Moulin Rouge (de nachtclub, niet de film) dwars doorheen en worden in de laatste maten vergezeld door een sexy sax. De instrumentale nummers (met een surfgitaar in de hoofdrol) verraden een voorkeur voor vergeten klassiekers uit Hollywood zoals bijvoorbeeld Charlie Chan. Who Will Ever Move You From Me is een opvallende afsluiter. Waar op de rest van het album voornamelijk lol wordt gemaakt en voorzichtig gerockt, zingt de zanger plotseling een gevoelige bluesballad. Een aangename verrassing.


14 november 2001

Ekkehard Ehlers Plays John Cassavetes (12" op Staubgold)

Plays John Cassavetes is het tweede deel in een EP-trilogie op vinyl waarvan Plays Albert Ayler de eerste was en Plays Hubert Fichte de laatste wordt. Daarnaast verscheen eerder dit jaar de 7" Plays Robert Johnson op het Nederlandse label Bottrop-Boy. Ehlers gebruikt op die plaat een computer om het geluid van een gitaar in mootjes te hakken en opnieuw te rangschikken. De geluidsfragmenten zijn soms zo kort dat de gitaar niet meer is te herkennen. De blues van Robert Johnson die de titel suggereert is nergens te bekennen. John Cassavetes (1929-1989) was geen muzikant, maar een belangrijke regisseur voor de Amerikaanse independent cinema. Ehlers speelt of interpreteert niet de composities uit zijn films, maar vertaalt de werkwijze van de cineast in muziek. Waar Alfred Hitchcock en Orson Welles bij wijze van spreken symfonieën schreven, gebruikte Cassavetes de esthetiek van de jazz om zijn verhalen te vertellen. Geen symboliek, geen abstracte dialogen en geen scenario's als ingewikkelde puzzels, maar de schijnbare chaos van de improvisatie als middel voor de acteurs om al spelend hun personages te verkennen. Dat maakte de films van Cassavetes onvoorspelbaar en de motieven van de mensen op het witte doek zelfs na meerdere keren kijken moeilijk grijpbaar.

Als je denkt dat Ekkehard Ehlers (die ook platen uitbrengt als Autopoieses en Auch) een jazzplaat heeft gemaakt, heb je het helemaal mis. Nergens hoor je de louche nachtclub van Cosmo Vitelli in The Killing Of A Chinese Bookie (1976) of een achtergrondmuziekje in de huiskamer van call girl Jeannie in Faces (1968). Net als bij Cassevetes gaat het Ehlers om het oproepen van gevoelens. Zoals je medelijden voelt met Mabel in A Woman Under The Influence (1974), wiens levenslust wordt gesmoord door de omstandigheden waardoor ze onherroepelijk afstevent op de waanzin, zo mistroostig word je bij het beluisteren van Kant A van de EP en de lang uitgerekte, ultratrage orkestsample golvend in slow-motion. Tonen blijven hangen, gaan langzaam in elkaar over, worden op elkaar gestapeld, door filters gehaald, afwisselend dof en scherp. Kant B bestaat uit een rudimentaire loop van een orkest. Het herhaalt zich op dromerige wijze, subtiel door elektronica bewerkt, net zolang tot de eindgroeven zijn bereikt. In de Duitstalige, serieuze hoestekst wordt verwezen naar het toeval dat de vier noten die je op de plaat hoort precies de noten c, a, g, e zijn, oftewel de achternaam van John Cage, de componist voor wie toeval een belangrijke componeermethode was. Toeval en spontaniteit zijn belangrijke kenmerken van John Cassavetes. De muziek op Plays Cassavetes mag zeer minimalistisch klinken, er is in ieder geval heel erg hard over nagedacht.


