home

live

platen

artikelen

film

vido?

archief

email

Vido's LogZine

februari 2003

week 9

vrijdag 28 februari

Mixed bag

War
Om in de oorlogsstemming te komen: Numbers (RealPlayer), een video met beelden uit de ruimte, een executie en Stealth bommenwerpers. Afkomstig van Hate The Mainstream.

Fire
Verslag van een ooggetuige van het fatale optreden in de club op Rhode Island (21-2-2003).

Hero
Recent interview met Adrian Sherwood, de Britse dubproducer en baas van het label On-U Sound die een (soms zeer) belangrijke rol heeft gespeeld in de carrières van o.a. Mark Stewart, Tackhead, Ministry, Nine Inch Nails, Primal Scream, Depeche Mode en... Sinead O'Connor. Sherwood is al meer dan twintig jaar actief in de muziek en pas deze week verscheen op het label van Peter Gabriel zijn allereerste soloalbum Never Trust A Hippy.

Fun
Eugene Mirman is een Russische komiek die al geruime tijd actief is in New York. Op zijn site zingt hij als een virtuele kleuter al je favoriete popliedjes aan gort. Walk This Way, Born In The USA, Hotel California. Sunday Bloody Sunday, Beat It, Hey Jude, Satisfaction en Roxanne zijn niet meer veilig.


dinsdag 25 februari

Revolting cocksucker

Al Jourgensen is een vieze oude man. Zijn ranzige podiumact gisteravond in een afgeladen Paradiso kreeg mijn handen met zeer veel moeite op elkaar. Terwijl de teksten en de meedraaiende video's maatschappelijke betrokkenheid suggereerden trok de voorman van Ministry zijn gulp open en wapperde hij met het wormvormig aanhangsel dat in zijn onderbroek opgeborgen lag. Tijdens N.W.O. (New World Order) maakte hij, smachtend als een vroegrijp schoolschooiertje, pijpbewegingen in een schamele poging de groupies in de voorste rijen op te winden. Niet veel later lag op het scherm achter hem een uitgehongerde Afrikaan te creperen. Jourgensen's opmerking tussen twee nummers door dat de band zich eerder op de dag had vermaakt in een coffeeshop maakte hem nog minder populair.

Er is een tijd geweest dat Ministry er heel erg toe deed. De albums The Land of Rape and Honey (1988), The Mind Is A Terrible Thing To Taste (1989) en Psalm 69 (1992) bevatten meeslepende momenten waarop cynisme en nihilisme perfect werden gemengd met door industriële beats aangedreven, nietsontziende, monsterlijke en in al hun eenvoud heven metalriffs. Die momenten waren uiterst dansbaar en een uitstekend middel om stoom af te blazen op zolderkamertjes met de gordijnen dicht of in een donker vleermuishol ergens in de grote stad. Ministry zette eigenhandig een nieuw genre in beweging en vond vele volgelingen waarvan sommigen (denk aan Nine Inch Nails) commercieel succes kregen. Rondom Filth Pig (1995) was de groep over het hoogtepunt heen en maakte ik een optreden mee waarvan ik me alleen kan herinneren dat ik op het balkon van Paradiso stond en dat het er beneden me wild aan toe ging. Sommige bezoekers moesten zelfs met geweld verwijderd worden door de security. Zulke taferelen ontbraken afgelopen maandagavond. Ditmaal stond ik zelf beneden en voelde ik letterlijk zowel mijn neusvleugels als mijn hersendeksel meetrillen op het belachelijk harde volume. Ik hoopte op een nostalgisch avondje inspirerend beukwerk, maar werd opgescheept met een opgeblazen metalbandje.

Ministry deed er alles aan om meer te suggereren dan er daadwerkelijk gaande was. Op het podium stonden naast Jourgensen twee drummers, twee gitaristen, een toetsenist en zijn trouwe Ministrymaatje Paul Barker op bas. Ze werden omringd door een flinke heuvel aan monitoren. Daar kwam waarschijnlijk minstens zoveel geluid uit als de laag brommende speakers die naar de zaal waren gericht. De gitaarmuur die werd opgezet kon zelfs vanuit een toevallig passerend ruimtestation worden waargenomen. Gek genoeg leek het belangrijkste deel van de muziek van tape te komen. Slechts eenmaal speelde links op het podium de langharige gitarist een snerpende solo. De overige solo's waren ingeblikt. De strakheid van het optreden was te danken aan de meedraaiende video's. Elk nummer werd voorzien van een clip die bestond uit snel gemonteerde animaties en journaalbeelden. Zich vasthoudend aan een primitief uitgedoste microfoonstandaard brulde Jourgensen zijn teksten en trok hij gekke bekken. Als hij klaar was met een nummer gooide hij bottlenecks of een mondharmonica in het publiek. Na bespeling smeet hij de paar gitaren die hij in de coulissen klaar had staan terug naar de roadie, zelfs als die even niet oplette. Onhoorbaar speelde hij een nummer lang de mandoline. De bas was alleen maar te voelen. Een van de twee drummers nam enkele malen een saxofoon ter hand. Ook die was niet te onderscheiden in de voortdenderende brij die de band uitbraakte.

Na een rijtje recent songmateriaal kwam vanaf het titelnummer van Psalm 69 het legertje moshers pas goed in beweging. Blij brachten ze zichzelf vrijwillig blauwe plekken toe tijdens de klassiekers waarmee de tweede helft van het optreden vol zat. Als je voor een metalfeestje kwam stelde Ministry zeker niet teleur. Voor een bevlogen optreden met goed geluid was je op de verkeerde plek. Toegift Jesus Built My Hotrod was alleen te onderscheiden als je bekend was met het repertoire van Jourgensen en zijn alternatieve rednecks. Eventueel aanwezige nuance werd de nek omgedraaid. Magie ontbrak totaal.


maandag 24 februari

Afbraak prijzen (vier uur zappen tijdens Sonic Light)

Paradiso stortte in. Zaterdagavond, omstreeks tien uur, maakte een plank zich los van het dak. Het bleek het meest vitale deel van het gebouw, want de gehele constructie begon vervaarlijk te kraken. Als bomen tijdens een tornado knapte het hout en ontdeed het zich luid van het skelet waarin het gevangen zat. Een groots geknetter woedde vervaarlijk boven onze hoofden. Iemand leek een hels kampvuur te hebben ontstoken. Versteend stonden we pal naast een van de nooduitgangen. We waren niet meer in staat te vluchten en lieten ons in stereo verpulveren.

