home

live

platen

artikelen

film

vido?

archief

email

Vido's LogZine

JUNI 2002

week 26

zaterdag 29 juni

Van de zotten

Kapitein Dirks heeft de oren van Captain Spock geleend ter bescherming van zijn trommelvliezen. Volgens mij draagt hij ze zelfs wanneer hij slaapt. Voordat hij in een beschermd hoekje van de kajuit duikt, staat hij voor mij te stampen, keihard met zijn voet op de vloer. Niet omdat hij kwaad is. Integendeel. Het is een alternatief applaus voor vier jongens uit Split, Kroatië die onder de naam Polja Lavande (ook bekend als Lavander Fields) een minitournee doen door Nederland. De aftrap vindt plaats in de kleurrijke ruimte van The Ship Of Fools, de haringlogger die eind 2000 per ongeluk een kabel van de NUON kapot trok en nu aan de ketting ligt bij het KNSM-eiland. Ondanks de tegenslagen voeren de zotten een vrolijk beleid waarbij iedereen welkom is voor theater en muziek. Het podium is eigenlijk veel te klein waardoor de helft van de band tussen de mensen moet staan. De versterkers staan allemaal op 11. Ik vrees dat de ETOS-watten in mijn oren niet afdoend zijn.

De instrumentale, noisy mathrock is van het onstuimige soort. Denk aan Don Caballero, Gore en Oxes, maar dan in de overdrive. De drummer speelt zo woest dat het lijkt alsof elke korte geluidsconstructie in duigen stort. Toch vallen de bebaarde gitaristen nergens uit hun rol. Ze blijven op een kluitje in een cirkel staan en kijken wanneer nodig elkaar geconcentreerd aan voordat een nieuwe maatwisseling of break wordt ingezet. Tijdens een van de nummers pakt de jongen van de merchandising een ratel. Hij draait er zo hard mee dat hij boven het bandlawaai weet uit te komen. DJ Victor Barrientes Ormazábal uit Chili, de kleine man achter de bar met de prachtige hoge hoed, kijkt zuinig en denkt er het zijne van. Zijn collega-artiesten zouden ook liever een veilig heenkomen zoeken. Na een korte pauze raggen de drummer en een van de gitaristen door een chaotische minisymfonie. Daarna nemen twee DJ's het roer over. Als zij vrij vroeg in hun set Peaches onder de naald leggen dansen we onvermoeibaar tot een uur of vier 's nachts door op de oude en nieuwe electro. Tourorganisator Razorblade Jr. heeft dan al bijna iedereen in de boot omhelst en een vette zoen op de wang gegeven, dankbaar als hij is voor onze komst.

Vanavond kun je Polja Lavande nog ondergaan in de ACU te Utrecht en zondag sluiten ze hun reis af in de Onderbroek te Nijmegen. Luister naar het nummer Shuffle (MP3) als je wilt weten wat je te wachten staat.


vrijdag 28 juni

Kus van een dronken vlinder

We stonden zo dicht tegen elkaar aan in het uitverkochte Paradiso dat de haren op onze armen met elkaar konden fluisteren. Terwijl de gitaren ons overspoelden in Sympathy For The Strawberry deed ik uit beleefdheid een stapje opzij. Het meisje naast bleef echter doordansen. Het leek haar niet uit te maken dat onze armen warmte deelden. Twee vreemde lichamen spraken eventjes met elkaar. Aftastend. Vrijblijvend. Tell me that you're gonna score me, zong bassiste/gitariste Kim Gordon eerder die avond in Bull In The Heather, het enige liedje waarin ze gisteravond niet over zoenen zong. De noise van Sonic Youth vree met de zaal, omhelsde ons met boventonen, speelde plagend met verborgen gevoelens van verliefdheid. Ik was in staat geweest verliefd te worden op een vreemde, al was het maar voor een avond. Per ongeluk. Onbedoeld. I love you, I love you, I love you, what's your name? wilde ik meezingen tijdens Drunken Butterfly, maar het meisje was vlak voor de toegiften verdwenen, om nooit meer terug te komen. Voorgoed uit mijn leven gewist.

M. was al ik eerder uit het oog verloren. Tijdens The Empty Page en Rain On Tin, twee nummers van het onlangs verschenen Murray Street, riep hij dat Sonic Youth helemaal geen East Coastband was. Die lang uitgesponnen solo's, dat was The Grateful Dead, West Coast, hippiemuziek. Later hoorde hij in de flageoletten Tubular Bells van Mike Oldfield. Heel zorgelijk en misschien had hij op dat moment wel gelijk. Vanaf oudje Eric's Trip (een van de drie tracks van Daydream Nation die gisteren werden gespeeld) kon ik het echter niet helpen zeer gesteld te raken op de vier muzikanten op leeftijd, daar ver weg op het grote podium. Hun solo's waren geen ingewikkelde opeenvolging van noten. Sonic Youth ging op luide wijze op zoek naar onzichtbare tonen, snaren die niet aangeslagen werden, maar spontaan resoneerden door slimme stemmingen. Dat is hun handelsmerk en een geluid dat van grote invloed is geweest op de gitaarunderground met baanbrekende platen als Evol en Sister (van beide platen werd een nummer gespeeld). De vijf bandleden ondernamen de zoektocht met gevoel. Naarmate de set vorderde werd dat gevoel steeds sensueler. Ik had heel veel zin me er door te laten meeslepen.

Niet alleen de muziek, ook de camera was op het publiek gericht. Op het grote doek zagen we onszelf naar het podium staren. De jongen voor mij stak beide armen in de lucht. Hij zwaaide naar zichzelf. De beeltenis van de zaal werd onderbroken door de in beeld lopende Kim en de immer jeugdig ogende en grapjes makende gitarist Thurston Moore. Buiten beeld bleven drummer Steve Shelley, grijzende gitarist Lee Ranaldo en Jim O'Rourke, het vijfde bandlid. Versierd met een schreeuwerige stropdas nam O'Rourke veel van de baspartijen voor zijn rekening. Voor speciale feedbackeffecten zat hij tijdens een nummer langdurig voor zijn versterker te zwiepen met wat leek op een contactmicrofoontje. Het melodieuze lawaai paste prima in de akoestiek van de oude kerk. De geluidsman had de band goed onder controle. Tijdens een van de nummers richtte de cameraman zijn lens op de mengtafel en zagen we reuzenvingers ritmisch tikken op knoppen en schuiven met faders. Niets werd aan het toeval overgelaten. Sonic Youth speelde op routine en volgens een uitgedokterd programma. De twee toegiften waren ingecalculeerd. Volgens mij hadden ze best wel plezier in hun spel. Tijdens de eerste toegift werd het nieuwe Disconnection Notice gevolgd door het sexy Kissability waarin Kim zong over gekmakend verlangen: You're driving me crazy/Give us a kiss.

Na afloop zocht ik in de uittocht naar bekende gezichten, wenste ik Zebra een prettige vakantie en had ik met E. een dronken en troostend gesprek over liefde en verlangen. Per ongeluk stapte ik zachtjes op de voet van een blond meisje. Een paar biertjes later kwam ze vragen waarom ik nog steeds in het halletje bleef staan. Boven werd gedanst. Daar moest ik zijn, zei ze. Ze had helemaal gelijk, maar ik verzuimde haar te volgen. De trap op. Het avontuur tegemoet.

*

Dan vergeet ik bijna Enon, het voorprogramma van Sonic Youth. We waren er zelfs heel vroeg voor naar de poptempel getrokken. Zo vroeg, dat de deur nog was gesloten. Zoals bij veel voorprogramma's het geval is, stond ook bij Enon het geluid niet optimaal afgesteld waardoor de effecten en samples uit de koffer van John Schmersal slecht waren te horen. Als hij gitaar speelde was het repertoire fel en up-tempo. Wanneer Toko Yasuda haar basgitaar verruilde voor microfoon en synthesizer veranderde de stemming totaal en hoorden we Japans aandoende, catchy electropop. Sommige geluiden kwamen uit een doosje aangezien begin dit jaar Rick Lee tijdens de afronding van het nieuwe album High Society de groep heeft verlaten en Enon het met zijn drietjes moet zien te redden. Toko had trouwens een gaaf funky effect op haar bas gezet. Het leek alsof een vocoder mondharp speelde. De diversiteit valt minder op wanneer je het nieuwe album draait. Het is een toegankelijke plaat geworden die zoveel aanstekelijke liedjes bevat dat hij met grote regelmaat te vinden is in mijn cd-speler. Het nummer Natural Disasters (MP3) is zeer representatief.


donderdag 27 juni

Doods gefriedl en gekratz

Hoeveel leden van Zeitkratzer heb je nodig voor het in de fitting draaien van een gloeilamp? Alle negen, vrees ik. Net zoals ze gisteravond met z'n negenen het nummer 5 Min van Carsten Nicolai a.k.a. Noto probeerden te reproduceren in een mager gevuld Paradiso. Het origineel is ooit door een eenzame Duitser in een laptop gestopt. Meer mensen heb je niet nodig om de klanken uit speakers te laten knetteren. Waarom zou je zijn minimalistische glitches met een band van negen man willen naspelen? Artistiek leider Rheinhold Friedl en zijn kompanen zaten met ernstige gezichten achter hun muziekstandaarden. Twee van hen hielden een jackplug in de hand. In het ritme van een machine die ping zei, drukten ze hun duim op het de plugtop en lieten ze het gebrom en gezoem gepaard gaan met het schril gefluit van sinussen, versterkt op een niveau die de vullingen uit je tanden deed trillen.

