home

vido?

filmarchief

archief

email

Vido's FilmZine

(archief)

week 30

maandag 23 juli 2007

Death Proof is een recent voorbeeld van in de praktijk gebrachte cinefiele nostalgie. Tarantino reconstrueert de groezelige jaren zeventig tot en met de vlekkerige en schreeuwerige trailer aan toe. Het celluloid oogt alsof het jaren als slingers heeft gediend in een van de plakkerige bioscopen in het minst aantrekkelijke stadsdeel van New York. De filmgeschiedenis wordt regelmatig door onafhankelijke filmmakers naar het heden overgeheveld. Hieronder drie voorbeelden van cinematografisch verlangen naar het verleden: twee low budget-producties uit deze eeuw en het debuut uit 1988 van de ongekroonde peetvader van de cinefiele nostalgie.

1. Acne (Rusty Nails, 2000) dvd
Acne combineert twee decennia: de knullige, door de koude oorlog bezwangerde B-films uit de jaren vijftig en de met weinig budget geschoten, politiek gekleurde horror uit de jaren zestig. De zeer goedkoop ogende film geeft een wel erg letterlijk verbeelding van de term puistenkop. Door het drinken van verontreinigd water, dat zo zwart is als stookolie, worden jongeren in een Amerikaans provincieplaatsje kaal en bollen hun dakpannen op tot grote puisten. Wanneer die open spatten wordt ons een directe blik gegund op de bovenste laag van de hersenen. Witte pus spuit en druipt zich een weg naar buiten. Dolend als zombies gaan de zithheads op zoek naar zoetigheid en vette hapjes. Het buitgemaakte vreetwerk smeren ze in hun open hoofd. Vooral een producent van speciale chocoladerepen vaart wel bij de besmette jeugd. Zijn product is nauwelijks aan te slepen. De verhoogde suikerspiegel maakt de breinen van de zithheads kortstondig helder zodat ze hun eigen metamorfose kunnen overdenken en op zoek kunnen gaan naar de fabrikant van de repen. Het leger staat paraat om de hordes tegen te houden, desnoods met grof geweld.

Acne is gefilmd op 16mm en in zwart-wit. In combinatie met op zombies gelijkende zwalkeraars is de link met het grote voorbeeld George A. Romero en diens Night Of The Living Dead (1968) snel gelegd. De jonge regisseur Rusty Nails had voor aanvang een draaitijd van een paar weken gepland, maar deed uiteindelijk een jaar of vier over het filmen. Het budget was te laag voor het aanbrengen van finesses, voor het inrichten van decors, voor het wegpoetsen van storende fouten en voor het opkrikken van amateuristische acteerprestaties. David Lynch maakte Eraserhead (1977) met gelijksoortig filmmateriaal en deed er begin jaren zeventig ongeveer net zo lang over zijn debuut af te ronden. Rusty Nails noemt Lynch en Romero in de eindtitels in een flinke rij inspiratiebronnen, maar de regisseur past zelf meer in het rijtje dat wordt aangevoerd door Ed Wood en diens Plan 9 From Outer Space (1956).

Nails suggereert engagement door het probleem van milieuvervuiling te koppelen aan de nadelen van massaconsumptie, maar zijn film oogt te knullig om een vuist te maken. De acteerprestaties zijn ondermaats, de pogingen tot humor te zelfbewust en te slecht getimed. Continuïteitsfouten worden bijna een attractie op zichzelf, zoals in de scène waarbij broer en zus Zoe (Rusty Nails zelf) en Franny (Tracey Hayes) met hun blootgelegde schedeldak te rade gaan bij een waarzegster in een park. De helderziende dame is uitermate kippig (humor!) en zet tijdens de dialoog een bril op. In de daaropvolgende scènes leidt die bril een eigen leven door het ene moment wel en het andere moment niet meer op de neus van de actrice te zitten. Het is zo'n opvallende fout, dat je bijna zou denken dat er opzet in het spel is. Door het karige budget is het leger niet groter dan een man of vier (waaronder een personage met de naam Major Catastrophy - lachen!) en bestaan de zithheads in de afsluitende massascène slechts uit tien personen. Het enthousiasme van de filmmakers verlicht het leed slechts gedeeltelijk en Acne's soundtrack is redelijk okay dankzij passende inbreng van onder meer Alice Donut, Dead Kennedys, Devo en Lunachicks. Als bonus vind je op de dvd ook de videoclip die Rusty Nails maakte bij het nummer God Is Dad van Arab On Radar.