Paradiso is intact. Wees gerust. Ik sleepte slechts enkele metaforen bij de haren om het geluid te omschrijven dat een van de acts voortbracht tijdens het meerdaagse festival Sonic Light. Het moet ergens tussen de langgerekte akkoorden van Olivia Block en de ambient vol donkere natuurgeluiden van Hazard zijn geweest. Bij mijn binnenkomst verzorgde Florian Hecker flink wat voorwerk met zijn white noise. Hij maakte de fundamenten van de rocktempel broos. Macho music! riep een mannelijke bezoeker aangedaan tijdens een zeldzame pauze tussen het elektronisch geweld dat uit tientallen speakers knalde. Ze hingen zelfs in de nok, naast het nieuwe tweede balkon dat de grote zaal van Paradiso sinds kort rijk is. Een reusachtig, tot het dak reikend dubbelscherm sneed de zaal in tweeën. Het publiek stond er links en rechts omheen, om beurten kijkend naar het kantoorpark aan laptopcomputers op het podium en de merendeels abstracte videobeelden. Vaak was niet duidelijk wie waar wat op het podium stond te doen. Gelukkig werd het volle programmaboekje minutieus afgewerkt en wisten mensen met gelijklopende horloges je haarfijn uit te leggen waar je de aandacht op moest vestigen. M. uit Utrecht wees naar een bleek gezicht dat was verstopt tussen de monitorschermen. Met enige moeite ontdekte ik de gelaatstrekken van Ikue Mori. Haar melodieloze muziek leek in de verste verte niet op de percussieve drumcomputercomposities die ik van haar platen kende.

De tientallen deelnemers op deze tweede festivalavond wisten niet allemaal de aandacht evenveel vast te houden. Acts als Naut Humon, pxp, Don Ritter en Dino Felipe deden allen hun best het alles behalve gezellig te maken voor de discogangers die niet wisten dat Paradiso het toneel was van experimentele elektronica. Je pikte de verdwaalde bezoekers er zo uit, want ze hadden zo te zien voor aanvang van de avond veel langer voor de spiegel gestaan dan de gemiddelde Sonic Light-ganger. Sommigen veerden blij op bij de vierkwartsmaten van COH. Anderen keken heel blij bij de enige rockster van de avond: Venetian Snares. Aaron Funk schudde zijn lange haren los, stak zijn armen in de lucht, schreeuwde om meer volume op zijn monitor en liet een kwartier lang breakbeats langs zuilen, pilaren en glas-in-loodramen echoën. Een rookmachine spuwde mist om zijn zwoegende armen.

Tijdens de performances werden op het scherm naast ons animaties en andere kunstzinnige filmpjes vertoond. Gelukkig boden de beelden meer dan de voorspelbare, uitvergrote insecten die je meestal tijdens dit soort festivals ziet. Tijdens de dreigend en laag brommende set van Hazard zweefden we boven de aarde en kregen we het akelige gevoel vanuit het perspectief van een fatale ruimtereiziger te kijken naar oceanen en eilanden. De bassen trilden zo hard dat ze van Paradiso een magnetron maakten. Een even indrukwekkend als angstaanjagend gevoel. De tegenstelling met de stilte tijdens het lichtballet van de voor het witte scherm dansende Seth Riskin was groot. Op zijn verzoek zwegen de computers en werd de ruimte extra verduisterd voor het optimale effect. M. had vlak van tevoren een bordje in zijn handen geduwd gekregen waarmee hij het lampje van de nooduitgang moest bedekken. Na een vage set van Sutekh, een tweede optreden van Ikue Mori en de ondansbare freakbeats van Otto von Schirach had ik genoeg in abstracte sferen vertoefd en verliet ik het festival voortijdig. Vier uur was een mooie, gepaste dosis.

Vanavond zal Paradiso alsnog bezwijken tijdens Ministry. Bereid je voor op het ergste.


week 8

zaterdag 22 februari

Concertgebouw, om en nabij 22.15 uur

De percussionisten achterin het orkest maken strak in het pak gestoken meer lawaai dan de bands die ik dit jaar tot nu toe heb gezien. We zitten vlak achter hen en hebben goed zicht op hun noeste arbeid. Het Concertgebouw schudt enkele malen heftig tijdens Et Exspecto Resurrectionem Mortuorum (1964) van Messiaen. Messiaen's leerling George Benjamin dirigeert de blazers en percussionisten tot grote hoogten, helemaal tot aan de top van de reusachtige piramide die ik ze hoor bouwen. Grote, massieve stenen worden laag op laag gestapeld tot een glansrijke finale. De mannen achterin slaan hard op onder meer een immense gong en een klokkenspel. Als het even kan beschermen ze met hun vrije hand het linkeroor. In het slotstuk vliegen brokstukken richting het kerkorgel. De twee dichtstbijzijnde percussionisten kijken elkaar verschrikt aan. Kwam die splinter van jou of van mij? zie je ze beiden denken. Snel focussen ze hun aandacht terug op de bladmuziek en het stokje van de dirigent.