Het optreden begon redelijk veelbelovend. De Duitsers openden de eerste helft van de set met Hamburger Lady, een kannibalistisch liedje dat oorspronkelijk in 1978 op plaat werd gezet door Throbbing Gristle, de godfathers van de industriële rockmuziek. De oorspronkelijke, dreigende track werd vertaald door piano, viool, cello, contrabas, drums, tuba en trompet. De langharige Ulrich Krieger en de veel kleinere Luca Venitucci stonden vooraan op het podium naast elkaar stokstijf stil de duistere teksten te declameren. Ulrich de aangever en Luca de echo. De cello en contrabas speelden twee langzaam glijdende basnoten. Piano en trompet zorgden voor hoge accenten. Een hele aardige interpretatie van het origineel. Niets aan de hand. Totdat Venitucci voor de volgende cover de accordeon ter hand nam en het nummer Sloppy 42 nd van Terre Thaemlitz omzette in een gebroken tango. Het repeterende, kale motief klonk als een plaat die bleef hangen. Afwisselend loeide de viool als een sirene en gierden sax en tuba dwars door elkaar heen. De diepere gedachte ontging mijn goede gezelschap J. en mijzelf ten ene male. Waar ging dit over? De eerste set werd afgesloten met Satan Spawn, een portie death metal die je wellicht kent van Deicide. Saxofonist Ulrich legde zijn instrument terzijde en deed net alsof hij een academische Ozzy Osbourne was. Aan het oog onttrokken door een dikke, vette mist uit de rookmachine gromde hij vervaarlijk, spiekend op de bladmuziek, begeleid door een volstrekt seksloze beat en moeilijke loopjes op snaren. Het was wellicht goed nagespeeld, maar met metal had het helemaal niets meer te maken.

In de pauze haalden we herinneringen op aan de film Psycho en het onfrisse idee van Gus van Sant die klassieker van Alfred Hitchcock scène voor scène na te bootsen. Een onderneming waarbij de ziel van het origineel in geen velden of wegen meer was te bekennen. Vanavond volgde Zeitkratzer een soortgelijke procedure met het roemruchte Metal Machine Music van Lou Reed, een plaat die vier kanten lang niet veel meer dan gitaarfeedback laat horen. Commerciële zelfmoord noemen ze zoiets. Zijn platenmaatschappij wist in 1975 niet hoe snel ze die dubbellaar uit de handel moesten halen waarna het album een cultstatus kreeg. Voordat we het gepiep en geknars voor de kiezen kregen mocht eerst Lee Ranaldo zijn Elegy For WTC ten gehore brengen. De gitarist van Sonic Youth was toevallig toch in de buurt. Zijn improvisatie bestond uit langzaam opzwellende tonen. De grijze muzikant begon zittend en stond pas op toen naar de onvermijdelijke climax werd toegewerkt. Hij dirigeerde Zeitkratzer met een knik en een handbeweging en bewerkte zijn snaren voorzichtig met een bottleneck. Ranaldo zal nooit afkomen van de invloeden die hij heeft opgedaan in de tijd dat hij samen met maatje Thurston Moore deel uitmaakte van de groep rondom componist Glenn Branca. De uitgerekte akkoorden klonken prettig, maar ontbeerden elke inventieve wending. Dit hadden we wel eens eerder gehoord.

Het moment was aangebroken. Een half uur lang Metal Machine Music, gespeeld door negen serieus uit hun ogen starende musici. Het schijnt dat elke noot die Lou Reed indertijd willekeurig op tape pleurde door voorman Rheinhold Friedl met grote precisie is vastgelegd in een partituur. De muzikanten piepten, rausden, meierden, krasten, schraapten, knorden, bigden en harkten de van oorsprong vormloze feedbackklassieker zonder pardon naar de andere wereld. Een levenloze exercitie. Zonder een zweem plezier uitgevoerd. Er kon vrijwel geen lachje af. Hier werd grote kunst bedreven. Je kon net zo goed naar een podium staren waarop negen monniken zichzelf geselden. Dan had er tenminste bloed gevloeid. J. en ik keken elkaar enkele keren aan. Even overwogen we middenin het nummer de biezen te pakken en onze toevlucht te zoeken in het dichtstbijzijnde café. Toch bleven we zitten en lieten we de pijniging vrijwillig ondergaan. Na de laatste noot klonk er tot onze verbazing een redelijk luid gejuich uit de kelen van het handjevol publiek. Blijkbaar waren we de enigen die zagen dat de keizer er wel heel erg naakt oogde in zijn nieuwe kledij. Aan de bar dronken we onze teleurstelling weg en hoorden we dat de VPRO-sessie van Zeitkratzer eerder die dag wel de nodige relativering bevatte. De sessie werd omschreven als een speelse stoelendans. Daar hadden we graag bij willen zijn. Muziek hoort te leven en dat deed het niet deze avond. Hopelijk komt het later vandaag bij het concert van Sonic Youth weer helemaal goed.


woensdag 26 juni

Wellerlo-fi


Een geheim festival. Niemand mocht er van weten aangezien de ruimte beperkt was en het meer een weekend voor bevriende muzikanten betrof dan een spektakel voor een groot publiek. Club Diana had bandjes uitgenodigd om te komen spelen in de tuin van hun huis in Limburg. Het was een mooi feestje ter gelegenheid van het nieuwe album Match en de aankomende tournee door Australië. Eigenlijk zouden alle festivals klein moeten blijven en georganiseerd moeten worden door muzikanten. De sfeer was gemoedelijk, ongedwongen en knus. De gastheren hadden alle zaakjes goed geregeld en met hulp van ondermeer echtgenotes en nieuwsgierige buurvrouwen uit Wellerlooi verliep het weekend op rolletjes. Zoiets mag vaker gebeuren in Nederland. Het komt het ondergrondse muziekklimaat alleen maar ten goede. Voor een impressie van Wellerlo-fi kun je terecht in de rubriek Live. Houd ook Blue-log en de site van Club Diana in de gaten voor verslagen en foto's. De Amsterdamse lezers kunnen komende maandag exclusieve opnamen horen bij Radio Mortale. En houd me zeker op de hoogte als er tussen jullie lezers muzikanten zijn die binnenkort ook een festival gaan organiseren. Ik houd me aanbevolen.


maandag 24 juni

Ontsnappen

Het afgelopen weekend zat volgepropt. Vrijdag het dynamische en vrolijke Poldergasten tijdens het Theaterfestival Almere (met muziek van Baz 'Mimezine' Mattie) in de waarschijnlijk verder cultureel arme polderstad. Zaterdag het geheime festival in Wellerlooi te Limburg (verslag volgt spoedig) en zondag na thuiskomst toch nog een filmpje: het duistere Donnie Darko, het debuut van Richard Kelly. Je kunt na afloop, hangend boven een biertje, je hoofd breken over het plot en zult tot de slotsom komen dat je subliem bent bedondert. Het verhaal ontbeert logica, maar je bent te veel meegesleept om je daar tijdens het kijken zorgen over te maken. Voor een uitgebreide recensie kun je ondermeer terecht bij Cinema Subjectivista. Het artikel in de Filmkrant van juni is ook zeer verhelderend. In bioscoop Kriterion wordt Donnie Darko voorafgegaan door de korte film The Rise And Fall Of The Legendary Anglobilly Feverson, een Icarus-achtige vertelling over een hoofd dat aan het leven wil ontsnappen via een gat in de lucht. De raamvertelling wordt ontsiert door op overdreven toon en krakkemikkig uitgesproken dialogen, maar de animaties zijn vrij spectaculair. De website van filmmaker A.D. Rosto heeft ondermeer een online moving storyboard & making of... Het bewegende storyboard ziet er lang niet zo imponerend uit als het eindproduct, maar het geeft je wel een aardig idee over hoe de film is vormgegeven.


