home

live

platen

artikelen

film

vido?

archief

email

Vido's LogZine

ARCHIEF


zaterdag 27 oktober 2001

Crossing Border: een getuigenverslag van de tweede avond

20.00 uur. Vandaag staat er niets op het programma dat ik perse wil zien, een mooie gelegenheid om nieuwe dingen te ontdekken. De keuze tussen Timesbold (een aangename Palace-kloon) en Trilok Gurtu valt in het voordeel van de laatste. De Stadsschouwburg is moeilijk te rijmen met popmuziek. Het is er te chique en te deftig. Wel leuk is dat je voor de verandering tussen een gemengd publiek zit, van hippe yuppen tot nieuwsgierige bejaarden. De eerste keer dat ik hier een band zag was toen The Residents er een niet bepaald geslaagd optreden gaven. Ditmaal is het de taak van de percussionist/drummer uit Bombay om het statige gebouw in beweging te krijgen. We are from the Third World and we have something to give to you, vertelt Gurtu. De meester zit gehurkt achter zijn drums, bekkens, elektronische drumpads, tabla's en andere percussie-instrumenten. Het lijkt me niet bepaald een prettige houding en al helemaal niet goed voor je rug. De kleine man uit India heeft er geen enkele moeite mee. Wat een instrumentbeheersing. Hij speelt tijdens een solo tegelijk de tabla's terwijl hij twee verschillende tegenritmes speelt op basdrum en een op de grond gelegen snare. De vingers van een bevriende stadsgenoot razen vliegensvlug over een sitar. Voor hen staan een Noordafrikaanse gitarist, een Afrikaanse bassist en dito zangeres. De Zaïrese zangeres zingt soepel en met plezier over de onregelmatige ritmes heen. Achterin de zaal komt iemand op het onzalige idee mee te klappen. Je kan aan de muzikanten merken dat ze het op podium kunnen horen. Over de akoestiek in de Stadsschouwburg hoef je niet te klagen. De klapper heeft echter het ritmegevoel van een augurk. Als hij/zij te lang door gaat zijn omstanders genoodzaakt in opstand te komen. Gurtu staat soms op en danst op het verhoogde stukje podium dat voor het optreden zijn troon is. Komisch grimassend maakt hij snelle ritmische klanken met zijn mond (rappen is al duizend jaar oud in India, merkt hij op) en klikt hij ratelend met zijn tong tegen het gehemelte. Het is razend knap en zeer vermakelijk. De combinatie van Indische en Afrikaanse muziek in combinatie met Westerse dance werkt uitstekend, behalve als de gitarist een richtingloze fusionsolo inzet.

21.15 uur. Sky Holds The Sun is een lief liedje op de eerste compilatie in de We Love You-serie op het label Labels. Een elektronische piano en een flink dosis blazers spelen er een opvallende rol in. Een goede reden om er achter te komen of The Bees live ook de moeite waard zijn. Groot is de teleurstelling als de jonge knapen uit Engeland een reggaebeat inzetten. Het tweede nummers is er ook door geïnfecteerd. Na het derde nummer geloof ik het wel. Ik zit niet te wachten op een alternatieve versie van UB40. Behoedzaam sluip ik de Melkweg Theaterzaal uit.

21.30 uur. The Cooper Temple Clause is een jong Brits braniebandje. Met zijn zessen maken ze een hels kabaal. De zanger is totaal van de wereld. Zijn witte New York City T-shirt zal waarschijnlijk heel cool bedoeld zijn. Zijn ogen staan helemaal verkeerd. Hij zwalkt over het podium, probeert een tamboerijn in de drumverhoging te rammen en zingt zo vals als een kraai. Een flinke smet op een band vol lefgozertjes waarvan vooral de op broertjes gelijkende toetsenist en gitarist druipen van het zweet. Hun lange, ongekamde haren plakken op verhitte gezichten. Pas in het afsluitende nummer begint er een beetje pit te komen in hun met elektronica opgewarmde Sex Pistols-act. Niet voldoende om mij te overtuigen.