Voor de pauze zaten twee vrouwen stilletjes naast elkaar middenin de orkestbak. Sudden Time, een compositie uit 1993 van de dirigent zelf, had weinig voor ze te bieden. Ze keken zwijgzaam voor zich uit, soms het hoofd wendend richting publiek of richting zwoegende orkestgenoten. Hun taak leek te bestaan uit het om de zoveel maten omslaan van een partituurbladzijde. Voor slechts een seconde of dertig (het kan een minuut geweest zijn, maar meer ook niet) mochten ze hun zwarte miniblokfluiten van de schoot oppakken en piepten ze schril, hard en zo dissonant mogelijk, daarmee het moderne stuk nog ontoegankelijker makend dan het al was. Na hun korte optreden glimlachten ze even naar elkaar en maakten ze met korte handbewegingen duidelijk of ze tevreden waren over hun eigen prestatie. Ze waren de kleine radertjes in de machine van het orkest. Ze waren onmisbaar.


vrijdag 21 februari

Attack Of The The Raveonettes

Tijdens het laatste optreden van hun Europese tour lieten de prefab four van The Raveonettes niets aan het toeval over. Vanuit het midden van de kleine, volgepropte (want uitverkochte) bovenzaal van Paradiso was moeilijk te onderscheiden welke instrumenten werkelijk werden aangeraakt en wat vanaf een backing tape werd afgespeeld. Jazz(!)drummer Jakob Hoyer hield zijn oren warm met een grote koptelefoon, geconcentreerd luisterend naar drumloops, samples en begeleidende melodieën. Zelfs een flink gedeelte van de feedback kwam uit een doosje. Echt spontaan wilde het optreden daardoor niet worden ook al wist tweede gitarist Manoj Ramdas (de jongen met het Plan 9 From Outer Space T-shirt) nog wel enkele zweetdruppels te produceren. Het voordeel van het gedeeltelijk ingeblikte optreden was dat het geluid zeer goed stond afgesteld.

Een collega voorspelde voor aanvang van het optreden dat de DJ plaatjes ging draaien van The Jesus & Mary Chain en Black Rebel Motor Cycle Club. Hij had goed gegokt. De eveneens door hem genoemde The Cramps zaten niet in de collectie al was Get Off The Road helemaal geen slechte keuze geweest. Na deze referenties was ik mijn collega snel kwijt in het gedrang en moest ik het zonder zijn commentaar stellen. Piepend als een langzaam rijdende, oude tram ging de Deense band van start. Bassiste Sharin en gitarist Sune hebben ooit afgesproken zich te houden aan vier Dogme-achtige regels. De eerste regel zorgt voor tamelijk eenvormig repertoire: alle liedjes worden in dezelfde toonsoort (Bes-mineur) gespeeld. Alsof dat nog niet genoeg is gebruiken ze drie akkoorden per nummer en zingen Sharin en Sune vrijwel alle partijen gezamenlijk in een niet veranderende interval. Dat is leuk voor een paar nummers (waaronder de single Attack Of The Ghost Riders), maar niet voor een volledig optreden. Een leger aan popscribenten en andere mediamensen bleef stoïcijns toekijken en maakte mentale aantekeningen (speak for yourself, red.) terwijl vooraan mensen die niet op de gastenlijst stonden het korte optreden heel blij en zonder vooringenomenheid over zich lieten komen.

Met als excuus dat Sharin een beetje ziek was hielden The Raveonettes het nog eerder dan gewoonlijk voor gezien en sloegen ze het toegiftritueel ditmaal over. Stilletjes sloop ik weg en had ik beneden in de verbouwde grote zaal van Paradiso alsnog een geslaagde avond bij de voorpremière van Adaptation, een film over orchideeën van Spike 'Being John Malkovich' Jonze. Voor overige kanttekeningen verwijs ik graag naar Zebra. Enthousiastere reacties kun je vinden bij Nicole Blommers, Log-a-Rhythm en Els van De Subjectivisten.

The Raveonettes pasten overigens prima in de nieuwe trend (zoals gesignaleerd door Stereo op 12 februari) van bands die hun optreden beginnen met een cover (Buddy Holly was ditmaal het slachtoffer).


donderdag 20 februari

Ik sta Pfaff

Platen draai ik de laatste weken voornamelijk om het afwassen te begeleiden, om koppen in de krant bij te snellen of, met de pen in de aanslag, om aantekeningen te maken, hopend op een paar lezenswaardige alinea's. Puur luisteren als zorgeloze vrijetijdsbesteding is er niet meer bij en met mijn huidige filmmanie komt zelden een zinnig woord over een zojuist verschenen plaat uit mijn vingers. Gelukkig zijn er in het jonge jaar een paar verse Nederlandse platen verschenen die teveel respect afdwingen om ze nog langer te verzwijgen. Eerder dit jaar kreeg ik van Pfaff een EP met een onmogelijke titel in mijn handen gedrukt. Bello Ma Folle Questo È Il Mio Segreto is een 10" en geperst op wit vinyl wat betekent dat hij iets meer kraakt dan een doorsnee plak vinyl, maar dat hij er tegelijkertijd way too cool uitziet. Voorman Bas blèrt alle nummers vol totdat zijn slagaders open barsten en de schoonmaakploeg de bloederige restanten op mag vegen. Michiel en Joni drummen woest mee. Het leuke van deze brutale EP is dat je 2 platen krijgt voor de prijs van 1. Een koopje! Op de bedoelde 45 toeren klinkt Pfaff zoals hij en de zijnen de podia onveilig wensen te maken. Wanneer je de pick-up afstelt op 33,3 toeren hoor je, tot grote vreugde van je buren, een verloren gewaand album van de Butthole Surfers. De Buttholes klinken vertrouwd goor, smerig, vunzig en over the top. Gibby brult als een heroïneverslaafde Hulk en alle nummers vallen bijna uit elkaar vanwege de onzekere geestelijke toestand van de overige bandleden. Het nieuwe album van Pfaff is op 33,3 toeren ideaal als eerste kennismaking met het oeuvre van de gedrogeerde Texanen.

