home

live

platen

artikelen

film

vido?

archief

email

Vido's LogZine

muziek - film - Amsterdam

april 2003


week 18

dinsdag 29 april

IJsland is k/oel

Sk/um rijmt op Múm en komt ook uit IJsland. De track Tóta staat op hun album Í Þágu Fallsins dat onlangs werd uitgebracht door Resonant. De band schrijft zelf over deze downloadbare versie: This is the totally unmixed and unfinished version, it sounds crap. Sk/um is zo onverstandig geweest het merendeel van de cd op het net te zetten. Voor zolang het duurt. Dit materiaal klinkt verre van crap. Doe er je voordeel mee.
Update 5 mei: Skurken mailde me vanochtend of ik de link naar zijn MP3’s AUB wilde weghalen. Bij deze. Koop de plaat van Sk/um. Hij is mooi.


week 17

zondag 27 april

The Art of Falling Apart - )toon)4 (deel 2)

Eind jaren zeventig kwam het publiek regelmatig in opstand bij een optreden van Suicide. De vooruitstrevende geluiden die het duo Alan Vega (vocalen) en Martin Rev (synthesizers) voortbrachten tijdens een beruchte avond in Brussel was voor een van de bezoekers zelfs reden een mes naar het duo te gooien. Hij miste zijn doel en dus waren we gisteren in de gelegenheid Suicide mee te maken tijdens )toon)4. Deze keer brak er geen oproer uit, terwijl daar alle reden toe was.

Ik vraag me af wat erger was: het feit dat Vega en Rev er een puinhoop van maakten of dat minstens een derde van de zaal daar geen aanstoot aan nam en zelfs behoorlijk enthousiast reageerde. Ik had van tevoren niet verwacht dat Suicide nog iets zou gaan toevoegen aan de twee klassieke rockalbums die ze in respectievelijk 1977 en 1980 uitbrachten. Ze waren pioniers in het toepassen van synthesizers in rock en staan te boek als het eerste synthi-duo. Je komt hun nummers regelmatig tegen op platen en setlists van niet de minste bands in de wereld. Zelfs Bruce Spingsteen was een fan. Ik kan me voorstellen dat je niet meer uit de schaduw kunt stappen van je eigen legende, maar wat de Amerikanen gisteren presteerden was verbijsterend benedenmaats. Uit niets bleek dat ze ook maar een klein beetje probeerden hun status waar te maken. Suicide gooide een reputatie te grabbel.

Twee mannetjes strompelden het podium op. Geen idee of hun schokkerige motoriek de oorzaak was van ouderdom of een geval van excessief drugsgebruik. Familieman Vega zal zich wel hebben ingehouden, want vrouw en kind hielden hem vanuit de coulissen goed in de gaten. Over Rev heb ik zo mijn twijfels. Twee nummers lang had hij moeite zijn jasje uit te trekken. Het kledingstuk hing aan zijn arm en maakte het bespelen van de toetsen heel erg lastig. Eenmaal verlost van de stoffen last werd zijn spel echter niet bepaald beter. Zou hij verblind zijn door de belachelijke zonnebril op zijn neus en daardoor het toetsenbord niet meer kunnen zien? Hij keek nauwelijks naar het instrument en stond voornamelijk de zaal in te staren, kronkelend als een aan constipatie lijdende popster. De ene na de andere grimas gleed over zijn perkamenten kop. Onderwijl ramde hij willekeurig met de vuisten op en over zijn instrument. Het viel me nog mee dat hij zijn ellebogen niet in de strijd gooide. Martin Rev bofte maar dat bijna alle muziek uit een doosje kwam, al had hij zelfs moeite daarvan de aan- en uitknop te vinden. Een doodsaaie drumloop en een flauwe sequencerloop, daar moesten we het mee doen. Elk nummer weer.

Alle hoop was nu gericht op Alan Vega. Zou hij ons gaan verblijden met wijze teksten en onvergetelijke oneliners? The shit is going down, was ongeveer het enige dat me bijbleef, voornamelijk omdat het een rake omschrijving was van de trieste vertoning. Uit zijn junkiegeprevel was verder weinig zinvols op te maken. Als een dementerende Mao-versie van Ozzy Osbourne wankelde het relikwie uit de punktijd over het podium. Soms stak hij een vuist in de lucht en als hij het spoor even totaal bijster was, gaf hij de microfoon aan de voorste rijen. Het geschreeuw van de fans klonk meer bevlogen dan wat het duo liet horen. Suicide toonde geen milliseconde inspiratie. De karakterzelfmoord werd definitief gepleegd tijdens de enige hit van avond. Een van de tracks van het debuutalbum kreeg een wanstaltige karaokebewerking. Het kon Vega en Rev blijkbaar niet schelen dat ze hun eigen repertoire aan het verkrachten waren. Het was het enige nummer waarin Martin Rev daadwerkelijk zijn synthesizer bespeelde. Hij bewees zijn geestelijke afwezigheid door de eenvoudigste akkoorden danig uit maat te rammen.