week 25

zaterdag 22 juni

And what costume shall the poor girl wear

De locatie is ergens tussen Nijmegen en Venlo aan de gunnekant van de Maas. Ik heb nog niet opgezocht wat gunnekant nu precies inhoudt. Ik merk dit weekend tijdens Weller lo-fi 2002 wel wat ik me er bij moet voorstellen. Er is in ieder geval een zangcommandant, een BBQ, kampvuur, tentjes en heel veel muzikanten. All Tomorrow's Parties in Nederland? Je zou het bijna gaan denken. Na thuiskomst meld ik me voor een uitgebreid verslag.


vrijdag 21 juni

Lees- en luistervoer voor het weekend

Evil Sponge is een niet onaardig Amerikaans e-zine met tussen de recente bijdragen een vrij late bespreking van het laatste album van Boards Of Canada. Verder vind je er recensies over My Favorite (commerciële retrowave uit Amerika) en het album On van Imperial Teen. Tussen de oudere stukjes staan bijdragen over platen en concerten van Pedro The Lion, Do Make Say Think, The Dead Kennedys, Hood, cLOUDDEAD, Dntel, The New Pornographers, Fugazi en Moldy Peaches. De stukjes kennen soms iets teveel subjectivistisch overenthousiasme en zinnen als I hearby submit to the class On as 2002's record of the year, maar als je daar doorheen kijkt houd je genoeg over dat de moeite van het lezen waard is.

*

Als je logger i*candy moet geloven hadden Moldy Peaches in tegenstelling tot Paradiso (zie dinsdag 11 juni hieronder) er afgelopen dinsdag in Manchester veel zin in. Het publiek overigens ook, tot ongenoegen van de schrijfster die blauwe plekken moest incasseren. Voorprogramma Dave Kitt schijnt een nummer van The Clash te hebben gecoverd. Ik kan me niet herinneren dat hij dat ook in Paradiso heeft gedaan, maar ik ken mijn klassiekers dan ook niet.

*

Ike Yard (1979-1983) was de eerste Amerikaanse band die een plaat uitbracht op het fameuze Britse Factory. Hun album A Fact A Second (uit 1982) vond ik begin jaren tachtig in het Arnhemse FOOKS, onderdeel van een keten waar je zowel hippe kleren als platen kon kopen, een concept dat geen lang leven was beschoren. Het voordeel van zo'n winkel was dat de verkopers blijkbaar meer verstand van kleding hadden en niet wisten wat voor muziek ze verkochten. De lp lag namelijk voor 5 piek (voor de jongeren onder ons: dat is nu ongeveer 2 Euro en 25 Eurocent) in de bak met 12" EP's. Was ik blij? Reken maar, al duurde het een hele tijd voordat het unieke karakter van de plaat daadwerkelijk tot me doordrong. De New Yorkse Stuart Argabright, Kenny Compton, Fred Szymanski en Michael Diekmann waren hun tijd ver vooruit en combineerden het conceptuele van No Wave met Europese invloeden (postpunk, Kraut, elektronica). De zes nummers op A Fact A Second zijn kaal, afstandelijk, onderkoeld, machinaal en donker. De zang is zonder melodie en de teksten versnipperd. Soms worden woorden ontleed tot niet meer overblijft dan betekenisloze, als percussie dienende medeklinkers. De intrigerende emotieloze muziek raakte vervolgens in de vergetelheid en is volgens mij zelfs nooit officieel op cd heruitgebracht. Het eerste nieuwe levensteken van Ike Yard was vorig jaar op de compilatie Anti NY, een plaat met voorbeelden van tijdgenoten uit de New York underground zoals de band Gray met schilder Jean-Michel Basquiat. Op de cd staat zowel het origineel van de track N.C.R. als een remix door Funkstörung. Check MP3it voor een beknopte geschiedenis van Ike Yard en luister eens naar het nummer Loss. De drums klinken ouderwets maar voor de rest heeft de muziek de tand des tijds redelijk doorstaan. Ik hoop dat een officiële re-release niet lang op zich zal laten wachten.


woensdag 19 juni

Salvation?

Hey, Michiel. Ik moest nog aan je denken dinsdag in Paradiso. Je was vroeger zo lyrisch over Spacemen 3. Zoals altijd kwam je woorden tekort en overstemde je enthousiasme de plaat die je tegelijkertijd aan me wilde laten horen. Je was toen nog behoorlijk helder. Voordat je in elk verkeersbord tekens, signalen en boodschappen begon te zien, zag je in de teksten van Spacemen 3 en later in die van Spiritualized overeenkomsten met je eigen leven. Een albumtitel als The Perfect Perscription en een lied als Medication beschreven je eigen medicijn: lithium. Je dagelijkse dosis zorgde ervoor dat je twee hersenhelften goed met elkaar bleven communiceren, dat alles in balans bleef. Helaas kende je meerdere vormen van medication en bleef je vrolijk verder blowen waardoor de werking van het medicijn totaal teniet werd gedaan en je (soms letterlijk) je eigen glazen intrapte. Dan kreeg ik je aan de telefoon en verstond ik geen woord van wat je zei. Je was ver weg. Ergens aan de andere kant van Nederland. Onbereikbaar. Je vertoefde in een angstige wereld. Bij elk stickie dat je oplichtte speelde je met vuur. Op de achtergrond (maar meestal veel harder dan je buren wensten) speelde Playing With Fire van Spacemen 3. Take me to the other side, zongen de gedrogeerde Britten.

Als nuchtere Noord-Hollander klonk het repertoire van Spacemen 3 me machtig interessant in de oren, maar echt pakken deed het me niet en de band leek me een voetnoot in de popgeschiedenis. Daar moest ik later op terugkomen. Flying Saucer Attack (1992-2000) lichtte vooral de spaced out gitaarpartijen uit en maakte bezwerend zweverig tripmuziek (ook met dank aan My Bloody Valentine). De vliegende schotels kregen vooral navolging in Amerika met solisten en groepen als Azusa Plane en Windy & Carl en die hele Michigan scene en niet te vergeten de bandjes op Terrascope. Sommige van hen deden mee aan A Tribute To Spacemen 3, de compilatie van Rocket Girl uit 1998. Allemaal groepen en een festival in de marge. Ik had geen commerciële variant verwacht. Gisteren, in de grote zaal van Paradiso, moest ik het bestaan ervan erkennen. Het begon al direct na het voorprogramma The Skidmarks (waar ik helaas alleen het laatste nummer van heb meegemaakt). Bijna een volledige plaatkant van de eerste Suicide-lp werd gedraaid. Was dit een indirecte verwijzing van een scherpe DJ naar een nummer van Spacemen 3? Het kan toeval geweest zijn. Toeval was uitgesloten bij hoofdact Black Rebel Motorcycle Club. Het debuutalbum van de drie Amerikanen deed me eind vorig jaar gek genoeg geen seconde aan Spacemen 3 denken, verdoofd als ik was door de verwijzingen naar The Jesus & Mary Chain. Gisteren hoorde ik alleen maar Spacemen 3. Hun geluid echode in elke riff op de zeer luid versterkte gitaren. De zang zat diep verborgen in de mix (verzorgd door de vader van de bassist die, zo vertelde mij een medewerker van Paradiso, overdag minstens drie uur met zijn zoon had gesoundcheckt). BRMC brachten een gepolijste versie van Spacemen 3, ontdaan van tekstinhoudelijke dreiging, maar in muzikale uitvoering groots aangepakt. Er brandden veel lichtjes naast de gitarist. De effectkasten toverden honderden gitaren tevoorschijn. Ze zetten een imposante muur op. De muzikanten waren ook een stuk beweeglijker dan hun voorbeelden. De bassist bewoog soms zo heftig mee op het ritme dat hij zijn microfoon ombotste en leunend tegen de grote monitor links van hem zijn evenwicht moest bewaren. De drummer denderde eenvoudig voort in vierkwartsmaat, elk nummer aankondigend door ongeduldig op zijn hi-hat af te tellen. BRMC maakten van Spacemen 3 een stoere rockband.