Maar daar wilde ik het vandaag eigenlijk niet over hebben. Er ligt hier namelijk voor me op tafel (en in de rest van de kamer) een zorgelijke stapel hoezen en plastic doosjes vol muzikaal vertier. Ik sluit mijn ogen en pik een willekeurige plaat uit de berg. De bespreking daarvan vind je hier.


woensdag 19 februari

On The Road in 3000 en enkele woorden

Gitaarbeest Razorblad Jr., bassist Dixonni en drummer Marculius The 3rd van de Amsterdamse noiseformatie Gone Bald reisden vorige maand naar Zagreb voor een korte tournee en het opnemen van een nieuw album. Marculius hield een dagboek bij en doet verslag van auto-ongelukjes, radio-interviews, paprika chips, chaotische avonden, optredens met de kop in de wolken, vreemde dromen en verre van vriendelijke Oostenrijkse douanebeambten.


maandag 17 februari

A dirty mind is a joy forever

Het cd'tje dat afgelopen vrijdag bij Patrick in Waalwijk op de deurmat viel was een goed voorbeeld van een anti-Valentijns-cd. De romantiek was ver te zoeken. What Is Love? vraagt Deee-lite in het openingsnummer. Peaches geeft als eerste het antwoord: liefde is een illusie, de aantrekkingskracht tussen de seksen en het spel van aantrekken en afstoten is slechts een lichamelijk kwestie. Het thema is in variaties en gradaties in elk nummer terug te vinden. Soms overheerst het beest (Nine Inch Nails, Skin, Killdozer, Stooges), maar meestal wordt het libido met humor en spot bezongen (met name bij Pulp, NoMeansNo, Bongwater en The Wolfgang Press). De komische intermezzo's worden verzorgd door Negativland en de ondeugende telefoonterroristen The Jerky Boys. Het langste nummer is Blasé, een zwoel en sexy compositie uit 1969 van Archie Shepp met zang van Jeanne Lee.

De volledige tracklisting is als volgt:
Deee-lite - What Is Love? (Holograhpic Goatee Remix)
Peaches - Fuck the pain away
Nine Inch Nails - Close To God
Negativland - The Playboy Channel
Pulp - This Is Hardcore (Stock Hausen & Walkman remix)
John Oswald - (collage van Doors-nummers van het album Plunderphonics)
Danko Jones - The sound of love
Goldblade - Strictly hardcore
NoMeansNo - Big Dick
The Jerky Boys - Sexual therapy
Bongwater - The Power Of Pussy
Butter08 - Butterfucker
Consolidated - You Suck
The Wolfgang Press - Mama Told Me No To Come
Negativland - Special Opening
Archie Shepp - Blasé
Skin - I Wanna Be Your Dog
Killdozer - King Of Sex
The Stooges - Penetration
Soul Asylum - Sexual Healing


week 7

zondag 16 februari

Het leven is te kort voor extra's (biecht van een DVD-junkie)

Vorig jaar droomde ik voor het eerst en godzijdank ook voor het laatst in RealAudio. Het was een nachtmerrie, niet vanwege de inhoud (die mij volledig is ontschoten), maar vooral vanwege het beperkte zicht, de slechte beeldkwaliteit en het constant opnieuw bufferen. Het duurde een eeuwigheid voordat de beelden waren opgeladen en het verhaal zich voort kon zetten richting onzeker einde. Radeloos werd ik er van en hevig transpirerend vond ik mezelf na afloop verstopt onder de dekens. Sinds kort weet ik dat dromen in RealAudio minder erg is dan leven alsof je in een DVD gevangen zit. Al voordat ik 's ochtends mijn bed uit ben hoor ik een stem in mijn hoofd commentaar geven. De stem blijft doorzeuren bij elke beweging die ik maak totdat ik 's nachts in datzelfde nest de slaap probeer te vatten. Ik probeer zijn gebazel te negeren, want als ik naar hem luister kan ik slechts tot de conclusie komen dat mijn dagelijks leven bestaat uit een aaneenschakeling van deleted scenes. Alles wat overbodig is blijkt de hoofdfilm te zijn.

De commentaarstem is lovend over de locaties (lang leve Amsterdam) en over de casting (waar zou ik zijn zonder goede vrienden). Uit de details en achtergrondverhalen waar hij mee op de proppen komt maak ik op dat ik er weinig van bak. Hij noemt mijn hernieuwde filmliefde (na een mager filmjaar) een verspilling van tijd en waarschuwt me dat ik sinds de aanschaf van een DVD-speler (zo'n twee weken geleden) het huis niet meer uit kom en per dag steeds meer grip verlies op de dagelijkse realiteit. Vido zou eens een goed boek moeten lezen, zegt hij, doelend op een exemplaar van The Crimson Petal and the White dat hoogzwanger ligt te wachten om opgepakt te worden. Je hebt niet eens tijd om fatsoenlijk naar nieuwe muziek te luisteren en er fijne stukjes over te schrijven. Je verwaarloost je website! En waar was je tijdens de demonstratie die gisteren door de stad trok? Zijn de trailer van Tape (Steve Linklater), The Making of The Crimson Rivers (Matthieu Kassovitz), de interviews in 24 Hour Party People (Michael Winterbottom), het alternatieve einde van K-PAX (Iain Softley) en de BBC-documentaire bij The Navigators (Ken Loach) dan echt zoveel belangrijker?

De man die de commentaartrack van mijn leven inspreekt zwijgt even en schudt zijn hoofd. Hij neemt een slokje water om zijn keel te spoelen en gaat onverdroten verder. Het heeft geen zin mijn handen voor de oren te zetten. Ik hoor zijn stem overal en ben niet in staat hem het zwijgen op te leggen.


zaterdag 15 februari

Happy Valentine

Gisteren stroomden de liedjes binnen dankzij de Subjectivisten (Anti-) Valentijns CD-cirkel. Liedjes vol gemengde gevoelens: van verdrietig (The Softies) tot uitgelaten (The Come Ons), zachtjes ingespeeld (Palace Songs) of iets uitbundiger (Aberdeen), begeleid door elektronisch speelgoed (Azure Ray en Múm) of krakend vanaf een oude bluesplaat (Skip James). Tussen de vele verrassingen staan een Franse versie van These Boots Are Made For Walking (Eileen), een gevoelige Tears For Fears-cover van Gary Jules en de originele versie van Pretty Ballerina, het nummer dat Mary Timony vorige week live uitvoerde in Paradiso. Hieronder vind je de volledige tracklisting.

