home
|
Vido's FilmZine
donderdag 30 augustus 2007
Cabin Fever (Mona J. Hoel, 2000) Cabin Fever gaat ook over een familie. Net als bij Festen en Idioterne worden we geconfronteerd met de meest pijnlijke momenten uit hun bestaan en net als bij Italiensk For Begyndere wordt de ellende helaas niet zo plotvast over de kijker uitgestort. De boodschap is kraakhelder: families zijn een blok aan je been. Vorig jaar zagen we daar al een mooi voorbeeld van in de zeer sterke Nederlandse speelfilm Familie (Willem van de Sande Bakhuyzen). De korte inhoud van Familie en Cabin Fever is identiek: vader en moeder nodigen de kinderen uit voor een intiem kerstfeest in een ondergesneeuwde blokhut ergens ver weg van de bewoonde wereld. Door toedoen van rijk vloeiende alcohol komen tongen los en zorgt oud zeer ervoor dat de hoofdpersonen elkaar verbaal in de haren vliegen. Als Familie volgens de regels van Dogma was gefilmd had het kunnen uitmonden in Cabin Fever. Gelukkig is Familie met strakke hand geregisseerd en bevat die film een goed doorgedacht scenario. De drank wordt in Familie gebruikt om het plot aan te zwengelen. In Cabin Fever is de drank het plot en draait het verhaal rondom vader Gunnar (Svein Scharffenberg), een eersteklas zuipschuit die op allerlei stiekeme plekjes in het hutje flesjes heeft verborgen. Vaak weet hij zich even aan het gezelschap te onttrekken om snel een paar flinke slokken te nemen. Binnen de kortste keren is er geen land meer met hem te bezeilen, dit tot groot verdriet van moeder (Kari Simonsen), de dochters en de zonen. Gezellig wordt het dan ook geen moment in de veel te krappe behuizing waar ook nog eens de kachel het niet wil doen terwijl het buiten zo'n 30 graden vriest. Een van de dochters is getrouwd met de Pool Stanislav (Zbigniew Zamachowski, de hoofdrolspeler uit Trois Couleurs : Blanc uit 1994 van Krzysztof Kieslowski). Het echtpaar heeft niet alleen een astmatische kind meegenomen (afkomstig uit een eerder huwelijk van Stanislav), maar ook zijn ouders. Zij proberen hun Poolse beleefdheid te bewaren tussen al die luid kibbelende Noren. Gekibbel en geruzie zijn de hoofdingrediënten van Cabin Fever. Dogmafilms zien er altijd lelijk uit aangezien met natuurlijk licht gefilmd moet worden. Er is nauwelijks licht in het hutje van Cabin Fever. De grofkorrelige en dronken zwiepende videobeelden maken het moeilijk de hoofdrolspelers in de eerste avondscènes van elkaar te onderscheiden. Hun levens worden slechts aangestipt. Bij een yuppiezoon gaat constant de mobiele telefoon af en een van de dochters heeft onlangs een miskraam gehad. Aan het eind van de film biecht de Poolse vader ook eventjes zijn grote geheim op. Hun problemen krijgen zo weinig aandacht in het verhaal dat je er niet wakker van kunt liggen. Ze vallen allemaal in het niet bij de dominante vader Gunnar. De man is een overtuigend gespeelde egoïstische klootzak. Zijn sentimenten zijn vals waardoor je geen medelijden hebt wanneer blijkt dat iedereen hem haat. Zijn vrouw wil het liefst van hem scheiden, de zonen zouden hem het liefst willen laten doodvriezen in de sneeuw en de dochters verwijten ondermeer zijn gevoelloosheid en zijn tactloosheid. Als kijker wil je na een half uurtje het liefst de zaal uitvluchten. Weg van de claustrofobische hut en al die vreemde, schreeuwende mensen. Het is dat de acteerprestaties van hoog en realistisch niveau zijn anders was ik daadwerkelijk terug de zon in gegaan. Deze in de zomer uitgebrachte winterfilm laat me koud. Update |