22.00 uur. De verrassing van Crossing Border heet Hamell On Trial. Hamell is een gezette, kale singersongwriter uit Brooklyn met een manische blik in de ogen en de energie van een cycloon. Hij heeft het hele podium nodig voor zijn onstuimige bewegingen. Zijn akoestische gitaar wordt net zo luid versterkt als bijvoorbeeld die van Dyzack. Een imposant volume uit een instrument waar wel tien Cooper Temple Clauses in passen. Niet zelden klinken zijn ritmes als het ratelen van een machinegeweer. Nog nooit heb ik een man solo horen klinken als een band, totdat Hamell Kick Out The Jams van MC5 inzet. Indrukwekkend. Middels een ontzettend flauwe schuine mop, verteld naast zijn microfoon, test hij uit of het publiek zijn Engelse teksten wel goed kan begrijpen. Aan het gelach te horen zit dat wel snor. Zijn sterk autobiografische en politiek gekleurde teksten zijn woord voor woord te volgen. Liedjes over dates met alleenstaande moeders, de aanslag op de Twin Towers, een ode aan zijn gitaar en aan muzikale helden als Count Basie en John Lennon. Allemaal goed te verstaan ondanks het spervuur aan woorden, zinnen en regels. Een irritante dronkelap gaat helemaal door het lint bij de voorste rijen. Hij kruipt als een hond en maakt allerlei onduidelijke armbewegingen. Gelukkig wordt hij ruw weggeveegd door een geïrriteerde bezoeker. De rust lijkt wedergekeerd totdat Hamell een liedje met hondengejank zingt. De dronkaard begint mee te janken. He's my stand-in, vergoelijkt Hamell de stoorzender. Hij steekt de draak met de vele fotografen die zijn capriolen proberen vast te leggen. Als een in leer gestoken en van vetkuif voorziene VPRO-fotograaf te lang over zijn foto doet roept de speciaal voor hem poserende Hamell dat hij meer moet oefenen thuis en minder naar rockabilly moet luisteren, motherfucker!. Hij is de eerste muzikant die ik ooit een face solo heb zien geven. Zien is geloven. Hamell is een brok energie en krijgt met zijn gedreven en komische optreden de hele Oude Zaal van de Melkweg aan zijn voeten. Een revelatie.

23.00 - 0.00 uur. Een uurtje zwerven tussen Melkweg en Paradiso. In de bovenzaal van Paradiso zit The Sixth Great Lake. Wat een saaie bedoening. Alle muzikanten zitten op stoeltjes en spelen hun countryballads met de slaap nog in hun ogen. Voordat ik zelf in slaap val haast ik me terug naar de Melkweg voor een paar minuten Dusminguet (feestelijke Spaanse reggae/ska met accordeon waar ik helemaal geen trek in heb) en drie nummers van Matt Ward. De Amerikaan zet net een verstilde gitaarsolo in waarin hij Brian Wilson citeert. Het werkt, want de theaterzaal is muisstil. Tijdens de toegift speelt hij samen met een drummer en een tweede gitarist nog een gedreven potje rootstrash. Hier had ik wel meer van willen horen.

0.00 uur - 1.00 uur. Na een korte pauze leest de Amerikaanse auteur David Leavitt een verhaal voor over een bruiloftstaart midden op de snelweg. Niet lang daarna is het de beurt aan From Bubblegum To Sky. Het podiumplan dat ik op de mengtafel van de geluidsman zie liggen belooft niet veel goeds. Op de cd, die ik eerder deze week in de platenzaak heb gecheckt, dacht ik toch werkelijk een hele band te horen. Op het podium staan slechts twee lullige gitaarversterkertjes. From Bubblegum blijkt het geesteskind te zijn van de Mexicaanse Amerikaan Mario Hernandez die helemaal gek is van bubblegumpop en The Beatles. Hij covert zelfs Sgt. Pepper met fragmenten uit Yellow Submarine op een levensgroot scherm geprojecteerd. Bij een ander liedje zien we rollerscaters uit de film Xanadu. De rest van de filmpjes heeft meneer Bubblegum zelf gemaakt met zijn maatjes waarvan er eentje hem live bijstaat op gitaar. Het zijn van die geinige filmpjes die je zelf ook wel vast hebt gemaakt toen je voor het eerst een filmcamera in je handen kreeg. In een achterstevoren afgespeeld filmpje scheert Bubblegum zich, in een andere staat hij te dansen in een kale gang. De liedjes komen niet echt lekker over want de begeleidende tape staat vrij zacht afgesteld terwijl de wel heel erg dunne, irritant geknepen zangstem juist veel te hard over de speakers klinkt. Nee, dit is niet leuk. Voordat ik afscheid neem van Crossing Border en aftaai zie ik mevrouw Solex in een goed gevulde Max, ondanks de soms redelijk slordige drumpartijen, met overtuiging enkele van haar dwarse liedjes spelen. Solex is een unicum in Nederland. Ze sluit af met The Cutter van Echo & The Bunnymen, een cover die meer klinkt als een parodie dan als een ode aan het origineel.