De gemakzucht waarmee Suicide gisteren in het Patronaat hun gage incasseerden was stuitend, een belediging voor de aanwezigen en het festival onwaardig. Waarom sprong niemand het podium op om de twee bejaarde wanpresteerders de kleedkamer in te meppen? Is de plek van Suicide in de popgeschiedenis dan zo heilig of werd een groot deel van het publiek op het verkeerde been gezet door artistiek bedoeld Amerikaans haantjesgedrag. Als nuchtere Hollander ben je misschien geneigd op te kijken tegen de zelfverzekerdheid die Amerikanen over het algemeen uitstralen, maar het was toch echt stront dat Suicide in onze oren duwde. Van een Nederlandse band zou het nooit gepikt worden. Waarom wordt het dan wel van een Amerikaanse band geaccepteerd? Zelf was ik ook te laf om tot actie over te gaan. Het enige dat ik kon doen was mijn maatjes achterin de zaal opzoeken voor een collectieve lachstuip die duurde tot aan de hoek van mijn straat, terug in de hoofdstad. Tot volgende maand bij DAF in de Melkweg! riepen ze voordat hun auto wegreed. DAF. Ik kan niet wachten.

See the sound, hear the image

Laat ik niet vergeten het voorprogramma van Suicide te vermelden. Pan Sonic uit Finland was beter te doorstaan dan de keer dat ze me in Paradiso de zaal uitjoegen als voorprogramma van Swans. Toen kropen uit hun machines slechts ultralage en ultrahoge tonen en praktiseerde het duo een extreme vorm van sonische oorlogsvoering. Niet te harden. Gisteren in het Patronaat ging het er subtieler aan toe. De meer dan synthetische drumpatronen en schril sissende noise vertoonden ditmaal diversiteit. Zo erg zelfs dat de set overkwam als een nogal willekeurige verzameling halve ideeën. De muzikanten wisselden van stemming als een kameleon bij een toverbal. Alle geluiden werden verbeeld op het doek boven de Finnen. Zuivere sinustonen leverden strakke lijnen op, geraas vertoonde ongestructureerde, onrustige strepen. Muziek werd zichtbaar en daardoor beter te doorgronden.

Meer over )toon)4 vind je bij Kindamuzik.net


zaterdag 26 april

The dicemen - )toon)4 (deel 1)

Tussen station Haarlem Spaarnwoude en de Lichtfabriek was het leeg. Slechts tweemaal scheurde een auto voorbij. Verder bevond zich niemand op straat. Een rat dook weg in het vuil onder het raam van een van de vele bedrijfspanden. De lucht zat dicht met water, maar het regende nog niet. Aan het eind van het onverlichte pad dat naar het kunstenaarscomplex leidde zag ik twee schimmen voor me uit lopen. Aangekomen bij de ingang van de grote hal was het opeens druk. Een rij schuifelde langzaam naar binnen. Waar was iedereen plotseling vandaag gekomen?

Het interieur van de Lichtfabriek werd voor tweederde gebruikt. Een slimme zet. Vorig jaar stonden de acts ver weg op een veel te groot podium in een leeg ogende zaal. Nu stonden ze vlakbij en op ooghoogte opgesteld. De meeste stoelen waren bezet. De rest van het publiek stond daarachter, wachtend op de eerste act. Met een klein clubje gingen we eerst nog even een luchtje scheppen en in de omliggende gebouwen kijken wat voor kunstzinnigs daar te beleven was. De vloer van de Nieuwe Vide lag bezaaid met oude platenspelers. De kleppen stonden omhoog waardoor ze leken op een veld grafzerken. Alle luidsprekers stonden voluit open. We werden omringd door een kakofonie aan geluiden, muziek, gekras en gekraak. Achterin hing een koptelefoon aan een tros ballonnen die tegen het plafond kleefden. Terwijl een van de ons luisterde naar de onbestemde geluiden die uit een eenzame pick-up kwamen, tikten de overige twee een losse, hartvormige rode ballon heen en weer. Het kunstwerk werd even een speeltuin.

In de Lichtfabriek kondigde Peter Bruyn, organisator van )toon)4, de eerste act aan. Twee varkens uit Manchester sprongen gedurende een dik half uur achter een tafeltje. Ze playbackten softe popklassiekers afgewisseld met Motörhead en Eye Of The Tiger. Als het dikste varken niet aan het luchtboksen was, speelde hij solo's op een kleurige opblaasgitaar. Tijdens een onbeholpen spagaat kon je zijn kruis horen kraken. Au. Het andere varken scratchte cd's en vervormde de input aan geluiden via een laptop. Hij klokte gulzig een bierflesje leeg en lag dientengevolge iets later een nummer lang knock-out op de grond terwijl zijn varkensmaatje ongestoord verder sprong en kreten slaakte in de microfoon. Popmuziek ging bij V/Vm door de gehaktmolen. Meestal bleef het herkenbaar en werd het op flauwe wijze omhoog gepitcht zodat vertrouwde popsterren opeens klonken alsof ze zojuist helium hadden geïnhaleerd. Een enkel moment werd pop dusdanig verpulverd dat niet meer overbleef dan overstuurd digitaal geschreeuw. V/Vm gaf de oude fabriekshal het geluid terug dat het al sinds jaren was kwijtgeraakt. Echt grappig waren de varkens overigens geen moment.

De vier mannen uit Brooklyn van Black Dice pakten het een stuk serieuzer aan. Ritmisch tikkend op de effectendoosjes voor hen op tafeltjes, stuurden twee muzikanten feedback en overstemde bijgeluiden in de juiste banen. Het was niet duidelijk wat de bron van de tonen was. Ze leken rechtstreeks uit de effectapparatuur te komen. De beweeglijke, organische geluiden klonken alsof machines ongewild tot leven kwamen en tegensputterend adem haalden. Veel mensen in het publiek gingen voor de stoelen en vlak voor het podium staan in de nabijheid van grommende speakers. We voelden de basdrum die zorgde voor de hartslag. De drummer bracht de losse klanken bij elkaar. Links zat een gitarist wiens snaartrillingen ook door apparaten werden heen gehaald alvorens ze onze oren bereikten. De twee knoppendraaiers vulden de melodieloze drones aan met langgerekte, tekstloze stemgeluiden. Ondanks het machinale karakter van de grotendeels geïmproviseerde set, hield Black Dice het geluid warm zodat je jezelf er gewillig door kon laten opzuigen.