2. The Call Of Cthulhu (Andrew Leman, 2005) dvd
De periode van de zwijgende film is de laatste jaren bij meerdere regisseurs geliefkoosd. David Lee Fisher deed onlangs in zijn remake uit 2005 van Das Cabinet Der Dr. Caligari (1919) de somnabulist Cesare herrijzen dankzij eenvoudige digitale technieken. Videocamera's en de computer doen de analoge jaren twintig ook herleven in de verfilming van H.P. Lovecrafts verhaal The Call Of Cthulhu. Je hoeft geen Lovecraft-adept zijn om de korte film van Andrew Leman te waarderen. De zoektocht naar de herkomst van de Cthulhu-cultus wordt met hulp van beperkte technische middelen opgeblazen tot een groots ogend epos van 47 minuten. De hele wereld staat op het punt overgenomen te worden door krachten van onbekende komaf. Een geobsedeerde onderzoeker probeert aan de hand van documenten uit een erfenis te achterhalen wat de oorzaak is van de rampspoed. Een onbekend afgodbeeldje is zijn belangrijkste leidraad. In achtertuinen, woonkamers en een enkele kleine studio worden hele werelden geschapen, van abstracte droomlandschappen tot een geheimzinnige eiland in de oceaan. De raamvertelling is dezelfde methode als toegepast in de originele Caligari en ook de overdreven, schaduwrijke schmink is authentiek Duits expressionistisch. Het voordeel van het gebruik van tussentitels (op de Amerikaanse dvd ook in het Nederlands beschikbaar) is dat de kijker geen last heeft van het eventueel amateuristische niveau van het acteren. De rollende ogen en de grote gebaren waren nu eenmaal eerder regel dan uitzondering in de films uit de jaren twintig.

De illusie van authenticiteit gaat aan diggelen wanneer je de extra's op de dvd bekijkt (special features in life-like color). Op komische wijze verklappen de makers hoe het hen gelukt is met veel creatief denkvermogen, simpele attributen en dito technieken hun favoriete schrijver naar het witte doek te vertalen. Elk onmogelijk oplosbaar lijkend probleem werd pas aangepakt op het moment dat de makers er tijdens het filmen tegenaan liepen. Gedwongen door de situatie vonden de makers vanzelf wel een uitweg, en anders konden ze altijd nog reparatiewerk verrichten tijdens de postproductie. De deleted scenes zijn het grappigst wanneer je de acteurs dialogen hoort verzinnen die je in het zwijgende eindproduct toch niet hoort. Het lukt de crewleden en acteurs in kwestie nauwelijks het lachen in te houden. The Call Of Cthulhu is duidelijk met plezier gemaakt.

3. Tales From The Gimli Hospital (Guy Maddin, 1988) dvd
De man die sinds de jaren tachtig een hele carrière heeft opgebouwd met het doen herrijzen van de vroege filmgeschiedenis is Guy Maddin.Om een of andere reden bekijk ik het oeuvre van de Canadees in omgekeerde volgorde. Via The Saddest Music In The World (2003) en Cowards Bend The Knee (2003) langs de horrordansfilm Dracula: Pages From A Virgin's Diary (2002) richting zijn debuut Tales From The Gimli Hospital uit 1988. Er is iets vreemds aan de hand met mijn bewondering voor het werk van de Canadese regisseur, want ik houd niet per se van goedkoop ogende, verre van naturalistische, hermetische en lastig te volgen surrealistische cinema. Maddins films komen niet alleen uit een andere tijd, maar lijken ook van een andere planeet te komen.Wat ik bij zijn werk mis is een emotionele band met wat ik te zien krijg. Ik 'voel' zijn films niet, maar ben gefascineerd door zijn verbeeldingsvermogen. De zwart-witfilms ogen opvallend kleurrijk.