De thematiek van Sonic Boom en Jason Pierce, de twee kapiteins van Spacemen 3, droop van de teksten af, zeker wanneer Jezus in het spel kwam. Jesus seems to steal my soul, he'll never let me go, kweelde BRMC in White Palms. De lange toegift Salvation had op een album van Spiritualized kunnen staan. In plaats van stroboscopen knipperden gisteren minder indrukwekkende witte lichten. We deinden langzaam mee, maar raakten niet in trance. Het was ontegenzeggelijk een lekker optreden, maar ik weet zeker dat als je naast me had gestaan je ongeduldig zou zijn geworden van ergernis. BRMC zou je gisteren niet dezelfde bevrijding hebben gegeven als je muzikale helden. Je zou de magie hebben gemist. Werkelijke vervoering bleef uit. Je had dwars door de professioneel en bijna perfecte farce geprikt en me wellicht voortijdig naar buiten getrokken. Liever thuis plaatjes draaien en herkenning zoeken bij the real thing dan je te laten verleiden door een pastiche, een substituut. Misschien zou ik je nog gelijk gegeven hebben ook.

Hey, Michiel. Hoe is het nu met je? Heeft de muziek je kunnen redden?


dinsdag 18 juni

Eminem Action Figure (nut)Case

Hi, I'm Marshall. Wanna play? (via Metafilter)

Beestenboel

Ze komen uit San Francisco, klinken als de popversie van Melt Banana, hebben in Satomi Matsuzaki de meest charmante zangeres die ik in tijden heb gehoord en ze noemen zichzelf Deerhoof. Onlangs verscheen hun sterke album Reveille op Kill Rock Stars. Daarop staat onder meer het nummer Holy Night Fever waar slechts een fragment van gedownload kan worden. Het wat oudere The Great Car Tomb geeft je ook een goede indicatie.

Bearsuit! riep Zany zondag terwijl singer-songwriters in het Vondelpark een dappere poging deden onze aandacht vast te houden. Direct na thuiskomst luisterde ik naar het aangenaam chaotische The Gazumper en zocht ik naar de Melt Banana-sample. Ik heb 'm nog niet gevonden. Misschien hebben jullie meer geluk. Het gaat overigens lekker met Bearsuit. Hun singles krijgen een positieve recensie in onder andere het nieuwste nummer van Careless Talk Costs Lives en de band heeft deze week weer een sessie opgenomen voor John Peel.

update (19 juni 2002): Zoeken heeft geen zin. Er zit geen Melt Banana-sample in het nummer The Gazumper. Die sample is te vinden in het nummer Drinkink op een van de singles van Bearsuit.


week 24

zondag 16 juni

Van Dam tot Dam (het einde van het seizoen is nabij)

Zaandam stond zaterdag gebogen over een afzetting te staren naar skaters van middelbare leeftijd. De sporters probeerden heftig zwetend het asfalt van een brug te beklimmen. Een van de deelnemers droeg een T-shirt met de opdruk P. Fortuyn 1. Het niveau daalde verder aan de waterkant waar een door Corus gesponsord jazzcombo elk moment Take 5 kon inzetten. Op een steenworp afstand bood een openstaande deur toegang tot het donkere hol van De Kade. Ik weet niet wat er op hetzelfde moment in de grote zaal te doen was, maar de kleine zaal was uitgestorven. Aan de bar hingen bandleden te wachten tot Zaandam het gratis toegankelijke optreden kwam bezoeken. Tevergeefs. Het waren vooral vrienden en bekenden uit met name de hoofdstad die SGP en Gone Bald kwamen verrassen. Handen werden geschud, armen om schouders geslagen. We kwamen met de trein, de bus en zelfs vanuit Amsterdam-Noord op de fiets. We waren de die hards, de hoop in de bange dagen van de gitaarunderground. Daar moest op gedronken worden. Gone Bald sloot de avond in stijl af. Razorblade Jr. hoefde zich niet in waanzin te storten om zijn boodschap over te brengen. Hij draaide slechts tegelijk zijn kin en met zijn ogen en beleed zijn exorcisme via gitaar, effecten en versterker. Zijn nobele noise werd ondersteund door de grillige, maar telkens doel treffende noten van bassist Bitz. Drummer Igor speelde zoals altijd vol en druk, maar ook heel los en swingend.

Gewapend met een flesje bier, en elkaar recalcitrant rook in het gezicht blazend nu het nog mocht, lieten we ons meevoeren door het ritme. De hele club stond na afloop naast De Kade bij het busje elkaar te bedanken voor de goede avond. Er was nog een plekje over op de achterbank en luid babbelend in Nederlands en Engels keerden we terug naar de hoofdstad. Met het beetje kracht dat er in onze lijven zat, tilden we de instrumenten en randapparatuur uit de achterbak en droegen we ze terug naar de kelder van het repetitiehok. Het lukte me niet alle muren en hoeken te ontwijken. Botsend baande ik me een weg. De volgende middag bedacht ik me in mijn straat tijdens het zoeken naar mijn fiets dat het kreng nog op de fietsboot bij het station stond. Veel te laat arriveerde ik in het Vondelpark voor vier maten Seedling semi-akoestisch. De beloofde zon bleef verborgen onder donkere wolken. Ik at mijn brood op en onderging de eerste twee deelnemers van Mooie Noten, de singer-songwritercompetitie van stichting GRAP. Arjen zong achter zijn piano in het Nederlands over het mooie aangezicht van zijn meisje. Zijn teksten waren zo voorspelbaar dat twee zwervers in het publiek vrijwel alles woord voor woord konden playbacken. Daarna mocht Lily Kiara een poging doen op haar ontstemde gitaar. Ze werd bijgestaan door zangeres Ruth (die ik ooit, ergens in de vorige eeuw, met de band Marshmellows live heb gezien in het voorprogramma van Throwing Muses in Paradiso). Tijdens de kleinkunstige Ziel vond ik het welletjes. Ik was hier voor mijn lol gekomen, niet om me te ergeren aan brave liedjes. Dan maar geen muzikale zondag. Het kan niet altijd feest zijn. Thuis zette ik Higgins Ultra Low Track Glue Funk Hits van Venetian Snares op en viel ik in slaap op de bank.


vrijdag 14 juni

Met dank aan Rothko (de band, niet de schilder)

Op de hoes van A Continual Search For Origins, het nieuwe album van Rothko, staat een bedankje aan het adres van Delicate Awol. Sinds het vertrek van een van de drie bassisten heeft Rothko een nieuwe bezetting met enkele leden uit deze Britse band. Volgens de website van Day Release Records heeft Delicate Awol op 4 juni het album Our Genome uitgebracht. Je kunt twee nummers van de plaat downloaden. Het is meteen raak met de moody slo-core van Further Afield (MP3). De zangeres is in nevelen gehuld. Ze heeft net zo'n dromerige, half afwezige zangtechniek als Tara Jane O'Neil. Waar een refrein had kunnen zitten stijgen blazers op. Erg mooi. De effecten over de gitaren en het goedkope ritmeboxje in het korte instrumentale Toe Poke In The Water (MP3) doen erg aan die fijne, ondergrondse jaren tachtig denken. Het is mij een raadsel waarom 4AD dit niet in hun catalogus heeft staan en wel energie stopt in het teleurstellende nieuwe album van Piano Magic. Wat klinkt Writers Without Homes gedateerd, zeg. Het is This Mortal Coil en His Name Is Alive all over again. Simon Raymonde (ex-Cocteau Twins) pingelt in enkele nummers ook een mopje mee op piano. Zijn productiewerk voor de eerste mini-cd Truth Burns (2001) van Rothko was stukken interessanter. Rothko wist met drie bassisten nog een eigen draai te geven aan de erfenis van de eighties. Wellicht moet ik nog een paar keer luisteren naar Piano Magic om eventuele geheimen van hun cd te ontdekken en anders het gelimiteerde remixalbum te pakken zien te krijgen met bewerkingen van ondermeer FortDax, Sybarite en Dntel.


donderdag 13 juni

Experiment

Deze week eindelijk eens geen bandjes. Het nadeel daarvan is dat thuis de ontwenningsverschijnselen toeslaan. Om te voorkomen dat ik onrustig voor de buis ga hangen, neem ik met suizende oren plaats in het pluche van Kriterion voor de Duitse film Experiment. Voor een korte impressie kun je terecht in Cinema Subjectivista.