Omdat Bola helaas op het laatste moment moest afzeggen, verlieten we na Black Dice de fabriek en vonden we tastend in het duister het stadscentrum van Haarlem terug.


vrijdag 25 april

Domo Darko

Eerder deze week had ik het al over Donnie Darko en het liedje Mad World in de versie van Gary Jules. Vandaag vond ik dit mooie nummer in een even schattig als onbegrijpelijk Japans animatiefilmpje.
(via: loglynx)

Hi (0:23 uur)

Afgelopen avond werd ik high van een film. Kort na de openingsscène zag ik kleuren die er niet waren. Ze kringelden onrustig in elkaar over. Ik meende stemmen in mijn hoofd te horen. Die openingsscène kwam totaal uit het niets en zette de toon voor de rest van de film. Wow, wilde ik heel hard roepen en misschien heb ik het ook geroepen. Ik weet niet. Ik voel me na de beeldeninjectie anders dan gewoonlijk. Punch-Drunk Love. Een nieuw meesterstuk van Paul T. Anderson. Na die eerste beelden was alles mogelijk. Er hing onheil in de lucht. Ik moet anderhalf uur lang ongelooflijk dom gegrijnsd hebben en dat terwijl de wereld in Punch-Drunk Love akelig leeg en dreigend is. Wooncomplexen zijn doolhoven vol genummerde gangen en deuren waarboven het onverbiddelijke woordje EXIT hangt. Je wordt omringd door beveiligingscamera's. Elke stap die je zet wordt geregistreerd, dus ook elke misstap. Horendol wordt je ervan.

Ik ben net thuis en zo wakker dat ik vrees vannacht geen oog dicht te doen. Ogen op steeltjes, zo is de uitdrukking, als ik het wel heb. Schrik niet als zodadelijk de telefoon gaat en ik aan de lijn hang en stotterend zonder oponthoud verslag doe van het leven van Barry Egan, de ongelukkige man met zeven zussen wiens leven op het punt staat te veranderen. Als ik je bel is dat niet omdat er ernstige dingen zijn gebeurd. Ik ben gewoon high. High van een film.


dinsdag 22 april

Paasweekend (2) - zaterdag

's middags
Geen tranen verspillen. Ik heb ze later vandaag misschien nog nodig. Het is best vreemd als geneigd bent te snotteren bij een film waar rationeel gezien veel op aan te merken valt. Donnie Darko. Stop de DVD in de lader, ga hem analyseren en je zult merken dat er weinig van over blijft. Het debuut van Richard Kelly werkt het beste als je hem puur op je gevoel laat inwerken. Dan wordt het je vanzelf teveel als je moet aanzien hoe puber Donnie zich opoffert om de mensheid te redden van een foutje in God's universum. Het gegeven is te belachelijk is voor woorden, maar houd het maar eens droog aan het slot wanneer Mad World wordt ingezet in de versie van Gary Jules en Michael Andrews en de overlevenden wakker worden uit een droom die ze snel zullen gaan vergeten.

In a way we don't remember
What we're crying for

's avonds
Ik wist me godzijdank in te houden, al maakte Solbakken me het wel moeilijk. Voordat ik links afsloeg naar de OCCII stapte ik aan het einde van de middag af bij Paradiso voor een tussenstop. London Calling begon zo vroeg dat ik zeven acts kon meemaken. Vast niet de hoogtepunten van het festival. Het viel niet mee dat heen en weer banjeren tussen grote en kleine zaal. Voor de Britse bands die ik zag is pop slechts een pose en muziek een laadbak voor surrogaatemoties. De enige band die oprechte lol uitstraalde heette The Rocks. Helaas vielen hun liedjes vanaf de eerste maten uit elkaar. Net als mijn fiets rammelde de band net zolang tot het repertoire dwars door de verslapte spaken zakte. Gebrek aan talent werd gemaskeerd met veel geschreeuw, gehos en gespring. Hun act bleek leuker te zijn dan de stompzinnige rock (The Shanks), de opgezwollen folkliedjes (Damien Rice), het veel te verlegen gemurmel door boys next door (The Buffseeds) en de leren jackjes (Hoggboy) waar ik de uren daarna mee werd verveeld. Weg hier. Mijn oude fiets maakte zoveel lawaai dat hij licht gaf in het donkere Vondelpark.

We moesten even door een pretentieuze set met veel te lange nummers van een tamelijk pretentieuze Franse band heen bijten voordat de drie van Solbakken de dag redden. Empee vroeg of we naar voren wilden komen. Gewillig deden we collectief enkele stappen naderbij. Bijgestaan door Peter Sijbenga, de Friese keizer van de Korg MS20, speelde de band een smetteloze set die louter bestond uit hoogtepunten van met name hun meest verse vierde album Klonapet. De cynische blik op leven en liefde werd poëtisch verwoord en ondersteund met open arrangementen in vaak kwetsbare liedjes. De ene emotionele climax volgde de ander op. Hier was geen plaats voor poses. Empee had niet eens de moeite genomen zich te scheren. Hij was gewoon zichzelf (voorzover je jezelf kunt blijven in de spotlichten) en hield de teksten dicht bij huis.

