home

vido?

filmarchief

archief

email

Vido's FilmZine

(archief)

week 14

22 augustus 2005

Vlak voor vertrek richting Paradiso zap ik thuis langs het verslag van Lowlands op Nederland 3 en blijf ik hangen bij het optreden van The Arcade Fire. Hun percussionist is zojuist een staketsel naast het podium ingeklommen om, met gevaar voor eigen leven, in de nok van de tent luid op zijn trommel te slaan. Het publiek kijkt omhoog, even geamuseerd als bezorgd over zijn zwaartekracht tartende capriolen. Een optreden mag theater zijn en als een muzikant het theatrale aspect van een concert kan uitbuiten, moet hij het zeker niet laten. Je zou denken dat musicerende acteurs ook geneigd zijn hun acteertalent toe te passen wanneer ze tussen twee films door met hun hobbybandje op een poppodium staan. Juliette Lewis ging eerder dit jaar in de bovenzaal van Paradiso helemaal op in haar rol als zangeres in een rockband, opkomend met een Vikinghelm op haar hoofd, overdreven energiek rondspringend en ritmisch paraderend op het voor haar wellicht te kleine podium. Was dit een vorm van method acting of ging de zangeres oprecht geestdriftig op in haar liedjes? De gezichtsloos stampende rocksongs werden door haar al of niet gespeelde enthousiasme pruimbaar, voor zolang de eerste paar nummers duurden. Billy Bob Thornton probeerde ons zijn acteursrol te vergeten, een paar jaar geleden in de Melkweg, door zoveel mogelijk op een doorsnee oudere jongere te lijken. Hij viel uit zijn rol door als een verwend jongetje met de microfoon te smijten en boos weg te lopen nadat hij een dronken opmerking uit het publiek verkeerd had geinterpreteerd. De countrysongs op Thorntons setlist waren even anoniem als de muzikanten die hem omringden.

Als Vincent Gallo op het grote podium van Paradiso staat vergeet ik snel zijn filmpersonages. Enkel tijdens zijn eerste verhaal, tussen twee nummers door, hoor ik even de stem van Billy uit Buffalo 66, op plagerige toon speels geirriteerd reagerend op de vreemde stoorgeluiden uit de versterker van zijn gitarist Woody. Het muzikale idioom van Gallo is zo specifiek en herkenbaar dat het met gemak een eigen bestaan kan hebben, geheel los van acteerprestaties en een bekend gezicht. De liedjes van Gallo zijn zacht soezerige treurliedjes, zo broos gespeeld dat, net als bij Low, elke vallende beker op de zaalvloer de betovering kan verbreken. Een avond eerder stond Gallo op Pukkelpop, recht tegenover het geweld van Korn. Gallo komt vanavond meerdere malen hoofdschuddend op die ervaring terug. Na het Belgische debacle zal hij zich in Paradiso helemaal in zijn element moeten voelen. Zijn repertoire lijkt speciaal gemaakt voor de akoestiek in de kerkzaal. Een uur lang houdt hij het anders zo lastige Paradisopubliek stil, zingend als een door God en alleman verlaten Chet Baker, geconcentreerd kijkend naar de snaren van zijn gitaar, soms onder zijn lokken door lachend naar Woody, als die een solo door de zaal laat galmen, of zijn hand langs de keel brengend en gebarend dat de afsluitende maten ingezet kunnen worden.

Gallo is heel onnadrukkelijk aanwezig. Hij laat geen zweempje theater toe. Dat had ik niet verwacht van een acteur die in zijn tweede eigen film The Brown Bunny onafgebroken de camera op zichzelf gericht houdt. Op het podium geen spoor van de narcist. Als het nodig is cijfert de muzikant zichzelf helemaal weg en laat hij de spotlichten liever rusten op zijn twee begeleiders. De hoogzwangere multi-instrumentalist Theresa zit afwisselend achter toetsen, gitaar en drumstel en zingt zuiver als een verdrietige nimf. Gallo gunt haar alle ruimte voor een heel nummer dat ze in haar eentje voor haar rekening mag nemen of voor de zang in het titelnummer van When, zijn debuutalbum dat de rode draad van het optreden vormt. Wat start als vrijblijvend getokkel op gitaarsnaren vormt telkens weer een helder wiegeliedje. Als Gallo zingt ontdoet hij zijn teksten van elke overbodige versiering. In plaats van verbloemende of verheven metaforen noemt Gallo het gevoel bij de naam: I'm always sad when I'm lonely. Zoiets lijkt heel banaal en dat is het misschien gewoon ook. Met hulp van slechts een paar gitaarakkoorden in mineur en enkele motieven uit wat klinkt als een Mellotron weet hij de banale eenvoud naar een hoger plan te tillen. Zelfs een liedje over zijn falende poging een paar jaar geleden om Theresa het hof te maken wordt zo niet pijnlijk of belachelijk, ondanks haar nabijheid, bassend rechts op het podium. Gallo heeft geen plek voor interpretatie en weemoed is ons deel.

Ongeveer een kwartier na het doven van de podiumlichten wandelt Vincent Gallo tussen de roadies door en klimt hij het podium af voor een babbeltje met mensen in de voorste rijen. Vrij van sterallures. Daar kunnen Juliette en Billy Bob nog wat van leren.


[home] - [vido?] - [filmarchief] - [archief] - [email]