Speedy boxer

De eerste recensies over Loudboxer, het nieuwe album van Speedy J, druppelen langzaam binnen. Stripped-down and banging, Loudboxer barely gives you time to breath, schrijft de recensent in de muzieksectie van Almost Cool. Na een eerste luisterbeurt deel ik zijn mening al ben ik niet zo verbaasd over de nieuw ingeslagen weg gezien het gabberverleden van de Rotterdamse muzikant Jochem Paap, een verleden waar de schrijver niet aan refereert in zijn bespreking. Musically, many of the tracks on the latter half of the release simply don't change that much, and for that reason it's a little hard to just pop in the player and sit down to listen to unless you're into repetitive, harsh electronic dance music. Misschien dat ik bij nadere draaibeurten de nuances vind en Loudboxer beter kan waarderen.


dinsdag 11 juni

Blue Monday

Sinds maandag officieel in de lucht: Blue-log, een log van twee muziekfanaten die al een tijdje actief zijn in de muziek (probeer zelf maar achter hun identiteit te komen). We willen stukjes schrijven over dingen die ons interesseren waarbij we ons zeker niet willen beperken tot één thema, schrijven Jan en André in hun persbericht. We willen met onze berichtjes zeker geen éénrichtingsverkeer bereiken, maar hopen dat door middel van commentaar dat op elk stukje is te geven ook een discussie ontstaat. Lees en doe mee.

Routine, routine, day in, day out; or: What's wrong with Kimya?

Ze geeft de lift de schuld. De lift die haar de vorige keer in Paradiso naar de kleine zaal had moeten brengen, maar die halverwege defect raakte en haar een paar uur had opgesloten. Was dat zo'n traumatische ervaring dat Kimya vanavond het merendeel van het optreden somber voor zich uit staart? Ik denk niet dat de lift de reden is van het tamme optreden. Het moet een smoesje zijn. The Moldy Peaches lijken op het kleine podium last te hebben van routine. Telkens weer die grappige teksten moeten zingen over een eenvoudige begeleiding. Adam en Kimya kunnen er de lol niet meer van inzien. De nieuwigheid is er af. De liedjes zijn te vaak gezongen. De glans verdwijnt. Optreden is gewoon geworden en blijkt niet meer te zijn dan werken. Zullen ze kunnen wennen aan dat idee en leren zich er niets van aan te trekken? Vanavond in ieder geval niet. Kimya keert zich om, kijkt naar de drummer en ademt overdreven vermoeid uit. Misschien heeft ze het te warm onder haar grote, zwarte cape met doodshoofdopdruk. De gedrevenheid van Adam is totaal geëvaporeerd. Zijn gelaatsuitdrukking onder de grote hoed straalt zelfs verveeldheid uit. Pas bij Lucky Number Nine worden de eerste danspasje ingezet. Routineus, zonder plezier. Op commando bijna. Het is dat de rest van de band flink tekeer gaat anders zou het echt een heel droevig optreden zijn. Vooral de bassist vertoont sporen van lol. We hebben zijn bevlogenheid nodig willen wij nog een beetje schik aan het optreden beleven. Zeker voor de mensen die de groep meerdere malen hebben gezien is de verrassing eraf, en als het middelpunt van de groep er ook nog eens geen zin in lijkt te hebben wordt het een lange zit. De neerslachtigheid past goed bij het zielige liefdesverdrietliedje Nothing Came Out. Het is een zeldzaam verlicht moment. Als de band na These Burgers van het podium stapt weet je dat ze niet meer terug komen. En dat doen ze dan ook niet. De Tv-presentator van VPRO's Vrije Geluiden had het afgelopen zondagochtend na het korte optreden van The Moldy Peaches in zijn uitzending al bondig en raak geobserveerd: Het ziet er allemaal heel vrolijk uit, maar op de een of andere manier maakt het toch een gedeprimeerde indruk.

Levert de rest van de avond lichtpuntjes op? In ieder geval niet bij Joie/Dead Blonde Girlfriend. De langharige hardrocker overschreeuwt zijn simplistische anti-folk met een harde, naar rockende stem. Zo zou Alice Cooper in de jaren zeventig unplugged hebben geklonken. Na twee liedjes zoeken we een plek in de tussenruimte beneden op, ergens waar we zo min mogelijk van hem hoeven te horen. De tweede act begint veelbelovend. David Kitt heeft er zin in. De Ier applaudisseert met ons mee tussen de nummers en zingt laag over fijne gitaarlijntjes. Hij wordt terzijde gestaan door een drummer, een tweede gitarist, een bassist en een saxofonist. Naarmate de set vordert valt op dat de liedjes veel langer duren dan noodzakelijk. Als we na de paar coupletten en refreinen weten wat de muzikanten ons hebben willen vertellen, wil de band niet stoppen. Nee, de groep blijft de laatste akkoorden uitentreuren herhalen tot er geen leven meer in zit. Het is een tekenend moment wanneer tijdens een uitgerekt raasmoment Kitt de bottleneck van zijn vinger laat glippen. Hij pakt hem op en gaat verder, terwijl hij juist op dat moment het nummer had kunnen eindigen. Binnen enkele seconden laat hij de bottleneck opnieuw vallen. Koppig als hij is pakt de zanger het glinsterding wederom van de grond en blijft hij maar doorspelen. De saxofonist tettert vanaf de tweede helft van de set teveel als een Clarence Clemons. Hij wil te nadrukkelijk op de voorgrond treden terwijl hij juist bedoeld is als aanvullende begeleiding. Het is niet dat hij niet goed kan spelen of een gebrek aan goede ideeën heeft. Het laatste geïnspireerde moment is wanneer Kitt een melodica tevoorschijn haalt en samen met de saxofoon Arabische toonladders speelt. Dan is het over. Het nummer met de ritmebox is te plat (klinkend als een weggegooide outtake van Big Audio Dynamite) en de zogenaamde noisefinale is niet meer dan gemakkelijk en eindeloos raggen op een saai akkoord en dan zoveel mogelijk springen achter de toetsen om te verbloemen dat er muzikaal bar weinig gebeurt. De eerste liedjes bewijzen dat David Kitt songschrijftalent heeft, maar hij mag best wat kritischer naar zijn composities kijken. Het gebruik van een flinke, scherpe schaar is daarbij een aanbeveling.


maandag 10 juni

Oorwormer

Laat ik je eerst waarschuwen voor de man achter de provisorische tap van WORM. Je herkent hem aan zijn gedrongen postuur, de gebogen rug, hangende buik en zijn ongekamde, sluike plukken blond haar. Zijn T-shirt is voor het laatst in de vorige eeuw gewassen. Waarschijnlijk blowt hij zichzelf overdag naar de andere wereld. Zo niet, dan is de drank de vorige avond heel slecht gevallen. Hij weigert me wisselgeld terug te geven. Zonder een woord te zeggen en zonder me aan te lijken. Ik staar hoogst verbaasd in zijn richting als hij iemand anders begint te bedienen. Het gaat om iets meer dan tien Euro en die wil ik toch eigenlijk wel graag terug. Ik vraag hem dringend doch beleefd of hij me het geld wil geven. Twee lompe klauwen graaien boos in de kleine kas en met een klap legt hij alsnog de twee vijfjes op de toonbank. Dan moet je verdomme maar gepast betalen, blaft hij me toe. Iedereen betaalt hier maar met van die grote flappen, mompelbromt hij richting de jongen naast. De jongen zoekt trillend tussen zijn muntjes. De plomperd achter de toog doet me de mond open vallen van verbazing. Zo onbeschoft heb ik het zelden meegemaakt. Wordt bijna de avond verkloot omdat een eersteklas onverlaat me wil flessen. Gelukkig is hij de enige smet op het zaaltje aan de Rochussenstraat te Rotterdam. De man is een wanklank die de organisatie volgens mij met niet al te veel moeite in het vervolg buiten de deur kan houden. De rest van het personeel in de betonnen catacombe is vriendelijk. Er zweeft spannende muziek door de ruimtes. De platenbakken in de winkel aan de straatkant staan vol met prettig geprijsde platen van veel fascinerende bekende en vooral onbekende namen. WORM kent geen onderscheid in de underground en zet Albert Ayler gebroederlijk naast At The Drive-In. Gelukkig heb ik alleen maar geld meegenomen om drankjes te kopen anders was ik met een zeer pijnlijke portemonnee terug naar huis gegaan.