The Softies - Hello Rain
Tim Oxley - House Husband
Eileen - Ces Bottes Sont Faites Pour Marcher
The Come Ons - Red Lips & Fingertips
Aberdeen - Sink Or Float
Skip James - Devil Got My Woman
Palace Songs - Agnes, Queen Of Sorrow
Bright Eyes - Neely O'Hara
The Zombies - Beechwood Park
Astrid - Play Dead
Acid House Kings - Say Yes If You Love Me
The Left Banke - Pretty Ballerina
Gary Jules - Mad World
Azure Ray - The New Year
Múm - Green Grass Of Tunnel
Spiritualized - Feel So Sad
Darren Hanlon - Falling Aeroplanes

Met dank aan Pauline voor het compileren! En nu maar hopen dat mijn plaatje heelhuids in Waalwijk is aangekomen.
(wordt vervolgd)


woensdag 12 februari

Bugs

De verbouwing in Paradiso heeft blijkbaar gaten geslagen in het hout. Het geluid heeft vrij spel en zoekt zich nieuwsgierig een weg door het hele gebouw. Bij binnenkomst hoor ik beneden al Norma Jean door de foyer richting garderobe schallen. Gek genoeg klinkt het kwartet in de zaal niet veel harder en worden de muzikanten overstemd door het gemoedelijke gekeuvel van bekende gezichten in de kleine bovenzaal. Achter de muur van geklets lijkt Norma Jean heel ver weg. Zelfs met een verrekijker (als ik die gehad zou hebben) kan ik ze niet dichterbij halen. Mijn gedachten dwalen angstwekkend snel af. Heel even heb ik zelfs het gevoel dat ik er niet ben.

Kon ik maar als een paard staand slapen, dan kan ik tijdens het enige optreden in Nederland van The Ladybug Transistor de ogen sluiten. De lieve popliedjes van de band uit New York kabbelen prettig voort in de bovenzaal van Paradiso. Verlegen bungelen ze tussen Belle & Sebastian en Papas Fritas. De mensen om me heen horen verschillende invloeden in de stem van zanger/trompetist Gary. Ik houd het op Lou Reed ten tijde van Berlin. De zangpartijen van toetseniste Sasha bevallen me beter. Als zij zingt komt er een lichte sprankeling in het repertoire. Helaas zingt ze niet vaak.

Even denk ik dat alleen een oorverdovend lawaaioffensief de avond naar een hoger plan kan tillen. Muzeband El Camino houdt zich opvallend in. Ze stevenen regelmatig af op lang aangehouden crescendo's zonder dat ze daarbij het volume overdadig open gooien. Dat werkt wonderwel veel beter dan het door mij gewenste kabaal. Het is niet de eerste keer dat ik de groep zie en toch blijven hun voornamelijk instrumentale bouwwerken spannend in elkaar steken. Paradiso trilt zachtjes door de toegankelijke opeenstapeling van gitaarakkoorden en losse noten uit het keyboard. De drums drijven de muziek op richting meerdere pieken. Elk nummer opnieuw. Telkens weer. Ouderwets vertrouwd. Als dan in het laatste nummer de gasttrompet eindelijk goed is te horen sluit de band glorieus af. Precies wat ik nodig heb.


maandag 10 februari

Car bomb the bass

Zaterdag, aan het begin van de avond, amuseerde Mark Hosler een afgeladen bovenzaal van Paradiso met de geschiedenis van zijn groep Negativland. Zijn verhaal kwam pas goed op gang toen hij vertelde over de grap die ze in 1988 uithaalden. Een gefingeerd persbericht dat ze hadden laten verspreiden werd serieus opgepikt door de media. De band wekte de suggestie dat ze hun tournee hadden moeten afbreken omdat een tiener in Minnesota zijn ouders, zus en broer met een bijl had omgebracht na het beluisteren van het nummer Christianity Is Stupid van Negativland. Zelfs reporter Hal Eisner van nieuwszender CBS stond voor de deur van hun repetitieruimte voor tekst en uitleg. Mark Hosler toonde ons in Paradiso de video van het nieuwsitem en de zaal lag in een deuk. Hij meende zich te herinneren dat de band na het CBS-interview stickers met het woord Car bomb op de bumper van de nieuwswagen hadden geplakt. Die gele sticker zat bij de vinylversie van hun meesterwerk Escape From Noise (SST, 1987). Ik heb hem uiteindelijk aan mijn allerbeste maatje gegeven die er zijn gitaarversterker mee versierde. Er zullen vast Negativlandfans zijn geweest die aan de Amerikaanse grens zijn ondervraagd en moesten uitleggen wat die sticker op hun reistas te betekenen had.

Andy van The Ex heeft al sinds jaar en dag Car bomb op zijn gitaar geplakt zitten. Het is een adequate omschrijving van het explosieve geluid dat hij uit zijn instrument haalt. Andy's ogen verdwenen regelmatig achterin de kassen toen hij gisteren op de snaren sloeg. De OCCII was afgeladen. De temperatuur voelde aan alsof het hartje zomer was. De opwinding die The Ex teweeg bracht deed de hitte niet bepaald minderen. De veertigers doken op hun repertoire als jonge hyena's, aan het nieuwe repertoire scheurend en trekkend alsof ze een week lang niet gegeten hadden. Links gebruikte de stuiterende Terrie regelmatig werktuigattributen voor speciale effecten op zijn gitaar. Achterin dreef Kat de band aan dankzij haar hoekige ritmes die zoals gebruikelijk bestonden uit een aaneenschakeling van roffels op trommels, snare en koebel. Sinds kort is de contrabas van Rozemarie haar partner in de ritmesectie. De vervangster van bassist Luc paste prima in het Ex-geluid. Haar inbreng deed denken aan de tijd dat cellist Tom Cora The Ex versterkte, een van de vele hoogtepunten in de carrière van de groep. Terrie hield tijdens een van haar solo's speels zijn hand bovenop de hals van de contrabas. Rozemarie gebruikte de gedempte snaren als percussie en sloeg ook even plagend in de zij van de gitarist. Hij lachte en liet niet los. De band klonk vertrouwd: tranceveroorzakende gitaarriffs, dissonante akkoorden, de even geëngageerde als speelse sloganteksten van vocalist Jos. Alle bekende elementen waren aanwezig. Het enige ingehouden moment tijdens het optreden was een ode aan de vrijdag overleden Johan van Leeuwen, de drijvende kracht achter het legendarische punkzine De Koekrand.