It feels wrong that we don't remember/So we cry some more

Ik liet me niet kennen en beet op mijn tong. Toen dat niet hielp nam ik een paar flinke teugen uit het flesje Pilsener. Dat hield me staande. Tevreden klopten we elkaar na afloop op de schouders. Het was heel sneu dat na Solbakken nog iemand van Paloma in zijn eentje ging spelen. Het merendeel van de aanwezigen stond bij de bar meer dan tevreden en luidruchtig het sublieme Solbakken te omhelzen. De treurige liedjes van de Fransman waren best mooi, maar ik hoefde niet meer. De avond was af.


maandag 21 april

Paasdans

Dervish Flowers, een interactieve videoclip (tip: laat de danseressen je scherm uit dansen)
(via: braquage)

Paasweekend (1) - vrijdag

Het was niet zoals ik verwachtte een Amerikaanse band die voor het hoogtepunt van de avond zorgde, maar een paar jongens uit Kroatië, doodmoe van hun duizenden kilometers lange autoreis, intensief musicerend op een boot aan een koude, winderige kade aan het IJ.

Laat ik bij het begin beginnen.

Het duurde lang voordat Jackie-O Motherfucker al improviserend een magisch moment bereikte. Veel toeschouwers waren toen al gevlucht. Wat overbleef in de kleine zaal van Paradiso keuvelde gezellig verder, zich niets aantrekkend van de drie mannen en drie vrouwen uit Amerika. Het hoofdgerecht van de avond lag de meeste bezoekers zwaar op de maag. Als extra handicap werd de zware hap voorafgegaan door het toetje: de cd-presentatie van Seesaw. De zaal was voor aanvang van de optredens afgeladen met familie, vrienden, bekenden en opvallend veel muzikanten. Dat kwam goed uit toen de snaar van Jason's gitaar vervangen moest worden. De voorste rij wist er wel raad mee. Seesaw is live afhankelijk van een goede geluidsafstelling. De nummers zitten zo vol details en de zanglijnen van Asta zijn zo subtiel dat je ze goed moet kunnen horen wil je de geheimen van de band ontwaren. We hadden niets te klagen. Het geluid in Paradiso was uitstekend. De zang wist zich helder hoorbaar een weg te banen door de rijk gekleurde gitaarlagen van Jason en Corno. Een paar keer leek het repertoire op te veren door een vrolijk compact liedje. De overige nummers riepen een beklemmende sfeer op. Seesaw vermeed de voor de hand liggende paden. Luisteren werd een uitdaging.

Na het feestje van Seesaw kwam Jackie-O op en verlieten steeds meer mensen de zaal. De ruimte die zo ontstond maakte het eenvoudig stap voor stap dichterbij het podium te komen. Hoe meer je de muzikanten daar bezig zag hoe meer de muziek ging leven. De zes Amerikanen leken zich niet bewust van het publiek. Gespeeld verdwaasd liep de bebrilde vocalist (de man met de pet op zijn krullen) over het podium. Uit zijn gemurmel kon ik opmaken dat hij reageerde op wat hij hoorde en zag. Inspiratie haalde hij uit de geluiden die zijn bandleden voortbrachten, de kleurrijke videocollages op het grote doek achter de band en de straattaferelen op de Weteringsschans, te zien vanuit het grote raam naast het podium. De drumster keek strak voor zich uit alsof ze in trance was en drumde losse vierkwartsmaten ter begeleiding van de toetsenist, violiste, gitariste/melodicabespeelster en de DJ/gitarist. Om beurten hingen ze voorover richting vrije microfoon voor extra vocale bijdragen (losse kreten, langgerekte noten). De improrock weigerde pertinent af te wijken van de grondtoon wat over het algemeen leidde tot spanningsloze eentonigheid. Mensen lachten, schudden hun hoofd en verdwenen. Het loonde echter langer te blijven staan al was het maar voor het verstilde middengedeelte van set waarin echo's van voorafgaande noten zorgden voor een spookachtige cadans. Het leek alsof de muzikanten even stil hielden en hun instrumenten lieten bespelen door geesten. Je ziet het, de muziek bood genoeg ruimte voor het op hol laten slaan van mijn fantasie.

Misschien was Jackie-O Motherfucker beter tot hun recht gekomen op de kunstenaarsboot van Azart. Daar speelde op dezelfde avond de Kroatische groep Peach Pit. Ondanks de tegenwind en de vele kilometers tussen Paradiso en de noordelijke kade van het KNSM-eiland arriveerde ik precies op tijd. In de lage kajuit was voorprogramma Gone Bald net klaar en bouwden de jongens van Peach Pit hun twee drumstellen op. Een podium kun je het nauwelijks noemen. De gitaristen stonden voornamelijk tussen het publiek te spelen, meestal met de rug naar ons toegekeerd zodat ze me niet zagen en een paar keer per ongeluk tegen me opbotsten. De muzikanten gingen volledig op in hun composities. Drie gitaristen en een bassist stond in een vierkant opgesteld. Zo konden ze elkaar het makkelijkst aanwijzigen geven, gebruik makend van subtiele lichaamstaal die voor het publiek grotendeels een geheim bleef. Soms leunde de bassist tegen een steunbalk en bewogen alleen zijn vingers terwijl de rest van zijn lichaam leek te gaan slapen. Naast hem gooide een oudere dame stukken hout in het vuur van de kachel. Ze bescheen haar pad dankzij een lamp op haar hoofd.