Beneden draait Mannequin Lung warm. Hij is de platenbaas van het label Plug Research. We worden niet echt warm van zijn platenkeuze en gebruiken de muziek als een aangename begeleiding voor onze gesprekken. We hebben de reis naar de Maasstad gemaakt voor Dntel (uit te spreken als dintel hoorde ik op de heenweg in de trein). Life Is Full Of Possibilities is een van de mooiste albums van vorige jaar en we zijn heel benieuwd hoe Jimmy Tamborello de studiomuziek gaat vertalen naar een livesetting. Op plaat wordt hij bijgestaan door bevriende muzikanten als Rachel Haden (That Dog), Brian McMahan (Slint, The For Carnation) en Benjamin Gibbard (Death Cab For Cutie). Zij zullen er vanavond niet bij zijn. We vrezen een mannetje achter een laptop, maar worden blij verrast. Achter Tamborello staat een gitarist een achttal effectpedalen te bedienen en de snaren voornamelijk met een strijkstok te beroeren. Net als bij Sigur Rós geeft dat een schimmig gonzende uitwerking, extra versterkt door de galm in het lage witte zaaltje. We staan op gelijke hoogte met de muzikanten. Een stap verder en we staan pal naast ze. Op plaat verzorgt Chris Gunst de zang in het openingsnummer Umbrella. Deze avond zingt de kleine Tamborello zelf zachtjes in de microfoon over de stad als een omgekeerde paraplu. Een dromerig en melancholiek liedje over hoe kwetsbaar je bent als individu in de grote mierenhoop die de conglomeratie is. Rotterdam is een ideale plek voor de beelden die Dntel oproept, een kleurrijk en druk metropool, een stad vol mogelijkheden, als je tenminste bereid bent je in het gewoel te storten.

De muzikanten werken hard ondanks het feit dat het fundament van de set uit de computer komt. De twee mannen vullen de basistracks aan door middel van effecten (veel delay), livesampling en een kleine synthesizer. In twee nummers haalt Tamborello een hele kleine accordeon tevoorschijn. Hij tilt hem op tot aan de zangmicrofoon en geeft de noten een plekje in de harmonieuze composities. De gitarist legt zijn instrument neer, krijgt een vuurtje vanuit het publiek, ademt de sigarettenrook diep in en neemt voor een nummer de zang voor zijn rekening. Meerdere mensen omringen het instrumentenaltaar al digitaal filmend en fotograferend. Achter de muziekmakers zie ik een jongen met zijn rug naar ons toegekeerd enthousiast springen achter een groot computerscherm. Hij kijkt achterom, beurtelings naar de muzikanten en naar een scherm waarop computerbeelden geprojecteerd worden. De beelden worden door een dikke pilaar aan mijn ogen onttrokken. Ik blijf me concentreren op de handen van de muzikanten. Ze zijn zo druk bezig dat het lijkt of ze elk geluid live voortbrengen. Als de gesamplede zang van Mia Doi Todd door de speakers klinkt in het afsluitende Anywhere Anyone en ik me er van verzekerd heb dat ze niet in de zaal aanwezig is, wordt de illusie subtiel aan gort geslagen. How can you love me if you don't love yourself? zingt de computer verdrietig. Van het eerste tot het laatste nummer weet Dntel de spanning vast te houden. De nummers vormen tezamen een elektronische symfonie, slechts spaarzaam doorboort door ritmes. Dankzij de machines wordt een menselijk ziel zichtbaar.

Door de roes kan ik me van de terugweg, de nachtelijke snelwegen, de slagregens op de ramen en de woorden die we in het busje spreken weinig meer herinneren. Wel dat we in een opperbeste stemming zijn en zeker weten dat niemand dat gevoel van ons kan afnemen.


week 23

zondag 9 juni

Aan de randen van het Vondelpark was vrijdagavond een programma samen te stellen met louter Europese muziek. Múm opende in de kleine zaal van Paradiso en aan de andere kant van het park, langs de drukke Amstelveenseweg, speelden niet lang daarna Louisa Lilani & John Prop plus de Groningse band Plan Kruutntoone. Je kunt hier terecht voor een verslag.


vrijdag 7 juni

Log, logger, logst

Filip Mertens heeft met zijn maatjes van The White Broncos dit jaar niet alleen een erg mooie plaat gemaakt in de vorm van het album Room (op Zabel, het label waar onlangs eindelijk het tweede album van Mercy Giants is verschenen), hij schrijft sinds kort in zijn vrije tijd ook zo af en toe voor zijn eigen site. Omdat ik het plezant vind om een beetje te wauwelen, en vooral in 't Vlaams, legt de Amsterdamse Belg bescheiden uit nadat ik hem vraag naar de achterliggende reden. De afgelopen weken liet hij onder meer zijn licht schijnen op de Belgische inzending van het Eurovisie Songfestival, sci-fi, Mr Bojangles en het onvermijdelijke WK.

The Fool Bug

In zijn vrije tijd speelt Mike Callahan de rol van David Lee Roth in de Van Halen tribute band Diver Down. Het maakt hem niet echt gelukkig. Zijn vrouw heeft hem het huis uit gesmeten onder de uitroep: : Dave ain't cool, Dave's killing you. Onafhankelijke filmmaker Brian Winn gaat hem waarschijnlijk op het celluloid vastleggen voor een documentaire. Ondertussen oefent Callahan voor de spiegel alle dansjes en sprongen van zijn held en probeert hij zijn haar net zo te krijgen als Roth. Niet zonder nadelige gevolgen voor zijn kapsel, vertelt hij in een interview met The Independent Weekly. After bleaching and frying and drying with a hair dryer in between sets and playing so many nights, it breaks it off, tears it up and you rip it out," he says. "So after a while you don't care, 'cause that's just exactly the way it was. That's why Dave looked like he did, so I weave it in, man. Nu nog een Spinal Tap tribute en de cirkel is rond.

Hint

Na de uitreiking van Lucky Strike Dance Awards enkele weken geleden werd in een verslag op de Amsterdamse nieuwszender AT5 de vraag gesteld waarom het alleen mannen waren die de bokaal in ontvangst mochten nemen. Had de organisatie wel goed om zich heen gekeken alvorens over te gaan tot de nominaties? Voor het wereldwijd zoeken naar vrouwen die actief zijn in de dance is er Female Pressure waar je onder meer een gedetailleerde zoekmachine kunt vinden. Simpel van vormgeving, eenvoudig in gebruik.


donderdag 6 juni

Breed for me

Het zweet druipt in stralen over mijn rug. Al vanaf de sprong op mijn fiets richting Lijnbaansgracht stroomt het klamme vocht onder mijn kleren langs. Pas pal onder de airco in de Oude Zaal voel ik nattigheid en probeer ik mijn rugspieren dusdanig te bewegen dat de transpiratie niet te traag en als plagend kriebelende, koude vingers over de huid blijft biggelen. Ik bedenk me ondertussen dat de vleesvervangers op zijn en dat als ik morgen lekker wil eten ik niet moet vergeten na het werk eens in de schappen van de grootgrutter te graaien naar verse Quorn of anders van die pittig gekruide tahoe. Doet het altijd goed bij de rijst en een of andere groentemix. Maakt me niet uit welke, als er maar niet teveel rode peper in zit.

Voor als je het nog niet door hebt: ik sta niet alleen te zweten in de Melkweg, ik sta me ook nog eens te pletter te vervelen. Dit moeten de Radar Bros. zijn. Ze hebben me eerder vermoeid met hun duffe liveset. Een paar jaar geleden. Op exact dezelfde plek en ook in de rol van voorprogramma. Indertijd zijn mijn maatjes en ik vrij snel afgezakt richting het restaurant van de Melkweg. Vanavond ben ik op solotour. Geen aangename afleiding deze keer. Ik ben op zoek naar bekende gezichten maar tref alleen vreemden. Ze praten ontzettend veel en luid met elkaar. Het lijkt erop dat ik niet de enige ben die pijnlijk getroffen is door de saaiheid van het vijftal uit Amerika. Wat heeft die zielig hoog zingende gitarist toch een eentonig slagje. Elk nummer hetzelfde. In een slakkentempo. De band speelt zo langzaam dat zelfs de gitarist rechts in slaap valt. Staand. Een heel intro gaat totaal de mist in. Hij staakt na een paar noten en kijkt opzij, bang de boze ogen van zijn bandleden te ontmoeten. Op plaat zal het heus een geweldige band zijn. Ik geloof jullie op je woorden. Die plaat zal echter nooit in mijn kast komen. Na het vorige optreden niet en zeker niet na vanavond. De rest van het optreden sta ik mijn hersenen te pijnigen. Voor welke band deden Radar Bros. de vorige keer nu ook alweer het voorprogramma? Het wil me niet te binnen schieten. (*)