Eigenlijk wilden we na The Ex lekker op tijd naar huis. Konono uit Zaïre hield ons tegen. Vriend J. telde twaalf muzikanten. Ze waren gekleed in uniforme, bruingeblokte shirts. De gezette oude man achteraan op het podium droeg als enige een roze overhemd. Aan zijn zeer strenge blik te zien was hij de leider van de groep. Hij dirigeerde de hard op hi-hat slaande drummer, de koebelbespeler, de percussionist, de zangers en de zangeressen. Een lachende oude man in ribfluweel pak danste vooraan het podium vergezeld door heupwiegende zangeressen. Vanaf de eerste noten op drie duimpiano's kwam de zaal in beweging. Het beperkte aantal noten op de duimpiano deed de nummers nogal op elkaar lijken. Dat was in dit geval een voordeel, want aan het einde van de lange set kon je elk loopje makkelijk meezingen. De duimpiano's werden elektronisch versterkt waardoor ze klonken als rockende lage en hoge basnoten. Hun indringende geluid overheerste en hun ritmes zetten je vanzelf in beweging, of je nu wilde of niet. Ik gooide mijn jas aan de kant en stond tot mijn verbazing niet lang daarna te hossen naast de Amsterdamse gitaarslager Razorblade Jr. Ik kon me niet herinneren hem ooit te hebben zien dansen, laat staan op de klanken van een Afrikaanse band. De OCCII zweette van plezier.


week 6

zondag 9 februari

Pilatus pas (een tussendoortje)

Je favoriete popquiz op televisie heeft een Nederlandse gast in de uitzending van 23 februari. Neerlands meest bekende jodelaar annex fluitist Thijs van Leer staat in The Identity Parade van Never Mind The Buzzcocks. Van Leer is het enige bandlid die nog onder de naam Focus de wereld afreist. De bekendheid van Focus in Engeland berust op de hit Hocus Pocus uit 1971. Hun gitarist Jan Akkerman werd indertijd in de Engelse bladen uitgeroepen tot de beste gitarist ter wereld. Ik verwacht de 23ste met name grappen over jodelen en bakkebaarden. Van Never Mind The Buzzcocks bestaat overigens ook een Amerikaanse versie.


zaterdag 8 februari

Mary had a little amp

De jongens van Me Mystery zijn jong. Vlak voordat ze mochten beginnen met hun voorprogramma in de bovenzaal van Paradiso, rende voorman Daniel Versteegh (20) als een uitbundige scholier de trappen op. De ballast op zijn rug was niemand minder dan zijn maatje Gijs Coolen (19). Ze voerden beiden nog even dansje uit vlak voor de mengtafel en trokken daarna de shirts recht voor een korte set akoestische pop. Me Mystery won eind vorig jaar de Grote Prijs in de categorie singer-songwriter. De groep wordt nu een jaar lang gecoacht en duikt binnenkort de Wisseloord Studio in voor een eerste opnamesessie. Hopelijk zijn de producers streng, want er mag best wel wat gepoetst en gesleuteld worden aan de composities.Wollig is het woord voor de uitgesponnen treurliedjes die Versteegh en Coolen lieten horen. Ze verbeeldden het grote lijden zonder het leed voelbaar te kunnen maken. Het was een glinsterende façade waarachter leegte verschool. Daniel zong gevoelige, hoge partijen, zichzelf begeleidend met open akkoorden op akoestische gitaar. Coolen streek stemmig op cello. Hij hield ons wakker door een nummer lang hoofdschuddend te knokken met een los contactmicrofoontje. Jazzy aandoende pianopartijen van een derde vennoot vulden de helft van het repertoire aan. Het spel toonde zondermeer talent, maar de melodieën was ik al snel vergeten. Gebrek aan variatie deed de set de das om.

Hoofdact Mary Timony (ex-Helium) had haar instrumenten iets minder onder de controle dan de bovengenoemde jongens van de Rockacademie. De Amerikaanse zangeres compenseerde het gebrek aan technische vaardigheid met eenvoudige, bondige liedjes waarin ze telkens weer op een andere manier de snaren beroerde: flageoletten, tokkelen, volle akkoorden, met en zonder effecten. Het liedje waar ze mee opende was typisch Timony. Ze speelde een aanstekelijk en repeterend loopje en zong in het couplet mee met de noten die ze aansloeg. Look A Ghost In The Eye is tevens het openingsnummer is van haar laatste album The Golden Dove (Matador, 2002). Sommige muzikanten die haar op die plaat begeleidden waren meegereisd zoals Al Weatherhead en Amy Domingues. Terwijl Amy afwisselend op fretloze bas en zwarte cello zorgde voor een lage basis, haalde Al spookachtige geluiden uit synthesizer (Korg MS20), pedalsteel en gitaar. Achterin timmerde een naamloze drummer de nummers dicht. Het mooist waren de pianoliedjes zoals Dr. Cat en vooral The White Room (Here it comes, that poison melody plays to me/Will it enter our brains, and kill us while we sleep? That kind of music can kill your mind/I see it coming, an apocalyptic sign). Mary keek er heel ernstig bij, maar dat was slechts een combinatie van zenuwen en concentratie. Toen ze middenin een van de weinige stevige nummers het spoor op de snaren totaal bijster was, moest ze daar heel erg om lachen. Ze draaide zich om en bood haar excuses aan de stug doorspelende medemuzikanten. Na de eerste helft en een cover (de mij onbekende Amerikaanse hit Pretty Ballerina uit 1966 van The Left Banke) zakte het optreden flink in. Mary Timony kon het niet laten uitgebreid te draaien aan de knopjes op het keyboard dat bovenop haar elektrische piano stond. De toegift bestond in zijn geheel uit een zouteloze jam die je niet graag zou vinden op een bootleg van Can.


vrijdag 7 februari

Feelgood avant-garde

De ballonnen hingen er nog. Ze bungelden laag aan het plafond zodat ze onze kruinen raakten wanneer we midden in de OCCII stonden. Eerder op de woensdag had Deerhoof er een kinderdisco verzorgd. Volgens mensen die ooggetuigen hadden gesproken was het een geslaagde middag geweest, stonden de kids bij de band op het podium en waren de muzikanten niet verlamd geraakt door nervositeit. Nooit eerder hadden ze voor kleuters gespeeld. Dat is toch even ander soort publiek dan de usual suspects die 's avonds de OCCII bevolkten. Voorprogramma Gorge Trio (met gitarist John Dieterich van Deerhoof) begon later dan gepland. Aan de muziek was moeilijk te horen dat ze er lang over hadden gedaan een setlist samen te stellen. De improvisaties op gitaar en percussie leken op het eerste gehoor op geen enkele afspraak te berusten. In plaats van de noise die ik had verwacht, wreven, frunnikten en tokkelden de twee gitaristen geconcentreerd voorzichtig op de snaren. Tussen hen in zat een langharige drummer die tegelijkertijd een xylofoon en een kleine vibrafoon bespeelde. Hij tikte met zijn stokken alsof hij bij elke noot een stroomschok verwachtte. Slechts in één nummer was structuur te herkennen en speelden twee muzikanten tegelijkertijd dezelfde toegankelijke melodielijn. Voor de rest klonk de zeer korte set als een kapiteinloze Magic Band.

