home

vido?

filmarchief

archief

email

Vido's FilmZine

(archief)

week 48

vrijdag 30 november 2007

IDFA 2007 (2) festival

Using (Zhou Hao, 2007)

Geen idee of het als een geruststelling beschouwd kan worden, maar junkies zijn overal hetzelfde, of ze nu het centrum van Amsterdam bevuilen of hun leven verspillen in de uithoeken van Chinese steden. In Using volgt regisseur Zhou Hao drie jaar lang met tussenpozen de kettingrokende junk Ah Long. De eerste scène, onder een viaduct aan de kant van een drukke weg in het rumoerige Guangzhou, zorgt voor enige verwarring, omdat het lijkt alsof Ah Long een sociaal werker is die zich ontfermt over een aan AIDS stervende drugsgebruiker. Hij stopt diens maatje wat geld toe en neemt het slachtoffer mee naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis. Het Samaritanengedrag is van korte duur, want als de regisseur zijn onderwerp na een tijdje weer ontmoet, is Long er slecht aan toe en is het over met de liefdadigheid. Hij draagt goedkope kleding, zijn postuur is gekrompen en zijn blik oogt vermoeid. Samen met zijn vriendin verkast hij van het ene volgepropte, afgetakelde motel naar het andere goedkope huurkamertje, achtervolgd door de camera. De film registreert het eeuwige junkiegezwets dat enkel gaat over het scoren van drugs en het maken van valse beloftes over afkicken. De relatie tussen het junkie-echtpaar staat constant op springen, maar om onverklaarbare redenen blijft de vrouw haar man bijstaan. Net zoals alle junks liegt en bedriegt Ah Long en verdraait uit eigenbelang de waarheid. De regisseur lijkt naïef in de leugens te trappen. Regelmatig stopt hij de bedelende junks wat geld toe en even lijkt het alsof hij zijn tranen moet bedwingen als zijn onderwerp scheermesjes zegt te hebben ingeslikt om zo uit handen van de politie te blijven. Het kan ook zijn dat de regisseur geld toestopt om zijn hoofdpersoon in leven te houden en om zijn filmwerk te kunnen continueren. Tweeënhalf uur junkieleed is iets teveel van het goede en het is een hele opluchting als Ah Long in de boeien geslagen voorgoed uit beeld verdwijnt.

Up the Yangtze! (Yung Chang, 2007)
De in Canada wonende Chinees Yung Chang maakte een reis over de Yangtze en zag daar het land van zijn grootvader langzaam onder water verdwijnen door toedoen van de grootse Drieklovendam. Hij keerde terug en volgde tijdens meerdere tochten op een cruiseschip twee jonge werknemers in opleiding: de zestienjarige Yu Shui (bijnaam Cindy) en de negentienjarige Chen Bo Yu (bijnaam Jerry). Het contrast tussen de twee is groot. Cindy groeit op in een krot aan de rand van de stijgende Yangtze. Haar vader is vanwege politieke redenen afgezakt in rang en stand en probeert te overleven door groente te verbouwen en stenen te houwen voor het verstevigen van de dijken. Hij is te arm om zijn dochter te laten studeren. Tot grote teleurstelling van Cindy moet ze werken aan boord van het cruiseschip. Tijdens de film komt ze daar niet verder dan de afwas in de keuken. Jerry is een macho van betere komaf, zo zeker van zijn eigen capaciteiten en zo arrogant dat je snel een hekel aan hem krijgt. Up The Yangtze! (door Yung Chang tijdens de Q&A in Munt 11 omschreven als Love Boat meets Heart Of Darkness) is geen politieke film, maar een film over hoe mensen letterlijk de kop boven het water houden in tijden van grote sociale en geografische veranderingen. De immens fel schijnende lichtreclames in de grote stad suggereren rijkdom, maar ze ontnemen het zicht op de armoede en wanhoop in de minder gestelde gebieden in de vollopende vallei. Slechts in één scène, half verborgen op straat opgenomen, is te zien hoe ruw tegenstribbelende Chinezen soms uit hun huizen worden gezet, omdat ze weigeren met lokale corrupte autoriteiten akkoord te gaan over de lage financiële compensatie voor hun gedwongen verhuizing naar hoger gelegen gebieden. De veelal Westerse toeristen op de boten zien voornamelijk een geïdealiseerd China, al zijn sommige onder hen zich wel degelijk bewust van de armoede in het land.