Tijdens de pauze, onderweg naar de bar, loop ik T. tegen het lijf. Hij is chagrijnig na een paar dagen niet drinken. Hij slaat een drankje vanavond resoluut van de hand. Even verderop is S.T. in een beter humeur. Ik praat lang met hem en vergeet daardoor een goede plek op te zoeken voor de hoofdact. Te laat. De lichten doven en de dames en heren van The Breeders hebben hun plekken ingenomen. We lopen om in de hoop aan de linkerkant een vrije plaats te vinden. Een vruchteloze onderneming. Ik blijf ergens achterin hangen en zie de gezusters Deal van elkaar gescheiden door een van de Melkwegpilaren. S.T. verdwijnt uit mijn gezichtsveld. Het eerste nummer wordt ingezet. P.B. tikt me van achteren aan. Ik ben blij dat ik niet nog meer kennissen tegenkom vanavond. Het vermelden van al die initialen doet anders vermoeden dat mijn sociale omgeving louter uit gedetineerden bestaat. Wat doen we hier eigenlijk? roept P.B. boven het gitaarlawaai uit. Sardientjes zijn, is het enige dat me te binnen schiet. Ik ben niet zo ad rem vandaag en weet ook niet goed te antwoorden op de opmerking dat Title TK niet om aan te horen is. Ik ken het hele album niet. Ik ken alleen maar de meest catchy nummers van de vorige platen en dan met name Pod en de singles Cannonball, Safari en Divine Hammer. Ze gaan allemaal gespeeld worden, dus het feestje is bij voorbaat geslaagd. Wat valt er dan te klagen vanavond?

P.B. verdwijnt na twee nummers. Daarna hoop ik dat het op zijn minst weer zo leuk gaat worden als tijdens All Tomorrow's Parties. The Breeders waren daar een ideale afsluiter van een geslaagd festijn. ATP was een perfecte context voor de pretentieloze lol die Kim en Kelley op het podium hebben. In de Melkweg staan we op een kluitje en hebben eigenlijk alleen de mensen voor de pilaren de avond van hun leven. Op de grootste successen wordt regelmatig gesprongen. Achterin blijven mensen verder kletsen, af en toe naar elkaar roepend dat het een hartstikke gaaf optreden is. Ik klap beleefd na elk nummer en probeer te verstaan wat Kim Deal tussen de nummers te zeggen heeft. Er is nauwelijks een woord te verstaan van haar dronkemanspraat. Kelley kan ik ook nauwelijks volgen. Ik hoop dat de eerste rijen meer aan hun geklets hebben. De zusjes maken er eerlijk gezegd een puinhoop van. Ze boffen dat de drie mannen van de voormalige punkformatie Fear hun begeleidingsband zijn. Zo hoeven ze zich geen zorgen te maken over fouten en over teksten die worden vergeten. De jongens blijven toch doorspelen en als de hits strategisch verspreid worden over de set is iedereen tevreden.

De slordige, gemakzuchtige houding begint zich te wreken wanneer voor slechts één nummer een extra drumstel wordt opgebouwd. Het duurt een eeuwigheid voordat alles op zijn plaats staat. Kim ramt er een paar maal op. In plaats van na minuten lang geklooi eindelijk een nummer in te zetten, steken Kim en Kelley een heel verhaal af over hoe ze bijna hun bungalow in Engeland in de fik hadden gestoken. Erg boeiend allemaal, net zoals het nummer dat ingezet wordt. Richtingloos rammelend richting vergetelheid. De set slaat dood. Na een lange smeekbede van de zaal willen The Breeders de laatste hit Iris er nog wel uit persen. Het meisje naast mij stoot me aan. Of ik wel wil meeklappen voor de toegift. Ik weet zo gauw niets geestigs te zeggen. Het is te warm, de band inspireert me niet en ik voel me een beetje een vreemde tussen al die mensen die zo'n plezier hebben vanavond. Wordt ik te kritisch na zoveel geweldige optredens eerder dit jaar of waren The Breeders eigenlijk echt niet zo goed vanavond?

(*) -> update zaterdag 8 juni: dat eerdere vervelende optreden van Radar Bros was op 5 december 1996 als voorprogramma van... Kelley Deal. Van haar optreden kan ik me niets meer voor de geest halen. In mijn oude agenda staat met grote letters: heel beroerd. Wat ik me ook niet meer kan herinneren is dat op dezelfde avond op dezelfde plek Olivia Tremor Control heeft gespeeld. Zal wel een kwestie zijn van selectief geheugen. (met dank aan Stereo voor het mee helpen herinneren)


woensdag 5 juni

Byterock

Jane Dark bespreekt deze week in The Village Voice het album van 2 Many DJ's en RJ Smith in enthousiast over de nieuwe van DJ Shadow.

*

Het Franse ezine STNT schrijft afwisselend in het Engels en in het Frans over muziek in de categorieën hardcore, noise, elektronica, free improvisation en experimental. Je vindt er onder meer recensies over albums van 90 Day Men, Bogdan Raczynski, Merzbow en Victory at Sea, en concertverslagen van Oxes, Guapo, Christian Fennesz, American Heritage en Pinback. Tussen de interviews (o.a. Arab On Radar en Gorge Trio) staat een gesprekje met Melt Banana. Gezien de kort en krachtige muziek van de Japanners is de vorm van het interview goed gekozen: one word questions for one word answers.


maandag 3 juni

Spasm Smash Xxxoxox Oxes and Ass

Het was niet eens de bedoeling dat ik zou gaan. Ik was moe. Hondsmoe. Sinds dinsdag elke avond bandjes kijken. Dat gaat een mens opbreken. Elke avond live betekent elke avond vrienden ontmoeten en elke avond bier drinken. De hele zondag moest ik in de kleine, benauwde ruimte van mijn kamertje proberen bij te komen van het Amstel Festival. Aan het eind van de middag wist ik me overeind te krijgen en reed ik veertig kilometer heen en terug voor zowel kraambezoek (de wereld is een prachtige dochter rijker geworden) als ziekenbezoek. Onderweg terug naar de hoofdstad had ik alles behalve zin in herrie en drank. Een half uurtje nam ik de tijd thuis op de bank om me te bedenken. Niet lang daarna stond ik in de OCCII (het meest interessante podium in Amsterdam op dit moment) te swingen (of wat daar voor doorgaat) op Feverdream uit Rotterdam. Het trio is snel gegroeid na weken van intensief touren door Europa. Ze spelen hun noise met nog groter gemak. Er hoeft geen gefingeerde bravoure aan te pas te komen. Toen tegen het einde van de set de mobiele telefoon van zanger/gitarist René afging en hij het ding nog opnam ook, werd het publiek niet kwaad. Nee, we lachten zelfs want hij kwam bij de microfoon staan en maakte ons deelgenoot van het gesprek. Als Feverdream de enige band van de avond was geweest had ik een essay over ze geschreven. Ze hadden echter de pech het voorprogramma te zijn van Oxes uit de Verenigde Staten. Oxes waren geweldig op de eerste van de drie dagen All Tomorrow's Parties die ik eind april heb mogen meemaken. Oxes gisteren in de OCCII waren nog veel en veel beter.

Oxes waren hilarisch, brutaal, plat, vindingrijk, komisch en spannend. De kleine ruimte van de OCCII was slechts gevuld met een handjevol fans waaronder flink wat toevallige of niet toevallig aanwezige vrienden van Feverdream en de hoofdact. Veel te weinig. Zeg me niet dat je er niet bij was vanwege het mooie weer. Dat is te zwak. Je kunt niet eeuwig in de zon blijven bakken. Op een gegeven moment wordt het avond, verdwijnt de zon en wordt het veel te fris om op het terras of in het Vondelpark te blijven hangen. Hieronder een bloemlezing van wat je hebt gemist.