13 november 2001

The Mad Capsule Markets Osc-Dis (Oscillator In Distortion) (cd op Palm)

Wat krijg je als je Ministry mixt met Atari Teenage Riot? Het antwoord is waarschijnlijk: The Mad Capsule Markets. Vorige maand kwam ik hun album Osc-Dis tegen in de bakken van de tweedehands platenwinkel. Dat was me met hun vorige album Digidogheadlock (1997) ook al overkomen. Nieuwsgierig geworden door de remixen van Alec Empire en Audio Active nam ik die plaat voor een tientje mee en werd ik thuis niet teleurgesteld. Kyono (zang), Takeshi Ueda (bas, programming, zang) en Motokatsu Miyagami (drums, programming) gaan in de hoogste versnelling door de geluidsbarrière. Het releasetempo van hun platen is wat langzamer. Terwijl ze in thuisland Japan regelmatig in de album top 10 staan, hebben Amerika en Europa twee jaar moeten wachten op de officiële release van Osc-Dis. Als je de vorige cd kent, biedt het negende album sinds de oprichting van de band in 1990 je geen verrassingen. Mob Track graaft zich in het intro een weg over een dor landschap zoals de robots in de openingsscène van Terminator en vervolgt met allesvernietigende digital metal. Ditmaal durft het Japanse cybertrio het aan enkele vrolijk stevige popdeuntjes te schrijven. All The Time In Sunny Beach klinkt als een Travoltas-cover gespeeld door Motörhead. Het melige, dronken Island heeft het basloopje uit Summer Lovin' (en nog duizenden andere popliedjes) voordat de pleuris weer uitbreekt en de bouncers overuren maken aan de rand van de moshpit. Hun met zeer veel precisie uitgevoerde sci-fi-metal met gabberbeats bevalt me nog steeds het best. MCM is een stalen snarenmachine vol energie, vaart en adrenaline. De teksten zijn in onnavolgbaar Engrish geschreven, maar toch onverstaanbaar. Explode the nerves/Wake possibility/Restart!!!/Everyone. It Ain't No Joke Like A Juggler.


12 november 2001

Rechenzentrum The John Peel Sessions (2LP op Kitty-Yo)

Gespetter met water is een favoriete geluidsbron voor menige componist in de musique concrete. Ook in de new age muzak en de donkere ambient maken muzikanten er graag gebruik van. In de filmische collagemuziek van Rechenzentrum houden we het ook niet droog. Luisterend naar hun Peel-sessie (aangevuld met nieuw materiaal) is het moeilijk te achterhalen wat de heren zelf hebben gespeeld en wat ze hebben geleend van andermans platen. Het Hank Williams-citaat cowboys don't cry heb ik al eerder gehoord bij World Standard (het ambientcountry-project op Asphodel van Yellow Magic Orchestra's Hosono), maar misschien hebben die het op hun beurt weer ergens vanaf geplukt. Op de vierde plaatkant horen we computer HAL uit de film 2001 langzaam aftakelen. Van schrik slaan de ritmes telkens een tel over. Het album opent als een thriller met voetstappen krakend door het kreupelhout, een kerkklok die ver voorbij de twaalf slaat, rakelings langs scherende auto's en de dreigend trieste snaren van gastmuzikanten Yosana Akiko (cello), Yoshiyuki Takeo (viool) en Takashi Tazawa (piano). Dan nemen Christian Conrad en Marc Weiser het over en slaat abstracte, scherp afgestelde elektronica toe. Onder een voorzichtig jazzy ritmesectie zingt een klassiek geschoolde vrouwenstem in de verte. Wanneer computerritmes het van de schijnbaar akoestische percussie overneemt, verzorgt een rasperige, door de mechanische mangel gehaalde Residents-stem heel even de vocalen. Het orgeltje in het daaropvolgende Treptow zou niet uit de toon zijn gevallen in de film Eraserhead. Het zijn beschrijvingen van de eerste van vier plaathelften. Dansbaarheid staat bij het duo ondanks de regelmatige maatsoorten niet voorop. Het logge Vertikal zou nog wel een dansvloer kunnen vullen. Norden heeft een doffe basdrum, spetterende percussie-effecten, flarden trompet (Miles Davis?) en verandert zonder waarschuwing van kleur, alsof we opeens naar de Duitse dance-avant-gardist Max Ernst luisteren. Diversiteit, cut-up en onverwachte momenten zijn sleutelwoorden bij Rechenzentrum.

Rechenzentrum (bijgestaan door VJ Lillevan) speelt op donderdag 6 december in Paradiso tijdens Sonic Acts.