De favoriete periode van Guy Maddin is de tijd dat de geluidsfilm geleidelijk terrein won op de stomme film. Er zitten net zoveel krassen op het celluloid als op de geluidsband. Het is alsof het geluid en de dialogen afgespeeld worden vanaf een grijsgedraaide 78-toerenplaat. De stiltes kraken luid. Maddins debuut is een goede kennismaking met zijn oeuvre omdat de film geheel gebaseerd is op de culturele basis van de filmmaker: Canadese immigranten gevlucht uit IJsland. Een van de grootste emigratiestromen was na de uitbarsting van een grote vulkaan op het eiland, een gebeurtenis waar de film voor aanvang van het verhaal middels een oud gedicht naar verwijst. Tales From The Gimli Hospital is een IJslands sprookje verweven met de couleur locale van Winnipeg, Manitoba en vol verwijzingen naar IJslandse gewoontes en klederdracht, verteld door een grootmoeder aan haar twee kleinkinderen bij het sterfbed van hun moeder (wederom een raamvertelling, net als Caligari en Cthulhu). Het verhaal over Einar the Lonely (Kyle McCulloch) is echter niet bepaald geschikt voor kinderoortjes. De eenzame visbewerker is besmet door een virus en ligt in quarantaine. Het ziekenhuis wordt geïntroduceerd middels een regen van kussenpluizen die verwijst naar de Franse klassieker Zéro De Conduite (Jean Vigo, 1933). Op het ziekenbed naast Einar ligt de dikke Gunnar (Michael Gottli). Gunnar wordt zowel overdag als 's nachts flink verwend en vertroeteld door drie bekoorlijke verpleegsters (zo volwassen geschminkt dat niet te zien is dat de actrices slechts dertien jaar jong zijn). Einar moet het stellen zonder hun verleidelijke aandacht en luistert jaloers naar de verhalen waarmee Gunnar de vrouwen om zijn vingers windt. Een van Gunnars verhalen gaat over zijn ontmoeting met de mooie Snjófridur (Angela Heck), hun huwelijk en de dramatische gevolgen van de oprukkende epidemie. Al luisterend ontdekt Einar een macabere connectie tussen hem en zijn gezette buurman.

Gimli is zo'n aantrekkelijk schouwspel omdat de film rijk is aan uitbeeldingen van IJslandse gewoontes en gebruiken, tot in de kleinste details.Voor het herkennen van alle uitgebeelde tradities is het levendige commentaar van de filmmaker geen overbodige luxe. Zijn uitleg op de dvd-uitgave van Kino Video zit vol wetenswaardigheden en grappige anekdotes. Het acteursensemble bestaat uit familie, vrienden en kennissen. Door het gebrek aan acteurs speelt Maddin zelf noodgedwongen een korte rol als chirurg. Het hospitaal is de omgebouwde schoonheidssalon van zijn tante. De film oogt donker omdat de eerste rushes onderbelicht bleken - om de kosten te drukken werd de rest van de film ook onderbelicht gehouden. Het eerste eindresultaat was te kort voor een speelfilm (die minimaal 65 minuten moeten duren) en daarom werd Gimli opgerekt door extra verhalen binnen het verhaal te filmen. Het vage, raadselachtige karakter van sommige scènes is niet altijd opzet, maar een enkele keer het gevolg van overmoed van de debuterend regisseur die op de commentaartrack de paar zwakheden in zijn film manmoedig erkent.


[home] - [vido?] - [filmarchief] - [archief] - [email]