vrijdag 26 oktober 2001

Crossing Border: een getuigenverslag van de eerste avond

20.00 uur. Emerald Beryl is de meest suffe presentator die ik in tijden gezien heb. Het scheelt weinig of hij roept is everybody happy. De Max slibt langzaam dicht tijdens de set van Super Furry Animals uit Wales. Surround belooft het programma ons. In stereo verbetert zanger/gitarist Gruff. Geen quadrafonische live-uitvoering van hun album Rings Around The World derhalve, maar wel genoeg elektronica en daarbij gepaard gaande technische storingen. Gruff kijkt regelmatig geërgerd richting monitormensen en moet met veel gebaren duidelijk maken dat lang niet alles goed te horen is of juist veel te goed te horen. Bijna alle muzikanten hebben een zendertje in de oren om de backing tapes te kunnen horen. Bizar, dat je backing tapes nodig hebt, terwijl er acht man op het podium staan. Naast drums, bas, twee gitaren en zang verstoppen zich rechtsachter op het podium twee blazers, staat een vrijwel onhoorbare percussionist verborgen achter een versterker en zit een Super Furry Animal bij een batterij aan knipperende lichtjes (je zou er een vliegtuig veilig mee kunnen laten landen). De muzikanten zijn gevangenen van hun eigen machines. Alle liedjes staan op de video's die (in stereo) achter de band worden geprojecteerd. Er is geen enkele ruimte voor spontaniteit, behalve als het misgaat en de zanger ons vraagt welke van de twee akoestische gitaren die hij in handen geduwd krijgt het minst slecht klinkt. De 'grap' met de wortelen de wortelen komt totaal niet over. Een roadie met een John Lennon-masker geeft Gruff een paar stronken groente en samen kouwen ze voor enkele seconden dicht bij de microfoon. Volgens mij heeft ook niemand in een deuk gelegen toen Paul McCartney in de jaren zestig hetzelfde deed tijdens een opnamesessie van de Bonzo Dog Doo-Dah Band. De liedjes van SFA zijn wel OK. Het is dwarse, geëngageerde Britse pop met het hart op de juiste plaats. De elektronische uitbarstingen zijn een aangename stoorzender. Tijdens een van die oorverdovende dance-aanvallen stappen de muzikanten zelfs van het podium af om de rookmachines, de lichtshow en de video (met dansende martial arts) het werk te laten doen. Tijdens afsluiter Man Don't Give A Fuck worden beelden uit films van Eisenstein dusdanig gemanipuleerd dat het net lijkt alsof zijn acteurs de teksten meezingen. Erg interessant allemaal, maar het lukt me niet er warm van te worden.

21.15 uur. Met enige scepsis wacht ik de soundcheck af van The Bicycle Thief. Deze band is de huidige uitlaatklep voor Bob Forrest van Thelonious Monster, een band waar ik nooit wat mee heb gehad en wiens Nederlandse faam bestaat uit het feit dat de goede man in een vlaag van verstandsverbijstering ooit het dak van een Pinkpop-tent beklom om daar bij te komen uit de roes en vervolgens niet meer naar beneden durfde te komen. Ook vanavond verwacht ik meer circus dan muziek. Helemaal verkeerd gedacht. Forrest is de enige muzikant vanavond die uitstraalt dat hij niet zou kunnen leven zonder muziek. Wat een verschil met de Britten een uur eerder. Bij The Bicycle Thief staat heel weinig vast. Er is geen setlist. Down By The River van Neil Young wordt ingezet omdat het blijkbaar een ideaal nummer is om te soundchecken. Forrest komt op met een rugtas en een boombox, alsof hij net terug van vakantie is. De eerste helft van de set staat hij achter de microfoon met zijn hoed op en een stropdas om. Zijn perkamenten kop verraadt een leven vol excessen. Hij heeft op het randje van de dood gezeten, maar zijn drugsverleden gelukkig achter zich kunnen laten. Ook alcohol is taboe. Hij geeft de biertjes uit de kleedkamer daarom aan de voorste rijen en drinkt zich zelf blauw aan de Spa. Tussen de nummers door vertelt hij geanimeerd stotterend over zijn pogingen the hole inside op te vullen door les te nemen bij een Boeddhistische leermeester. Dat ging redelijk totdat hij de leermeester naar een baseballwedstrijd zag kijken terwijl Forrest en zijn cursusgenoten voor 500 dollar per uur op zoek waren naar de stilte in zichzelf. De rock-'n-roll show is verre van perfect en dat is precies de bedoeling. De muzikanten hebben ontzettende lol en willen het ons ook naar de zin maken. Ze praten met elkaar tijdens de nummers, kibbelen speels over een intro van een liedje, en kijken elkaar soms vertwijfeld aan wanneer een nummer schijnbaar afgerond moet worden. The Bicycle Thief is eigenlijk een ordinaire coverband, maar Forrest zet alle covers naar zijn hand en maakt ze daardoor noodzakelijk. God, I love to sing that song mompelt hij zielsgelukkig na afloop van een Jam-cover. In een ander liedje citeert hij Heroin van de Velvet Underground. Op verzoek van de voorste rijen zingt over nog meer heroïne en cocaïne en graaft hij diep in zijn verleden om het nare gevoel bij die drugs naar boven te halen. Vlak voordat het concert echt afgelopen is haalt hij de boombox tevoorschijn om zijn favoriete liedje te laten horen: In Particular van Blonde Redhead. Geduldig wachten we samen met hem tot BR-zangeres Kazu Makino inzet. Forrest luistert met een grote gelukzalige grijns. Wat een wereldvent (al zal ik hem niet graag als buurman hebben).