10 november 2001

Push Button Objects Cash (12" op Schematic)

Veel dancelabels brengen hun 12" EP's uit in dezelfde platenhoezen. Regelmatig sta ik me in de platenzaak af te vragen of de plaat in mijn hand al thuis tussen de andere nieuwe platen ligt. De naam van de act onthoud ik wel, maar naar titels kijk ik vrijwel nooit. Dan is de hoes een mooi aanknopingspunt tijdens het graven in het geheugen en om een dubbele aankoop te voorkomen. Schematic heeft er ook een handje van. Ik heb een enkele door dit label in identieke hoezen uitgebracht vinyl in de 12"-bak liggen en bij elke nieuwe uitgave sta ik mijn hersenen te pijnigen. Het Amerikaanse label loopt flink wat passen voor in de post-Autechre/Aphex Twin-scene. Vanuit Miami, Florida brengen ze regelmatig bijzonder compilaties uit waarvan House Of Distraction de meest recente is. De muzikanten op die plaat geven de mogelijkheden van de laptop alle ruimte. Aan elke fractie geluid is met zorg aandacht besteed waardoor elke seconde een nieuwe variatie is te horen. Zo vindt in de meeste nummers op extreme mate een constante, minuscule verandering plaats. Soms ritmisch onnavolgbaar maar nog wel met een vierkwartsmaat om niet gedesoriënteerd te raken (Matmos). Een van de bijdragen van Richard Devine zit dicht tegen serieuze gecomponeerde muziek aan. Mannequin Lung houdt het op sfeervolle ambient.

Push Button Objects is een buitenbeentje op het label. Het ontwerp van Designers Republic is prachtig, maar je kunt op de hoes niet zien dat hun EP Cash oorspronkelijk is uitgegeven in 1997 (Schematic sch003) en in zijn geheel is terug te vinden op het album Dirty Dozen. Gelukkig had ik die nog niet. De muziek van PBO (een project Edgar Farinas) is van alle Schematic-acts het makkelijkst te volgen. Geen nerveus pruttelende glitch, maar verknipte hiphop met gesamplede stemmen. De volvette vierkwartsmaat staat vooraan in de mix, de rest van de geluiden blijft vaag: akkoorden als waterverf uitgesmeerd, een subsonische, onontcijferbare bas, dub-effecten over een elektronische hi-hat en willekeurige, themaloze synthpatronen. Kant B is meer hectisch vanwege de onrustige breakbeats en de ouderwetse acidbaslijnen. De opeenvolgende reeksen intervallen zijn atonaal, wat geen bewuste compositorische keuze is, maar een welkom gebrek aan kennis van de muziekleer. Bijna alle musicerende whizzkids kunnen geen noten lezen en hebben geen idee hoe de toetsen heten die ze fysiek of virtueel aanraken. Push Button Objects is daarop geen uitzondering. Het resultaat is ook in hun geval verfrissend afwijkend van de norm. De vier jaar oude opnamen klinken geen moment gedateerd.


9 november 2001

Shannonwright Dyed In The Wool (cd op Quarterstick Records)

