home

vido?

filmarchief

archief

email

Vido's FilmZine

(archief)

september 2005

Groeten uit Glasgow: drie dagen op zoek naar nieuw Schots talent

Donderdag 22 september
Behalve de aanwezigheid van een kunstacademie kan de opvallende hoeveelheid aan talentvolle bandjes uit Glasgow ook verklaard worden aan de hand van de vele plekken in de stad waar al of niet geïmproviseerde podia zijn neergezet. De plaatselijke concertagenda biedt elke avond een keuze uit minstens vijftig optredens. De geluidshinderwet is nog niet doorgedrongen in Schotland. 's Avonds blazen decibellen zonder probleem uit openslaande kelderdeuren of vanaf achtertuinen richting licht hellende straten.Voortgeduwd door een frisse septemberwind komt de muziek ons van verre toegewaaid. Mijn drie reisgenoten en ik hebben geen stadsplattegrond nodig. We vinden onze weg op het gehoor. De toegang is in veel gevallen gratis, zoals donderdag 22 september in Bar Bloc, een hippe eettent, een verdieping lager gelegen dan de stoep van Bath Street. Een uur geleden was niet veel meer te horen dan keuvelende Schotse accenten en het tikken van bestek op borden. Nu breekt de eerste van drie bands een derde van het kleine restaurant af. Het podium is afwezig. Veel ruimte hebben de muzikanten niet. Als de vocalist zijn armen uitstrekt kan hij beide speakers van de zangversterker aanraken. Hij wordt omringd door een halve cirkel aan fans. De drummer tikt af en binnen enkele maten vangt een vrolijke vechtpartij aan. Speakers tuimelen om, de zanger raakt direct zoek, de microfoon gaat van hand tot hand en eenieder in de voorste rij neemt een tekstregel voor zijn rekening, ondertussen de zanger geruststellende klopjes op zijn schouder gevend. We blijven op veilige afstand aan de zijkant van de band staan en proberen een heel nummer lang te raden van welke van de drie geprogrammeerde bands we nu eigenlijk getuige zijn: Akimbo, The Assailant of Allegro.

We zoeken een veiligere plek op achter de Strathclyde Universiteit. In The Arc is de hele dag een bandpresentatie. Binnen, in de immense drankzaal, is op de begane grond elk bankje en elk tafeltje bezet door een nieuwe lichting studenten, gehuld in T-shirts van hun favoriete bands. Het podium staat buiten in de biertuin onbereikbaar hoog onder een wit tentzeil. De afstand tussen band en publiek is ongeveer even groot als bij Pinkpop. We hopen de nieuwe Franz Ferdinand te ontdekken, maar worden verbijsterd door een gezelschap dat zich Half A Cup noemt. Reisgenoot S. weet direct waar de naam op zinspeelt. Half A Cup is net iets meer dan 10cc, verduidelijkt hij. Het seksisme zet zich voort in stuitende teksten over gewillige vrouwen en incestueuze triootjes. De zanger blaft melodieloos door de microfoon dat hij een back door man is. De meeste bezoekers converseren ongestoord geanimeerd door het optreden heen en dus heeft enkel ons reisgenootschap last van plaatsvervangende schaamte.

Vrijdag 23 september
Een dag later spelen we op zeker en wachten we in de club annex platenzaak Mono op een band die in geen enkele agenda vermeld staat: het tien jaar oude El Hombre Trajeado. Aangezien de aanvangstijd onbekend is wachten we twee uur lang, wakker gehouden door een uitstekende koffie met sojamelk en cacao en vervolgens weer slaperig door een pint Carlsberg. Aan de bar kijkt John Peel vanaf een foto ons vriendelijk glimlachend aan. Pas tegen sluitingstijd stapt het locale trio op het podium voor slechts een minuutje of twintig aan korte nummers. Met de drummer in zijn kielzog speelt de bassist onophoudelijk en vol vaart complex kronkelende loopjes. Veel nuance wordt gesmoord door laag gezoem. De reusachtige gitarist houdt de snaren droog door ze regelmatig gedempt te spelen, lijntjes tokkelend alsof hij deel uitmaakt van een Afrikaans orkest, slechts enkele malen distortion inzettend voor heftige accenten. De paar keer dat hij naar de microfoon stapt spreekt hij op a-ritmische wijze teksten die zelfs voor het locale publiek onverstaanbaar blijven. De springerige post-rock klinkt daardoor nogal gelijkvormig. De diversiteit van het vergelijkbare Minutemen wordt node gemist. Dan is het maar goed dat de set niet zo lang duurt. Zelf ben ik te moe om nog door te gaan naar de Barfly nabij ons jeugdhotel. Mijn iets jongere gezelschap maakt het heel laat tijdens een avond van EyesWideOpen en de presentatie van de band Good Shoes, volgens Z. een montere popband die het best is te vergelijken met British Sea Power.