Ook van Deerhoof had ik een ander optreden vermoed. De nummers op hun album Reveille zitten vol krachtige speelsheid en dat kwam er niet helemaal uit. Het kwartet was veel serieuzer aan het musiceren dan je zou verwachten bij springerige liedjes als This Magnificent Bird Will Rise, Punch Buggy Valves en Holy Night. De kleine Japanse Satomi Matsuzaki was niet de voorvrouw van Deerhoof, maar een zangeres aan de zijlijn, angstvallig haar bassnaren in de gaten houdend. Af en toe maakte ze met een vrije arm abstracte bewegingen in de lucht. Eenmaal legde ze de bas aan de kant en kwam ze voor het drumstel staan voor wat leek op een robotdansje, gespeeld houterig uitgevoerd met het gezicht ernstig strak. Het centrum van Deerhoof was drummer Greg Saunier die tegen het einde van het optreden twee keer achter zijn trommels vandaan liep voor enkele dankwoordjes aan publiek en OCCII. Saunier gaf niet de maat aan, maar volgde een alternatieve route, opgesloten in zijn eigen wereldje. Terwijl de bas en twee gitaren hun eigenwijze loopjes speelden, holde hij daar dwars doorheen, totaal in zijn eigen tempo, de ene keer snel vooruit rennend en dan weer slepend achter de band aan. Hij drumde als een kelner die constant borden laat vallen, daar vervolgens over struikelt en toch geen scherven achter laat. Saunier sloeg vaak loos in de lucht, zo wild dirigerend dat de stokken uit zijn vingers glipten.

De stop-en-start-noise van Deerhoof heeft op onverwachte plekken heel poppy stukjes. In combinatie met de losse ritmes, de onvoorspelbaarheid van de composities en de welhaast kinderlijke zang gaf dat de muziek woensdag een vrolijk gevoel. In de toegift toonde Deerhoof hun gevoelige kant en speelde de band onverwacht ingehouden een avant-gardeballade. Tot en met de laatste noot bleven de ballonnen boven onze hoofden heel. Niemand voelde de behoefte er een brandende peuk op uit te drukken.

Meer Deerhoof-impressies: Stereo, Zebra en Autostatic (over het optreden een avond later in het Haagse SCSI Cell, te vinden in het Subjectivistenforum).


donderdag 6 februari

Nieuw

In de nieuwste editie van het e-zine In Music We Trust staat een interview met Lou Barlow over The New Folk Implosion. Die naam slaat niet alleen op zijn komende album, maar ook op de nieuwe bezetting van het trio. Muziekmaatje John Davis verliet de band vlak na het verschijnen van de vorige plaat One Part Lullaby. Na het uiteenvallen van Barlow's andere band Sebadoh pikte hij de draad van The Folk Implosion weer op, ditmaal samen met gitarist Imaad Wasid. Russell Pollard behield zijn plek op de drumkruk. Op het album dat de band in maart zal uitbrengen klinkt The New Folk Implosion een stuk steviger dan de eerdere incarnatie. In de studio te Los Angeles had Barlow last van zijn perfectionisme. The vocals would drive me crazy, zegt hij in het interview, and I just had to stop because I was driving myself crazy. I had to realize that it was natural - it wasn't perfected. My vocals are about the emotion. I had to learn that if I had almost cried on that line or put a lot of emotion into it that it may not be perfect but it really makes the song. I had to learn it doesn't have to be perfect.

Overige items in In Music We Trust zijn een interview met The Lone Pigeon (ex-Beta Band), recensies over nieuwe platen van The Go-Betweens, Rainer Maria en The Sea & Cake en MP3's van o.a. The Bellrays (het nummer Crazy Water) .


dinsdag 4 februari

U2 Bloody U2

Tweemaal U2 op de vrije maandag is tweemaal U2 teveel. Ik had beter moeten weten en me er op kunnen voorbereiden. De films die ik gisteren zag sloten allebei af met een liedje van de populaire Ieren. Onder de aftiteling bij Gangs Of New York galmde het recente The Hands That Built America door Tuschinksi 2 en Bloody Sunday eindigde in Kriterion begeleid door wat klonk als een bootlegopname van Sunday Bloody Sunday. Dat laatste nummer was vrij voorspelbaar, al kwam het gek genoeg toch onverwacht. Tot aan de eindcredits blonk de soundtrack uit door afwezigheid. Ik had in de slotfase eigenlijk geen muziek meer verwacht. De stilte was het enige dat gepast was en stil bleef het op de stoelen achter mij. Tijdens de film ging slechts een enkeling even de zaal uit, naar later bleek om over de nek te gaan op de vloer tussen de twee deuren die de zaal scheiden van de foyer. Deze fysieke reactie werd niet door de inhoud van het verhaal veroorzaakt, maar door de uit de hand geschoten beelden die onze ogen geen enkel moment rust boden. De horizon wiebelde onafgebroken en daar moet je tegen kunnen.