De gitaristen van Oxes waren gisteravond alomtegenwoordig. Ze stonden stoer op hun verhogingen op het podium, twee blokken aan weerzijden van het drumstel. De jongens liepen met ferme stappen de zaal in. De dunne plankjes waar ze hun gitaren uit hadden laten snijden waren via een zender verbonden met hun versterkers. Als een van de gitaristen achter in de zaal stond en daarom niet zijn effectpedaal kon bedienen liet hij dat door de andere gitarist doen. Ze gingen naast ons staan of recht tegenover leden in het publiek en keken met priemende ogen recht in ons gelaat. Heel even stond er zowel rechts als links van mij een muzikant. Er was geen podium meer. De hele OCCII was het podium. Het publiek maakte onderdeel uit van de band. Soms moesten we ons omdraaien om de band te zien, aangezien de gitaristen rondjes renden rondom het mengpaneeleiland in het midden van de zaal. Je moest niet verbaasd opkijken als je aan de bar een biertje bestelde en een man van Oxes achter de toog aan een vol glas aan het hijsen was. En de muziek bleef onverstoorbaar doorgaan.

Oxes stonden op de bankjes tegen de muur. Oxes dansten met enkele Amerikaanse vriendinnen of waren doodleuk met ze in een geanimeerd gesprek verwikkeld. Oxes kropen op hun knieën langs ons heen. Oxes liepen naar de deur achter het podium, liepen het gangetje in en speelden, uit ons zicht, een flink stuk van een nummer vanuit de kleedkamer.

Midden in het publiek zat Johannes de Boom, kunstenaar en zanger van The Shavers, pontificaal voor het podium in zijn Boommobiel. Zijn vervoersmiddel zat onder de stickers net zoals hijzelf onder tatoeages zit. Bij het voorwiel een speciaal mandje voor lege bierflesjes. Al bij het eerste nummer kwam gitarist 1 naast hem staan en keek hij minuten lang in de rechter zijspiegel als een aapje dat niet gelooft dat hij zichzelf ziet in de weerspiegeling. Later op de avond diende de invalidenwagen als lichtshow. De Boommobieldiscoknipperlichten. Gitarist 2 legde zich voor machine liggen en hapte naar de lampjes.

Het ritmebekken wilde niet langer meer rechtop staan. Om de paar nummers schroefde de drummer het recalcitrante onderdeel strakker vast. Het mocht niet baten. Het bekken knakte opnieuw zijn kop. Twee jongens uit het publiek sprongen middenin een nummer op het podium om het euvel te verhelpen. Het lukte niet. Een van hen was zo dapper het laatste kwart van de set op een van de verhogingen te zitten om het bekken rechtop te houden. Zo werd hij voor vanavond het vierde bandlid.

De drummer was gehuld in een voetbaltenue. Achter op zijn T-shirt stond Bayren München in grote letters. Een enkele maal liep hij weg van zijn kit en moedigde hij ons aan te klappen of hij pakte het loze koordje dat al een eeuwigheid boven het podium van de OCCII bungelt en stapte joelend als Johnny Weismuller van het ene blok naar het andere.

Voor de laatste paar nummers stak gitarist 1 zich in zijn gerafelde latexpak en schoof hij op witte sokken door zaal of stond hij stokstijf als een zombie stil op zijn verhoging. Kwijl droop in lange slierten van zijn onderlip.

Oxes is een instrumentaal trio, de cabaretversie van Don Caballero. Tijdens mijn sanitaire stop hoorde ik echter toch een heuse zangstem. Een zeer zeldzaam moment, volgens René van Feverdream, want Oxes zingen vrijwel nooit. Ik ben even vergeten welke hit van John Denver richting de pisbakken dreef. Dankzij René weet ik nu ook dat het langzame semi-bluesy nummer met die foute Gary Moore-solo een gestripte versie is van Monkey Wrench van Foo Fighters.

Bij hun afscheid riepen de drie mannetjes al hun die dag geleerde Nederlandse woordjes, waaronder lekkere stroopwafels en tot ziens klootzak. Na hun toegift kwamen ze terug het podium op. Niet voor nog een toegift. Nee, ditmaal ruimden ze hun instrumenten op. In hun blote reet. Alsof het de gewoonste zaak van de wereld was. Ik heb zelden de klokkenspelen zo laag zien hangen. We kwamen niet meer bij van het lachen.

Er zal vast meer te beleven zijn geweest in de OCCII gisteren. Ik ga mijn geheugen niet verder pijnigen. Je had er zelf bij geweest moeten zijn. The underground can be fun. Lots of fun. Ik was in ieder geval klaarwakker geschud.

I can see a darkness: Het Amstel Festival (of wat ik er van heb onthouden)

Na een warme zaterdagmiddag waarop ik ook nog eens moest werken, was het moeilijk 's avonds de aandacht vast te houden bij de drie acts op het negende Amstel Festival georganiseerd door het beste radioprogramma waar ik nooit naar luister: VPRO's De Avonden. Ditmaal geen noisy escapades om je rechtop in de stoel te houden (denk aan Explosions In The Sky) of speelse elektronische semi-chaos (denk aan het Japanse duo Pop-Off Tuesday waarvan beide leden trouwens in het publiek aanwezig waren). Het was zaterdagavond rust, introspectie, kalmte, somberheid en droefheid troef in Desmet. Het tempo lag laag, het volume op een beschaafd niveau. De donkere stemming in de muziek werd extra benadrukt door het uitvallen van het licht in de zaal. Zanger/gitarist Johnny Fontaine uit Washington D.C. moest met zijn twee begeleiders minstens een kwartier lang in het donker spelen. Middenin een nummer sloegen de stoppen door. Maestro Echoplex liet zich niet kisten en speelde onverstoorbaar verder terwijl het publiek kaarsjes naar voren bracht en de organisatie allerhande lampen leenden uit de kantoren in Desmet. Het maakte het optreden nog intiemer dan bij aanvang. De eerste paar nummers waren ronduit saai. Vervelende akkoorden en zwaarmoedige teksten waar de woorden graveyard en funeral in voorkwamen. Van eenvoudige roots ging Fontaine over naar iets complexere songstructuren geholpen door een technisch vaardige drummer die zeer veel variatie binnen een vierkwartsmaat wist te leggen. Tegen het einde van de set, toen de lichten weer even spontaan aan gingen als ze waren gedoofd en de kaarsen van het podium af gehaald konden worden, leek Maestro Echoplex nog het meest op een Karate zonder het George Benson-gesoleer. De beste nummers waren die waarbij de bassist achter het zacht afgesteld orgel ging staan en ijle noten toevoegde aan de gitaarpartijen.

De piepende, ruisende, knetterende, sissende en pruttelende elektronica van Emak Bakia uit Madrid was prettig. Twee leden van het Spaanse trio zaten achter toetsenborden en met een gitaar op schoot. De drummer speelde mee met vage loops van losse, schijnbaar willekeurig gesamplede gitaarnoten. Enkele malen haalde hij geluidssnippers, scratches en beats uit de platenspeler naast hem. De praatzang van Abel Hernandez was lekker diep, zijn soms kromme zinnen prak hij uit in gebroken Engels. Het optreden was interessanter dan zijn andere band Migala die vorig jaar te zien was tijdens het Amstel Festival. De geluiden waren spannender en prikkelender. De invloeden van hedendaags neo-roots waren ditmaal zo goed als verdwenen waardoor Emak Bakia meer met beide benen op de hedendaagse grond stond. Binnenkort verschijnt van de band plaatwerk op Acuarela.

Ook de laatste act was een trio. Burd Early, oftewel James Angelos uit Amerika geholpen door een bassiste op een kruk en een erg jong ogende gitarist/toetsenist die ook op het knopje mocht drukken van de drumcomputer. Het ritme was nogal statisch en eentonig. De liedje bleven kaal. Angelos gebruikte slechts een handjevol voorzichtige akkoorden. De onzekere eindes van de meeste nummers lieten merken dat het trio niet heel vaak met elkaar gespeeld heeft. Het was gelukkig niet een al te serieuze band. Angelos vroeg ons zelfs mee te klappen met een nummer en hij keuvelde gemoedelijk met het publiek. De zang van Angelos ging lichtelijk richting Palace/Songs:Ohia kenmerkend voor de Amstel Festival-sound, zeker als hij hoge noten probeerde te raken. Het mooiste moment was de toegift, een Grieks volksliedje. Onverstaanbaar, maar heel klein en als wiegeliedje goed uitgekozen om de avond mee te sluiten.

De negende editie van het Amstel Festival kabbelde knus en gemoedelijk voort. Optredens als interessante showcases, al zou meer afwisseling op een avond als deze zeer welkom zijn. Nu had ik constant het gevoel dat we iemand ter aarde aan het bestellen waren.


De weblogs van januari, februari, maart, april en mei 2002 zijn te vinden in het archief.
[home] - [live] - [platen] - [artikelen] - [film] - [vido?] - [archief] - [email]