Zaterdag 24 september
Op onze laatste dag in Glasgow wandelen we door de afgeladen winkelstraten op zoek naar goede platenzaken. Naast de gebruikelijke Virgin Megastore en HMV vinden we in zijstraten het kleine Avalanche (vooral interessant vanwege hun bakken met tweedehands cd's), Fopp (zowel muziek als film) en het al eerder genoemde Mono. In de regionale fanzines zijn we zo vaak de naam My Latest Novel tegengekomen dat we toch wel eens willen weten hoe die band klinkt. Over de speakers van Mono klinkt hun debuutsingle Sister Sneaker Sister Soul (op Bella Union), een liedje dat dankzij de verlegen vocalen van gitarist Gary en violiste Laura bescheiden begint als Belle & Sebastian, in de tweede helft uitmondend in een voorzichtig crescendo, binnen de perken gehouden door strijkers. Met hun karamelkleurige 7"-single in de tas lopen we naar buiten. Voor de stoep van Mono probeert een al wat oudere noiseband de aandacht vast te houden van het handjevol publiek. Bubblewrap Holocaust (met leden uit Macrocosmica) is onderdeel van een gratis toegankelijk, frisse luchtfestival op het pleintje Kings Court. De declamaties van een in de verte op Mark E. Smith lijkende vocalist zijn veel luider dan het slordige, half geïmproviseerde lawaai dat de bonte muzikanten achter hem fabriceren. We wandelen snel door richting de standjes van het Merchant City Festival en passeren een coverband die Slippery People van Talking Heads inzet.

The Garage is een van de grote poppodia in Glasgow, maar King Tut's Wah Wah Hut aan St. Vincent Street (een zaaltje net zo groot als de helft van het oude Patronaat in Haarlem) heeft de grootste naam, zowel letterlijk als figuurlijk. Het lijkt of daar op onze laatste avond in Glasgow een programma is samengesteld door bandjes willekeurig uit een grabbelton te graaien. Openingsact Vanlustbader staat niet eens op de poster of op het concertkaartje. De vier Australiërs zweten dan ook voor een handjevol publiek dat de kat fanatieker uit de boom kijkt dan de gemiddelde Amsterdammer. De band maakt het er zelf naar met hun doorsnee variant op The Stooges. Hun mechanisch meppende drummer probeert het geluid hedendaags te maken, maar zijn effen gemep slaat elk nummer plat. De bassist staat wijdbeens in zijn eigen wereldje, dromend van een basisopstelling in The Ramones. Thank you, it has been lonely up here, bedankt de zanger de vrijwel lege zaal voordat hij het laatste nummer inzet. De tweede band heeft meer succes, al ligt dat niet aan eventueel talent. Dankzij vrienden en familie wordt het bij The Echo Session een opgewekte boel. De band klinkt alsof de drie gitaristen/zangers thuis elk afzonderlijk liedjes van The Kinks hebben ingestudeerd en die vanavond voor het eerst collectief uitvoeren. Helaas zijn ze elk per ongeluk de bijpassende melodieën vergeten mee te nemen. Drie gitaren waarop dezelfde akkoorden worden aangeslagen is een beetje teveel van het verkeerde. De drummer trapt tijdens de refreinen iets te fanatiek op zijn basdrum. De jongen met de akoestische gitaar lijkt dankzij zijn kapsel en wenkbrauwen op een kruising tussen de broertjes Gallagher. Hij voelt zich helemaal thuis op de bühne en neemt ongevraagd de regisseursrol voor zijn rekening. Hij bemoeit zich zelfs met de wijze waarop de bassist zijn petje draagt (met de kap iets hoger dan normaal). Ondanks zijn charisma worden de meeste leadpartijen gezongen door zijn veel minder tot de verbeelding sprekende muzikale partner en mag de ster van de band voornamelijk hoge koortjes inzingen. De muzikanten hebben moeite met het afronden van hun nummers en laten menig liedje zo onherroepelijk in duigen vallen.

De derde band heeft de zaakjes helemaal voor elkaar. Al tijdens Vanlustbader klampt een meisje me aan met de vraag of ik mijn e-mail op de mailinglist van The Modern wil zetten, in ruil voor een sticker. Overal in het zaaltje hangen posters van de band (voor 1 pond te koop mij de merchandising). De bandleden zien er flitsend uit met hun Flock Of Seagulls-kapsels en hun elektronische apparatuur. Achter de computergestuurde drumpads van de drummer draait een ouderwetse bandrecorder. De zangeres wordt aangekondigd door een in een pak gestoken, lange androgyne jongen met toverstaf, hoge hoed en geschminkt gezicht. De rest van het optreden wandelt hij doelloos door de zaal. De blonde zangeres zit in strak zwart kostuum. Als een überkoele Sharon Stone weigert ze haar felrode lippen tot een glimlach te krullen. Na het laatste nummer bedankt ze ons kortaf en wandelt ze voorgoed uit ons gezichtsveld. Tot die tijd zingt ze samen met beide toetsenisten stevig aangezette, zoete electropop, vergelijkbaar met de liedjes van Yazoo, maar dan met teksten die het vooral goed doen tijdens het Eurovisie Songfestival. Zonder te verkrimpen zet de zangeres voor het afsluitende Tokyo Girl flapoortjes van een Playboy Bunny op haar hoofd. Op een paar dansende heren na staat het publiek onaangedaan te wachten tot het korte optreden voorbij is.

De meeste mensen zijn gekomen voor de afsluitende plaatselijke act The 88's, een naam die, als je het op z'n Schots uitspreekt, waarschijnlijk klinkt als The Idiots. De Schotten spelen een stevige set geconcentreerde Britpopliedjes, zonder ons te verwonderen met oorspronkelijke invalshoeken, maar met neus voor poppy hooks en zo bevlogen en zo zeker van hun zaak dat we het na afloop van hun optreden zeker weten: The 88's gaan in de nabije toekomst ook makkelijk buiten de stadsmuren van Glasgow volle zalen trekken.


[home] - [vido?] - [filmarchief] - [archief] - [email]