De documentaire bevat veel humoristische momenten, vooral aan boord wanneer de studenten Engelse les krijgen en de leraar vertelt welke onderwerpen ze vooral moeten vermijden tijdens conversaties met de toeristen aan boord. Het is daarnaast frappant te zien hoe slecht ouders in staat zijn hun affectie te tonen aan hun kinderen. Aanraken in het openbaar is er niet bij in de Chinese maatschappij, laat staan een omhelzing bij het weerzien. Als de vader en moeder van Cindy in hun door werkzaamheden bevuilde kledij een bezoekje brengen aan het cruiseschip, zie je hoe beschaamd ze zich voelen. De film lijkt voor Cindy en haar familie hoopvol af te sluiten. Het meisje heeft weliswaar (nog) niet kunnen studeren, maar haar werk op de boot is een goede, en tevens uitbetaalde leerschool. Ze heeft iets meer van de wereld gezien dan enkel de armoedige plaggenhut langs het water. Als het gezin daar niet langer meer kan wonen, tilt de tengere, breekbare vader een grote klerenkast op zijn rug voor een lastige klim naar de bovengelegen weg. Het feit dat hij het gevaarte niet halverwege laat vallen, mag een symbool zijn voor de betere toekomst die wellicht voor de familie in het verschiet ligt.

The Gates (Antonio Ferrera & Albert Maysles, 2007)
De meest opbeurende film van de vijf die ik dit jaar tijdens het IDFA heb uitgekozen is The Gates, een film uit de koker van de gebroeders Maysles, medegrondleggers van direct cinema. Ze begonnen hun project in 1979, toen beeldend kunstenaar Christo samen met zijn levensgezel Jeanne-Claude aanklopte bij de gemeente van New York met hun plan Central Park twee weken lang te versieren met een lange rij, door het park heen slingerende, immense oranje poorten waarvan de wimpels bij harde wind een wapperend dak vormen voor de wandelaars. De kosten (5 miljoen dollar) zijn voor rekening van het kunstenaarspaar zelf, maar desondanks botst het duo tegen de bureaucratie aan en worden ze tegengewerkt door alle in en rondom het park bestaande commissies. Een vertegenwoordiger van de zwarte gemeenschap weet bijvoorbeeld op een of andere manier zelfs een raciaal probleem te maken van het beoogde kunstwerk. In 2003 kan een gewijzigde filmploeg (zonder regisseur Albert Maysles' in 1987 overleden broer David) de camera's weer oppakken nadat burgermeester Bloomberg zonder enig probleem toestemming geeft. De begroting is inmiddels opgelopen tot 20 miljoen dollar, maar dat kan de inmiddels wereldberoemd geworden Christo zich moeiteloos permitteren. The Gates kent een ouderwetse vertelstructuur in drie bedrijven. Na de lange weg tot toestemming volgen we in het middenstuk de voorbereidingen, van tekentafel tot en met de honderden vrijwilligers die de grote poorten op de parkpaden omhoog duwen. Sommige van de vaste parkbezoekers zijn sceptisch of staan ronduit vijandig tegenover de tijdelijke ingreep in hun vertrouwde omgeving. De critici staan uiteindelijk in de minderheid nadat in het laatste en langste gedeelte van de film het kunstwerk feestelijk wordt geopend en de koude februarimaand wordt opgewarmd door de massaal toestromende, veelkleurige menigte. Vanuit een helikopter gefilmd is te zien hoe indrukwekkend het oranje over de paden slingert als bloed door aderen. De film weet aannemelijk te maken dat het kunstwerk verbroedert en verbroedering kan een stad met de littekens van 9/11 goed gebruiken.


[home] - [vido?] - [filmarchief] - [archief] - [email]