Bloody Sunday is een reconstructie van een zwarte dag in de historie van het stadje Derry in Noord-Ierland. Een reconstructie die zo echt oogt dat je constant het gevoel hebt getuige te zijn van de werkelijke beelden van de slachting tijdens een vreedzaam bedoeld protest. Regisseur Paul Greengrass heeft de chaos van die fatale dag (30 januari 1972) weten te vangen en in merendeels fragmentarisch scènes wonderwel tot een helder geheel kunnen smeden, mede dankzij een zeer naturel acterende cast. Tientallen hoofd- en bijrolspelers bewegen onrustig voor de camera's en telkens blijft duidelijk wat hun aandeel is in de geschiedenis. Een razend knappe prestatie.

De aanpak van Martin Scorsese is niet minder groots. Toch is zijn interpretatie van New York rond 1860-1870 meer vorm dan inhoud en willen de meeste personages geen mensen van vlees en bloed worden. Leonardo DiCaprio en Cameron Diaz zijn niet veel meer dan Leonardo DiCaprio en Cameron Diaz. De show in Gangs Of New York wordt gestolen door Daniel Day-Lewis in de rol van de complexe Bill 'The Butcher' Cutting, een tirannieke slechterik die zich vasthoudt aan erecodes. De acteur is onzichtbaar achter zijn creatie. Het bloederige begin van het epos zet de toon. In het wanordelijke New York bevechten bendes elkaar tot op de dood. Priester Vallon, de vader van Amsterdam Vallon (DiCaprio), wordt tijdens een veldslag gedood door The Butcher en de zoon verdwijnt zestien jaar in een tuchthuis. Na de opsluiting keert hij terug, zinnend op wraak. De eerste veldslag wordt danig ontsierd door de soundtrack van Howard Shore die zeer ongepast zware drums in de strijd gooit. Zo waan je jezelf eerder in Blade II dan in een cinematografisch kunstwerk. Het afsluitende lied is net zo'n anachronisme en daardoor vrij ongepast. Na Casino (1995) laten de films van Scorsese mij onberoerd, hoe vakkundig de meester ook te werk gaat.

De overige rolprenten van deze week


Jaz Coleman als acteur. De zanger van Killing Joke, de boeman met de geverfde boze blik, speelt zowaar een kleine maar niet onbelangrijke rol in The Year Of The Devil. De originele titel Rok Dábla geeft beter aan dat de nieuwe film van de Tsjechische regisseur Petr Zelenka (bekend van het komisch idiote Knoflíkari) een fake rockumentary is vol absurdistische trekjes. Een Nederlandse cameraman stuit tijdens het maken van een documentaire over Anonieme Alcoholisten in Tsjechië op de aan lager wal geraakte rockster Jaromír Nohavica en besluit zijn glorieuze terugkeer op het podium te volgen. In deze Oost-Europese variant op Spinal Tap draait Jaz Coleman (de man met hoed op de foto) in een bijrol zijn hand niet om voor een potje zelfparodie. Met een beetje geluk kun je deze erg grappige film in de nabije toekomst op televisie zien.

Divine Intervention van Elia Suleiman is een zotte aaneenschakeling van huiselijke taferelen in de Palestijnse gemeenschap te Nazareth. De regisseur heeft het scenario in de vorm van gele plakblaadjes aan twee muren van zijn huis hangen en wisselt zwijgend soms de volgorde van de papiertjes. Hij observeert zijn stadsgenoten met een strakke blik, even onbewogen als die van Buster Keaton. Aan het einde van de film vecht een Palestijnse Ninja tegen vijf Israëlische para's en de film opent met een kerstman die voor zijn leven rent in een zonovergoten heuvellandschap, achtervolgd door Palestijnse jeugd. Het allergekste van die openingsscène is misschien wel dat het gehijg van de kerstman wordt ingezucht en -gepuft door niemand minder dan de grote Franse acteur Michel Piccoli. Die rare feitjes vallen je op als je blijft zitten bij de eindtitels. Zo zit je opgescheept met kennis waar je in de praktijk helemaal niets aan hebt. Zelfs niet bij filmquizen.


maandag 3 februari

Everything you always wanted to know about Cex

Mount Eerie van The Microphones valt bij eerste beluistering helemaal niet mee. Het is een zware conceptplaat geworden die je eerder zou verwachten van een progrockband uit de jaren zeventig dan van een Amerikaanse singer-songwriter uit het lofi-circuit. Ik heb geen idee of en wanneer ik het album voor de tweede keer ga draaien. Voorlopig beperk ik me tot eerder werk zoals bijvoorbeeld het liedje I Want To Be Cold. De elektronische muzikant Rjyan Kidwell (in sommige kringen beter bekend als Cex) maakte op akoestische gitaren een cover van dit nummer en zette zijn versie in de afdeling Audio op zijn website. Daar staan meer bewerkingen van andermans producties zoals de korte, instrumentale variant op What's a Fire And Why Does It-- What's the Word...? Burn? van System Of A Down en Fallout van John Frusciante. De muzikale wegen van Cex zijn onnavolgbaar grillig. Zijn meest recente album heet Tall, Dark, And Handcuffed. In tegenstelling tot de freaky laptopproducties op eerdere uitgaven staat de nieuwe plaat op het label van Kid606 geheel in het teken van hiphop. Bewust of onbewust lijkt de hoes te verwijzen naar het debuutalbum van RjD2 op Def Jux. Ik heb geen idee of ik Tall, Dark, And Handcuffed ooit nog een tweede keer zal draaien.

No Backup

STEIM organiseert op maandag 10 februari om 20.30 uur in het kader van STEIM's No Backup Concerts een avond met minimal en ambient muziek van Jan Jelinek, Phill Niblock en Thomas Köner & filmkunstenaar Jürgen Reble. Het laatste duo zal volgens het programma een hallucinerende film- en geluidsperformance brengen van het stuk Alchemie. Je hoeft die avond dus niet enkel te staren naar ernstige mannen met brillen die onbewogen turen naar beeldschermen. De avond vindt plaats in Theater Frascati.

Millions of Peaches, peaches for free

Diddle My Skittle is een videoclip in RealPlayer-formaat bij het gelijknamige nummer van Peaches. Volgens De Korte Film is dit de favoriete korte film uit 2002 van Kees Brienen (Cinema Digitaal/SMART Cinema).


Oudere weblogs zijn te vinden in het archief.
[home] - [live] - [platen] - [artikelen] - [film] - [vido?] - [archief] - [email]