Het was verbijsterend knap hoe vloeiend de complex geconstrueerde instrumentale stukken in elkaar overgingen en elkaar afwisselenden. De band had geen PA nodig om het melodieuze lawaai perfect te laten klinken. Uit de snelle notenbrij weefden de muzikanten met gemak de mooiste patronen denkbaar. Hun perfectionisme was bijna eng. Ze overtroffen welhaast de technische vaardigheid en nonchalance die Don Caballero een paar jaar geleden in de Kalenderpanden tentoonspreidde tijdens een optreden dat maar niet leek te willen stoppen. Peach Pit hield de set echter kort. Slechts vier nummers waren thuis in Zagreb tot in de kleinste details voorbereid. Het was veel te snel voorbij. Tot groot verdriet van het publiek dat te laat Paradiso had verlaten en pas binnen kwam tijdens de laatste noten van de enige toegift. De drummer van Gone Bald ging met de pet langs de bezoekers voor een kleine bijdrage voor de hardwerkende Kroaten. Hun Europese tour bestond uit slechts 2 (!) optredens. De volgende dag België en daarna weer de lange reis naar huis.

De Chileense DJ zette een plaat op en mixte dancebeats met de sonore stem van volksschrijver Gerard Reve. De nacht was werkelijk begonnen. Buiten raakte een immense maan de daken van het Java-eiland.


week 16

vrijdag 18 april

Zoek de verschillen


Een van deze twee bassisten speelt in Porcupine Tree. De andere maakt deel uit van Moonlake. Wie is wie?

Het antwoord vind je in de impressie van hun concerten gisteren in de Oude Zaal van de Melkweg.


dinsdag 15 april

Friday on my mind

Zo gebeurt er dagenlang niets in Amsterdam en zo zit je met drie interessante concerten op een en dezelfde avond. Aanstaande vrijdag stond in mijn agenda al volgepropt met Jackie-O Motherfucker en de cd-presentatie van Seesaw in Paradiso en een avondje postrock in de OCCII met Tom Sweetlove uit Luik, We Vs. Death uit Utrecht en Hangedup uit Canada. Onverwachts komt daar nu ook het ingelaste optreden bij van Peach Pit. Deze sfeervolle, Kroatische noiseformatie is momenteel bezig met een Europese tournee en vond nog een gaatje voor een eenmalig Nederlands optreden op de boot van Azart (aangemeerd naast het AMP op het KNSM-eiland). Een bijzondere band op een bijzondere locatie. Gone Bald staat in het voorprogramma. Als je zaaggeluiden hoort dan klopt dat, want ik ben mezelf alvast in drieën aan het splitsen.

Je kunt hier van Peach Pit de broeierige track An Open House Where Horror Is Your Host downloaden.


maandag 14 april

Home is where the art is

Eerst wilde ik de hond de schuld geven, maar het was toch echt mijn eigen schuld. Ik was nauwelijks binnen toen er al koffie over de vloer vloeide. Het was onverstandig geweest het volle kopje op de klapstoel te laten rusten waar ik zojuist van was opgestaan. Binnen een paar seconden veranderde het zitgedeelte in een schietstoel en schoot de koffie een paar centimeter de lucht in met alle gevolgen van dien. De hond was van Jan-Paul van der Meij, een van de drie muzikanten op de achtste editie van Live In The Livingroom. Het goeiige zwarte beest kwispelde gemoedelijk langs onze benen en vond een gerieflijk plekje op de bank. Het dier blafte geen moment, zelfs niet als een snaar niet helemaal gestemd was of als noten hard en hoog door de kamer galmden.

Concerten in huiselijke kring lijken een rage te worden. Eerst was het Pfaff en zijn huiskamertournee, daarna volgden het tuinfestival in Wellerlooi en het huiskamerfestival Wijsjes Uit Het Oosten rondom het Oosterpark en sinds oktober vorig jaar reist Live In The Livingroom door Amsterdam en omstreken. Hoe kleiner de ruimte, hoe intenser de muziek. Het publiek zat de muzikanten op de lippen. Ongeveer vijfentwintig mensen vormden een mooi aantal voor de grote huiskamer achter de voormalige kazerne aan de opgebroken Sarphatistraat. De houten vloer zorgde voor een lage resonantie en tijdens heftige momenten kon de muzikant lekker meestampen in het ritme van het liedje. De benedenburen waren van tevoren gewaarschuwd. Tenminste, dat mag ik hopen.

De drie sterren van de avond speelden elk twee keer een set van vijftien minuten. Jaap Boots opende. Begeleid door de solo's en harmoniumpartijen van zijn muzikale maatje Peter zong hij zijn Nederlandstalige liedjes over drank, vrouwen en verloren vrienden. Hij citeerde Peter Koelewijn en vroeg of we wilden meeneuriën. Maartje Teussink, de rijzende ster van de Kleinkunst Academie, mengde Engelstalig met Nederlandstalig en Oudnederlands. Ze keek ons de ene keer aan met vlammende ogen en hing op een ander moment gespeeld lui achterover, leunend tegen de gele muur. Ze keek nauwelijks naar haar virtuoos over de snaren dansende vingers. De deur naar het balkon stond open en even dacht ik dat de buiten op het plein spelende kinderen Maartje's hoge uithalen aan het nabootsen waren. Oudgediende Jan-Paul van der Meij zong eenvoudige, lichtvoetige meezingers over zijn eerste hond, een verbouwing die een relatie op het spel zette, ronde vrouwen en succesvolle jongens die Marreco heten.