Op de hoes van Flightsafety (1999) zie je volgens mij de Kortse Leidsedwarsstraat in Amsterdam. Het is het eerste album van Shannon Wright, een jaar na het opheffen van haar band Crowsdell uitgebracht. Wright verhuisde van New York City naar een gehucht in North Carolina om daar helemaal opnieuw te beginnen met haar leven. Na twee albums, die ze voornamelijk zelf heeft volgespeeld, wordt ze op Dyed In The Wool bijgestaan door vrienden uit bands als Shipping News, Boxhead Ensemble en de Edith Frost Band. Andy Baker (Japancakes) en Steve Albini stonden in de studio achter de knoppen. De invloed van laatstgenoemde op het eindresultaat is te horen in het typische, ruimtelijk en ontzettend droog geproduceerde drumgeluid. Net als Rid Of Me van PJ Harvey zingt Wright sommige partijen terwijl ze door de studio loopt (zoals bij het tekstloze gezang in The Hem Around Us waarin ook de dreigende drone van het harmonium opvalt en de achtergrondzang van Jeff Mueller (ex-Rodan, June Of '44) alleen te horen is als je heel geconcentreerd luistert). Het album is rijk aan instrumenten. De zangeres speelt zelf piano, (akoestische) gitaar, harmonium, orgel, bas, toetsen en drums. Violist Christian Frederickson (Rachel's) doet mee in het pianoliedje Vessel For A Minor Malady en cellist Heather McIntosh (Japancakes) gaat in Surly Demise een duet aan met een zingende walvis. Wright heeft een zeer herkenbare, overslaande, wanhopige, klagerige, getergde zangstem. Ze houdt zich regelmatig in om dicht bij de microfoon te fluisteren (bijvoorbeeld in het titelnummer). De liedjes zijn afwisselend op kwade wijze krachtig en ongemakkelijk rustig. De woede en het verdriet zal te maken hebben met het overlijden van (vermoedelijk vriendin) Lizzie Dye Hyman, die leed aan de chronische aandoening Lupus (een slepende ziekte waarbij je immuniteitssysteem wordt aangetast) en aan wie het album is opgedragen. Dyed In The Wool is zeker geen vrolijke plaat geworden. De nachtmerrie wordt het mooist verbeeld in het orkestrale begrafenisliedje Method Of Sleeping waarin de scherpe soundtracksample verwijst naar een verleden dat nooit meer rechtgetrokken kan worden. What was is failing in your eyes.


8 november 2001

Solvent Solvent City (LP op Morr Music)

Bij een speels klinkende plaat hoort een speels ogende hoes. Op de LP-hoes van Solvent City prijkt een lachend poppetje dat staat te dansen voor enkele wolkenkrabbers met schoorstenen waar grote witte wolken rook uit opstijgt. Een vliegtuig scheert rakelings langs. Jason Amm uit Toronto is duidelijk geïnspireerd door Krafwerk en de eerste electroplaten die daarop volgden (denk aan Cybotron, de zwarte Kraftwerk uit Detroit). Onder een drumcomputer vermengen dubbele baslijnen en dubbele synthesizersloopjes zich tot een geheel. De analoge geluiden in Frozen Food (in een remix van Skanfrom oftewel Roger Semsroth uit Duitsland) klinken als het huwelijk tussen het eerste Front 242-album en hele oude Vangelis. Het is retro dat klok slaat bij Solvent. Op een aangename manier vrijblijvend luchtig op kant A en op kant B iets warmer en menselijker klinkend mede dankzij het gebruik van een vocoder. Built-In Microphone benadert de sexy grooves van de Hagenaar en enfant-terrible I-f. De bewerking van A Panel Of Experts door Lowfish (Gregory de Rocher uit Canada) zit vol verknipte mannenstemmen. Het album doet niet echt de moeite zich aan je op te dringen en dat is dan ook het zwakste punt.


6 november 2001

To Rococo Rot Kölner Brett (LP op Staubgold)

Het Duitse trio Lippok, Lippok en Schneider componeerde twaalf stukken voor de kamers in het door architecten b&l+ ontworpen gebouw Kölner Brett. Tijdens de tentoonstelling Archilab in mei dit jaar presenteerden ze de muziek voor het eerst live en onlangs verscheen het verslag op zowel cd als vinyl. De tracks duren elk niet langer dan drie minuten en bestaan voornamelijk uit eenvoudige, gefilterde sequencerpatronen. Het resultaat valt te plaatsen onder het kopje ambient en is zeer geschikt om ongestoord een boek bij te lezen. Wat echter opvalt is dat To Rococo Rot, voor zover ik kan nagaan, voor de tweede keer in hun carrière een sample gebruiken zonder daar expliciet melding van te maken op de binnenhoes. De eerste keer dat ze dit kunstje flikten was op het album The Amateur View (City Slang, 1999) en wel in afsluiter Die Dinge Des Lebens. De dragende melodielijn in dit nummer is letterlijk overgeheveld van Les Nouvelles Musiques De Chambre 2 (Sub Rosa, 1989), om precies te zijn uit het nummer Clouds van Gigi Massin. Op de hoes van The Amateur View vind je de naam van Massin pas terug als je heel goed zoekt tussen de tientallen bedankjes, maar de compositie wordt wel door Lippok, Lippok en Schneider opgeëist. Op Kölner Brett zijn de Duitsers brutaler en zeggen ze niet dat de elektronische stringsample in track 9 (aan titels doen ze deze keer niet) hebben 'geleend' uit het openingsnummer Big Wings dat te vinden is op het album Blush (Too Pure, 1999) van de band Bows. Ik vind de To Rococo Rot een fijne band en koop hun platen meestal blind, maar het is niet kosjer om je bronnen onvermeld te laten.