22.00 uur. Buiten de Melkweg staat een lange, deprimerende rij wachtenden. Velen van hen zullen Mercury Rev niet kunnen zien. Dat is de grootste makke van Crossing Border en ik ben blij dat ik er deze avond geen last van heb. Mercury Rev heb ik vaak genoeg gezien. In hun begintijd rondom het magistrale album Yerself Is Steam en een paar jaar geleden in dezelfde Max toen de band potdomme speelde alsof ze The Eagles waren. Een andere band die op dit tijdstip speelt is Turin Brakes, maar daar heb ik me eerder dit jaar al stierlijk bij staan vervelen. Dan blijft Coparck in Paradiso over. Volgens mij heb ik ze al minstens tien keer gezien en met genoegen. De band heeft een geweldig album gemaakt waarop de invloeden (Talk Talk, Notwist, om er een paar te noemen) smaakvol zijn verwerkt. De grote zaal van Paradiso is echter veel te groot voor de zwoegende muzikanten. Ze verzuipen in de ruimte en het geluid is belabberd. Liever had ik ze in de intieme en bijzondere sfeer van de Labelsboot gezien, maar die is op het laatste moment uit de vaart gehaald.

23.00 uur. In de kleine bovenzaal heeft de tweede gitarist van For Stars veel moeite met het aan de praat krijgen van zijn instrument. Voorman Carlos Foster probeert de tijd de vullen met twee breekbare sololiedjes. Achterin bij de bar schijnen ze dat niet te horen en wordt er onophoudelijk en luid gekletst. Als de band eindelijk kan beginnen wordt het achterin niet bepaald stiller. De sfeer wil er maar niet in komen. Instrumentaal klinken de Amerikanen perfect. De postrock is warm dankzij zangerige baslijnen en mooi opgebouwde dubbele gitaarlijnen aangevuld met ijle toetsen. Ik kan echter niet wennen aan de schelle zang van Foster die zijn emoties probeert te benadrukken met houterige armbewegingen en met een vibratie in zijn stem die klinkt als een hinnikend paard. Precies de reden waarom ik bands als Modest Mouse en Bright Eyes totaal niet trek. Vroegtijdig verlaat ik het zaaltje.

23.45 uur. Dichter Jeff Aerts herinnert me eraan dat ik op Crossing Border ben. Tot nu toe had ik niet echt het idee op een festival rond te lopen. Nu pas wordt ik geconfronteerd met de pretentieuze combinatie van literatuur en popmuziek. Het Belgische accent klinkt mooi, zijn poëtische teksten gaan volledig langs me heen. Noem me gerust eenkennig, maar ik kom toch echt alleen maar voor de muziek. Een goed boek lees ik wel thuis (met een fijne plaat op de achtergrond).

23.55 uur. Simian heeft ook pretenties. Dat zie je aan hun fraai vormgegeven hoezen en dat hoor je aan de manier waarop ze akoestische popliedjes aankleden met elementen uit de dance. Theater Bellevue is een ideale omgeving voor de Britten. Het is heerlijk om zittend op een klapstoeltje hun moderne psychedelica te ondergaan. De vier in het zwart gestoken muzikanten worden voornamelijk belicht door de dia- en videobeelden die achter hen worden geprojecteerd. Ik vrees dat concerten van Pink Floyd en Genesis in de jaren zeventig ook zo'n soort sfeer hadden. Niet bepaald bands waar je mee vergeleken wilt worden. Gelukkig kent het repertoire van Simian veel geslaagde dansbaar poppy momenten zoals Drop And Roll, Wisp en One Dimension. De beperkingen van de band blijken in de momenten waarop het liedje verdwijnt in de vele geluiden en de zanger zich wenst te begeven in dezelfde regionen als Radiohead en Sigur Rós. Heel mooi allemaal, maar teveel vorm en te weinig inhoud. Aangenaam is het optreden zeker. Zo aangenaam dat ik moeite heb niet in te dommelen.


Tekst: Vido Liber
Kijk voor meer live-recensies in het archief.
[home] - [live] - [platen] - [artikelen] - [film] - [vido?] - [archief] - [email]