Tussen de nummers babbelend maakten ze ons alledrie aan het lachen. Tijdens de enkele ontroerende momenten was het extra stil. Zo stil als het nooit zou zij geweest wanneer we in een popzaal hadden gezeten en rinkelend kleingeld achter de bar ons uit de concentratie had gehaald. In de huiskamer werd collectief echt geluisterd en meegeleefd met de muzikale verhalen die werden verteld. Na afloop vierden we de kracht van de kleinschaligheid met nog een laatste drankje. De muzikanten bleven in ons midden. Er was geen podium en dus ook niet schijn van hiërarchie.


week 15

donderdag 10 april

Spijkers

Het Italiaanse Nail Records biedt in hun serie minialbums onderdak aan ondergrondse grootheden. De vinylplaten verschijnen onder de titel Domestic Landscapes en deel drie is onlangs in de winkels gesignaleerd. Daarop staat filmische muziek van Baby Zizanie, een samenwerking tussen Foetus en JF Coleman. Foetus staat aanstaande zondag met orkest in 013 en Coleman ken je misschien als de man achter de sampler bij de New Yorkse herrieschoppers Cop Shoot Cop. Hij maakte na het uiteenvallen van die groep soloplaten (o.a. als Phylr) vol sfeervolle soundtracks waarin duistere beats en minstens zo donkere geluiden knokken om een plekje in het geluidsspectrum. Coleman zorgde in zijn eentje voor de muziek op deel 1 van Domestic Landscapes. Op deel twee verzorgt zangeres Bliss Blood van Pain Teens gastvocalen bij de mij verder onbekende Teho en Martina Bertoni. Eveneens op Nail Records brengt Bliss Blood binnenkort een plaat uit samen met Henry Bogdan, de voormalige bassist van Helmet. Het label is ook een verzamelbak voor obscure Italiaanse groepen. Er zijn enkele MP3's beschikbaar om je een idee te geven hoe ze klinken. Check Rain Ink van Znorty (speelse postrock) en Come van de groep Crune (lekker scherpe noiserock).

*

Sky's the limit

Nummers van The Seeds, de legendarische West Coast garagepunkgroep uit de jaren zestig, zijn ooit gecoverd door acts als Cabaret Voltaire, Captain Sensible, Alex Chilton, Pere Ubu, Ramones, Residents en Yo La Tengo. Pushin' Too Hard was hun grootste Amerikaanse hit en het album A Web Of Sound (1966) is een hoogtepunt in hun carrière (het nummer Mr. Farmer is onder meer te horen in de soundtrack van Almost Famous). In 1989 is de originele bezetting al eens bij elkaar gekomen en vorig jaar heeft voorman Sky Saxon enkele muzikanten om zich heen verzameld om opnieuw te toeren. Vanaf mei reizen The Seeds door Europa. De groep doet twee optredens in Nederland, zowel tijdens Music In My Head (14 juni in Den Haag) als in de Melkweg (15 juni). The Seeds hebben indertijd ook aan flower power gedaan, dus schrik niet als ze March Of The Flower Children gaan spelen.


maandag 7 april

Door het oog van de lens

The kid
Bij binnenkomst was direct duidelijk dat ik Russian Ark wel kon vergeten. De dame achter de kassa van het Filmmuseum streepte een voor een namen van de wachtlijst af en daar stond ik zeker niet op. Ik had geen zin van onverrichter zaken terug te keren en beloonde mijn lange fietstocht naar het Vondelpark met een kaartje voor The Kid Stays In The Picture. Een verdieping hoger zag ik een medewerkster extra stoelen een zaal in slepen. Die hadden we in ons zaaltje niet nodig. Samen met een man/vrouw of tien zag ik een erg sterke documentaire over Hollywoodproducer Robert Evans. Hij begon zijn filmcarrière als kindster en werd door een toevallige samenloop van omstandigheden een van de grootste Amerikaanse filmproducers. De lage, even zelfingenomen als zelfkritische stem van Evans vertelde over de opkomst en ondergang van zijn loopbaan vol groot geld, een chique huis en heel veel mooie vrouwen. In de dramatische climax ging zijn meeslepende verhaal vergezeld van toepasselijke en vernuftig gemonteerde beelden uit successen als Chinatown en Marathon Man. Ik vraag me af of Russian Ark me zo had kunnen boeien.

*

The Shark Skin Man
Niet alle DVD-recensies in Skrien zijn te vertrouwen. In het maartnummer werd hoog opgegeven over Shark Skin Man & Peach Hip Girl. Uitstekend entertainment, noemde de recensent de hip bedoelde film van Katsuhito Ishii. Een coole gangster (Tadanobu Asano) gaat er samen met een onderweg opgepikt meisje vandoor na miljoenen van zijn boevenmaatjes te hebben ontvreemd. Die zijn daar niet blij mee en gaan in de achtervolging. Tot zover het plot, of wat daar ooit van op papier heeft gestaan. De zeer vele personages zijn allemaal gebaseerd op een anime en daar lijdt de film duidelijk onder. De meeste yakuza bewegen overdreven onnatuurlijk en de ene acteur schmiert nog heftiger dan de andere. De poging tot humor is ontzettend vermoeiend omdat halve grappen minuten lang worden uitgerekt. De regisseur heeft veel naar Tarantino gekeken en gedacht dat vorm best wel zonder inhoud kan. Een dag later probeer ik me tevergeefs een memorabele scène te herinneren. Even opzoeken hoe de recensent van Skrien heet, want deze verspilling van waardevolle tweeëneenhalf uur filmtijd mag me niet nog een keer overkomen.