2 november 2001

Aereogramme The White Paw EP (cds op Chemikal Underground)

Aereogramme is op dit moment een van de interessantste namen op het programma van het komende Eurosonic (vrijdag 11 januari 2002 op diverse locaties in Groningen). Het trio is in 1998 gestart door Craig B (ex-Ganger) and Campbell McNeil. Vorig jaar debuteerden ze voor het Schotse label Chemikal Underground met The Glam Cripple EP. In september verscheen hun debuutalbum A Story In White. Die plaat heb ik nog niet in huis, maar de voorafgaande The White Paw EP maakt zeer nieuwsgierig naar zowel het album als naar de liveprestaties van de band. Het razende Zionist Timing (ook te vinden op A Story In White) is een nietsontziende opener. Een nummer met killer riffs en gitaristen die voor de versterkers hangen om hun instrumenten flink te laten gieren. Het eindigt in Neurosis-territorium: oergebeuk en een zanger wiens strottenhoofd nu waarschijnlijk tegen de muur zit geplakt. Zo vol overgave dat je er bang van wordt. Hoe anders klinken de overige tracks Motion, Messenger en The Art Of Belief. Breekbaar en voorzien van verdrietige melodieën zoals we die gewend zijn van bands als Tram en Savoy Grand. De heftige distortion wordt in Motion en The Art Of Belief pas ingetrapt tijdens respectievelijk de refreinen en het afsluitende instrumentale gedeelte. Noise met een traan, zo hoor je het niet vaak. John Peel zendt op 7 november weer een sessie uit van de groep. De decembertour van Aereogramme door Engeland wordt overigens gesponsord door metal-tijdschrift Kerrang(?!).


1 november 2001

Mazarin A Tall-Tale Storyline (cd op Rocket Girl)

Toetsen als alarmsignalen dringen schel je rechteroor binnen, na een kleine minuut wordt de balans hersteld met een vergelijkbaar geluid in je rechteroor. Pas dan zetten de gitaren in en is het nieuwe album van Mazarin echt begonnen. Het geesteskind van multi-instrumentalist Quentin Stoltzfus uit Philadelphia is niet voor een gat te vangen. De plaat begint met acht minuten lange dronepop waarin piepende feedback uit tone generators de solo's verzorgen. Suicide Will Make You Happy is eveneens een vrolijke Stereolab-achtige tune met akoestische gitaren, psychedelisch toetsenwerk, een cello en flink doorstampende drums. 2.22.1 bestaat uit overgedubte gitaarpartijen volgens de fingerpicking methode van bijvoorbeeld John Fahey/Jim O'Rourke. De cd eindigt met Limits Of Language, een onvervalst countryliedje met banjo en pedalsteel. De rest van de Amerikaanse droompopliedjes doet denken aan de frisse bandjes uit de kliek van Elephant 6. I'm still busy breathing zingen hoge, meerstemmige mannenvokalen in To Keep Things Moving, een nummer dat een single had kunnen zijn. A Tall-Tale Storyline is een album vol Amerikaanse bubblegumindierock met vooral in de zanglijnen een Brits tintje en zo af en toe scherpe randen. Voor dat laatste zorgt ondermeer Jason DiEmilio (van Azusa Plane) en zijn noisy gitaarsolo in het stevige en uptempo My Favorite Green Hill.


Tekst: Vido Liber
Voor overige recensies kun je terecht in het archief. Met ondermeer Melys, Set Fire To Flames, Encre, Godflesh, Hausmusik-box, King Me, Osaka, Tara Jane O'Neil, Pelt en Techno Animal.
[home] - [live] - [platen] - [artikelen] - [film] - [vido?] - [archief] - [email]