home

vido?

filmarchief

archief

email

Vido's FilmZine

(archief)

week 32

vrijdag 10 augustus 2007

Black Caesar (Larry Cohen, 1973) dvd
De in 1938 in Kingston, New York geboren schrijver, producer en regisseur Larry Cohen is geen man van hoogstaande cinema. De goedkoop en vlot gedraaide genrefilms zoals de griezelverhalen It's Alive (1974) en Q: The Winged Serpent (1982) zijn als geheel te wisselvallig, maar bevatten meestal wel een paar goede ideeën en een handjevol gedenkwaardige beelden, genoeg om het oeuvre van de filmmaker op dvd uit te proberen. Cohens debuut Bone (1972) is een lichtelijk experimentele parabel over de vrees van de gegoede Amerikaan voor de zwarte medemens gesymboliseerd door de imposante acteur Yaphet Kotto. American International zag naar aanleiding van Bone in Cohen de ideale regisseur voor de verfilming van de opkomst en ondergang van zwarte gangsterbaas Tommy Gibbs. Shaft was twee jaar eerder een groot succes en blaxploitation heter dan heet in de Amerikaanse bioscopen. Cohen werd in staat gesteld binnen een jaar maar liefst twee films te schieten over de lotgevallen van Gibbs.

Black Caesar is kort door de bocht samen te vatten als de wraakactie van een volwassen gangster op een corrupte, racistische agent met wie hij in zijn jeugd een aanvaring heeft gehad. Als jonge zwarte schoenenpoetser en loopjongen voor locale misdadigers wordt Tommy Gibbs in 1955 door Jack McKinney (Art Lund) kreupel geslagen. Strak in het pak keert Gibbs (gespeeld door de atletische acteur Fred Williamson) tien jaar later terug. Met de soundtrack van James Brown als Grieks koor volgt de film hem zeven jaar lang en zien we fragmentarisch op welke brute wijze hij zich een baan omhoog schiet tot bendeleider Black Caesar, the Godfather of Harlem. Met hulp van een blanke advocaat bemachtigt hij de grootboeken waar alle corrupte activiteiten van agenten en andere crimineel actieve hoogwaardigheidsbekleders met naam en toenaam in staan vermeld. Zo houdt hij een invloedrijk gedeelte van justitie onder controle en kan hij naar hartelust, ongestoord en moorddadig de Italiaanse maffia uitroeien. De man beweert te strijden in dienst van de minder bedeelde zwarte medemens, maar de film levert daar geen bewijs van. Voor de minstens zo ambitieuze Little Caesar (met Edward G. Robinson in de titelrol) liep het in 1931 slecht af, dus er is weinig hoop voor de onaangename Gibbs. Het eerste uur van de film bestaat uit een als los zand aan elkaar gemonteerde aaneenschakeling van gewelddadige acties die het machtswellustige titelpersonage nog minder sympathiek maken dan hij al was. Wanneer Gibbs zijn vriendin Helen tot seks dwingt heeft hij volledig afgedaan. Van enige dreiging van buitenaf is geen sprake. Er vinden geen ingenieuze machtsspelletjes plaats en boeiende conflicten spelen zich blijkbaar buiten beeld af. Zo blijven spanning en betrokkenheid bij de kijker uit. Wat ook tegenwerkt zijn de onuitgewerkte bijrollen, zoals vader en moeder Gibbs, de veel intelligentere (want brildragende) jeugdvriend Joe (Philip Roye) en dominee Rufus (D'Urville Martin). Sommige bijfiguren mogen even hun opwachting maken om vervolgens voor altijd te verdwijnen. Actrice Gloria Hendry probeert in de weinige tijd die haar gegund is de rol van Helen nog cachet te geven en weet als enige een aannemelijk personage neer te zetten. Helaas wordt ook haar geen fatsoenlijke laatste scène gegund.

Black Caesar komt pas in het laatste half uur tot leven, wanneer de in de New Yorkse hiërarchie omhoog geklommen McKinney zijn betrouwbare hitman Cardozal inzet (gespeeld door vast Cohen-acteur Val Avery) en de cirkel rondom Gibbs steeds kleiner wordt. De jacht op de bendeleider en de grootboeken wordt geopend. Opeens komt er vaart in het verhaal en hebben scènes een onderling verband. De regisseur past guerrillafilmtechnieken toe tijdens de wandeling van de gewonde Gibbs door de straten van Manhattan, strompelend tussen tientallen nietsvermoedende passanten. Zich onbewust van de draaiende camera's proberen sommige voorbijgangers de acteur aan te klampen en hulp aan te bieden. Op de achtergrond zien we dat The Godfather het nog steeds goed doet in de bioscopen van New York. Minder fortuinlijke onvrijwillige figuranten moeten voor hun leven rennen en wegspringen wanneer een gele taxi een voetpad als vluchtweg kiest. Als William Friedkin met meer budget de straten zonder toestemming onveilig mag maken tijdens het filmen van The French Connection (1971), dan mag ik dat ook, zal Larry Cohen gedacht hebben. Voordat de zwarte bendeleider zijn verdiende loon krijgt mag hij op bloedige wijze zijn opgekropte wraakgevoelens uitleven. Kijkers die niet weten dat zijn verhaal vervolgd wordt in Hell Up In Harlem (eveneens 1973), zouden denken dat Black Caesar overlijdt aan zijn verwondingen. Of filmmaker Larry Cohen in korte tijd iets van zijn fouten geleerd heeft, laat ik maandag weten in de bespreking van Hell Up In Harlem.

Een recente heruitgave op dvd van Black Caesar ligt voor 5 Euro bij een bekende cd- en dvd-grootgrutter aan de Kalverstraat in Amsterdam. De enige extra is de trailer. Voor een exemplaar met commentaar van de schrijver, producer en regisseur moet je zoals gebruikelijk bij de iets duurdere Amerikaanse editie zijn.

Lees verder


[home] - [vido?] - [filmarchief] - [archief] - [email]