*

The dragon
Het is best leuk om naast verantwoorde cinema pulp en edelpulp te huren bij de favoriete Amsterdamse verhuurketen, maar het wordt minder wanneer je avond ermee wordt verkloot. Naast juweeltjes als Ali Zaoua (een prachtig gefotografeerde Marokkaanse film over zwerfkinderen die tot mijn grote verbazing nooit in Nederland is uitgebracht), klassiekers als An Actor's Revenge en Grand Illusion en een redelijk geslaagde film als The Eye (effectieve horror van de Pang Brothers) mag ik graag massavoer uit Hollywood in huis halen. Als de kwaliteit te wensen overlaat kun je het niveau opbeuren door te fantaseren dat de film een link heeft met de actualiteit. Reign Of Fire zou over de Golfoorlog kunnen gaan. Amerika (Matthew McConaughey) en Engeland (Christian Bale) trekken ten strijde tegen de as van het kwaad, in dit geval een horde, zich met as voedende, allesvernietigende draken. Hun eieren worden bevrucht door een reusachtige mannetjesdraak. Als die wordt uitgeschakeld kan de wereld in rust verder leven. Na kort kibbelen maakt de coalitie zich op voor de strijd. I lead. You follow, zegt de Amerikaan tegen de Brit en gezamenlijk reizen ze af naar het paleis van de draken, middenin het futuristische en geruïneerde Londen. De digitale effecten zijn reuze knap en daar huur je zo'n film dan ook voor. Het wil alleen nooit spannend worden. Voor spanning heb je meer nodig dan CGI. Als ik klaar ben met kijken, val ik middenin werkelijke oorlogsbeelden. Het is de druppel bloed op de lens van John Simpson's cameraman die zorgt voor een schok in de huiskamer. De camera scheert laag over de grond, terwijl op de achtergrond jeeps branden en lijken verspreid over een kruispunt bloeden. Hollywood heeft het nakijken.


week 14

zaterdag 5 april

Zen and the Art of Motorik Maintenance

Vijf betalende bezoekers. Veel meer kunnen het er niet geweest zijn. Ik heb nog nooit een Amerikaanse drummer zo sip voor zich uit zien staren. Hij wachtte tevergeefs op meer publiek, zittend aan het tafeltje tegen de rechtermuur van de Winston. Naast hem zat een kleine, oude Oosterse man in wie wij de zanger herkenden van de legendarische Duitse groep Can. Damo Suzuki voelde zich niet op zijn gemak in de nabijheid van het Red Light District. Hij was met name bezorgd over de samenklonterende junks die de Warmoesstraat tot de rouwrand van de roze buurt maakten. Van opzij gezien leek Suzuki op Maharishi Mahesh Yogi, zijn gesloten ogen verborgen onder lange haren, mediterend terwijl zijn begeleiders voor een kort voorprogramma zorgden. Ons groepje van drie deed enkele passen naar voren richting podium. Vanuit de ooghoek zagen we een fan ritmisch bewegen op een kruk en achter ons stonden nog twee bezoekers waarvan we zeker wisten dat ze voor de band gekomen waren. De rest van de aanwezigen bestond uit een handjevol aanhang van de band en medewerkers van de Winston. Meer zat er niet in voor het eerste en enige Nederlandse optreden van Cul de Sac uit Cambridge, MA. Fijn dat jullie gekomen zijn, verwelkomde de gitarist ons. Neem volgende keer jullie vrienden mee, vervolgde hij, en als je tot aan het einde blijft mag je ons meehelpen met het opruimen van de instrumenten.

Je kon aan de openingsakkoorden van gitarist Glenn Jones horen dat hij in de leer is geweest bij John Fahey. Hij voerde zijn vaardige fingerpicking moeiteloos vlot uit. De liggende noten uit een zelfgemaakte viool volgden hem. Robin Amos, wiens handelingen merendeels verborgen bleven achter een houten constructie, haalde snerpende geluiden uit zijn kraakdoos. Pas toen violist Jonathan LaMaster zijn basgitaar oppakte stapte drummer Jon Proudman het podium op. Zijn losse, motorische partijen waren niet bepaald technische hoogstandjes. Naarmate het optreden vorderde leek hij meer in het spel te komen en sloten zijn slagen meer en meer aan bij de mengeling van Krautrock, Amerikaanse roots en exotische noise. Jones pakte een nieuw snaarinstrument uit zijn rekje. Hij vervormde het geluid van de zo te zien zelfgemaakte bouzouki en benaderde op die manier het bezwerende gitaarwerk van cultformatie Savage Republic. De trilling van zijn snaren maakte een tocht door de vele effectpedalen die de gitarist voor zich op een grote, zwart-wit beschilderde kast had liggen. Met een pureestamper bewerkte hij een uit elkaar vallende pedalsteel die bovenop de kast rustte.

Na een pauze van een paar seconden was het de beurt aan Damo Suzuki. De Japanner hield de ogen dicht en over een doorstomende, grommende begeleiding declameerde en zong hij onverstaanbare, Engels klinkende en zich steeds herhalende korte zinnen. Je kon in zijn teksten horen wat je wilde, minstens een half uur lang. De muzikanten van Cul de Sac leken niet van plan op te houden. Na het lange openingsnummer zong Suzuki, voorzover we het konden onderscheiden, ongeveer precies dezelfde teksten, maar nu met iets gewijzigde muzikale ondergrond. Maatje J. riep een suggestie voor een titel in mijn oren: Zen and the Art of Motorcycle Maintenance, zet dat maar boven je stukje. Daar kan ik wel wat mee, schreeuwde ik terug. Als je geen zin had je door de muziek te laten hypnotiseren, viel er niet zo veel te beleven. Het langzaam binnendruppelende discopubliek wachtte achterin ongeduldig af tot het merendeels geïmproviseerde lawaai voorbij was. De band maakte tot slot een halve buiging en dat was het. Gedeeltelijk uit medelijden met de teleurgestelde muzikanten kocht ik op aanraden van de enige aanwezige Hollandse Cul de Sac-fan de cd Crashes To Light, Minutes To Its Fall (Thirsty Ear Recordings, 1999). Toetsenist Robin Amos schudde ons dankbaar de hand en wij wensten hem meer geluk bij de komende optredens in Scandinavië.

J. en ik sloten de nacht af in Kriterion. Een afgeragde kopie van het fabuleuze Fargo draaide voor vijf betalende bezoekers. Het kunnen er ook zes geweest zijn.


donderdag 3 april

Entertain The Eldery (zomaar een woensdagavond)

Vlak voordat de avond echt is begonnen probeer ik nog maar eens Bright Yellow Bright Orange van The Go-Betweens. Weer lukt het me niet geraakt te worden door de nieuwe liedjes van oudgedienden Robert Forster en Grant McLennan. De plaat straalt berusting uit terwijl ik de bevlogenheid van hun oude werk zoek. De track Mrs. Morgan is voorlopig het enige hoogtepunt dankzij eenvoudige strofen en de innemende melodielijn in het refrein. Ik herken mezelf in de tekst van Too Much Of One Thing.

When I rise in the morning/It's as if I've walked a hundred miles

Als de naald zich automatisch verwijdert van het vinyl en de pick-uparm naar zijn rustplaats zweeft, begint exact op hetzelfde moment de documentaire over Syd Barrett bij Het Uur Van De Wolf. LSD maakt meer kapot dan je lief is. Ik heb moeite met door drugs geflipte popliedjes. De makers van de documentaire kunnen me niet overtuigen van de genialiteit van de voormalige Pink Floyd-voorman. De tragiek wordt het best omschreven door een kunstenaarvriend met wie Barrett een tijdje een huis heeft gedeeld. Barrett zat de hele dag stil in zijn kamer, zijn brein vol ideeën maar niet in staat er eentje uit te kiezen en uit te werken, bang dat het maken van een keuze de andere mogelijkheden teniet zou doen. Daar kun je zo gefrustreerd van raken dat apathie je deel wordt. Barrett sloot alle creativiteit op in zijn hoofd en misschien was hij daarmee wel het gelukkigst ook al ging zijn artistieke visie (of wat daarvan over was) voor altijd verloren voor de buitenwereld. Laat ik niet vergeten zaterdag om 13.35 uur naar de herhaling op Nederland 3 te kijken zodat ik het citaat letterlijk kan noteren.

Tien uur. Ik doe de radio aan en hoor dat Solbakken al in het eerste uur van Club Lek zal spelen. Er is geen tijd te verliezen. Binnen vijf minuten spring ik bij Desmet van mijn fiets, lul ik me naar binnen en stap ik precies bij de start van het interview met de 'broertjes' Klaas en Empee de studio in. Drummer Jelle zit buiten beeld op de grond, geduldig wachtend in het duister achter zijn drumstel. Zijn subtiele spel knalt tijdens het optreden helder uit de speakers en hij is beter te horen dan tijdens het optreden vorige maand in Paradiso. Laat dat maar aan Studio Desmet over. Entertain The Eldery heet de openingstrack van het vierde, zeer geslaagde album Klonapet. Het nummer gaat eigenlijk over bejaarden die in een tehuis zijn overgeleverd aan de stuitende schnabbelaars die het ouderencircuit platspelen en om de zoveel tijd onvermijdelijk voor een avondje vermaak komen zorgen. Het liedje had net zo goed kunnen gaan over gemiste kansen van dertigplussers.

You're buying time, know how to fill it

Het pedaal van de basdrum begeeft het in het slotnummer. Gewoon doorspelen, gebaart Empee. Het publiek heeft niets door. In het voorcafé klinken na afloop bekende gezichten de glazen. Solbakken is een van de vele tekenen dat het dit jaar heel goed gaat met de Nederlandse gitaarunderground. Daar mag op gedronken worden. The Sadies en Audiobullys proberen op een tv-scherm boven onze hoofden tevergeefs de aandacht af te leiden. Rond twee uur 's nachts worden we vriendelijk doch dringend verzocht het pand te verlaten. Maatje J. wil zijn ouderdom niet tarten en heeft de hele avond kraanwater gedronken. Hij heeft geen enkele moeite me de juiste richting aan te wijzen en is zo verantwoordelijk voor mijn spoedige en veilige thuiskomst.


Oudere weblogs zijn te vinden in het archief.
[home] - [live] - [platen] - [artikelen] - [film] - [vido?] - [archief] - [email]