home

live

platen

artikelen

film

vido?

archief

email

Vido's LogZine

ARCHIEF


8 december 2001

De achtste editie van het Amstel Festival : van parende paling tot ziedende noise

Duitsers zijn eigenlijk Amerikanen, bedenk ik me als ik Green Apple Sea hoor spelen. Zanger/gitarist Stefan zingt alsof hij de stand-in is van Bill Callahan van Smog. Heel in de verte klinkt in de liedjes Amerikaanse roots. Zeker als de gastgitarist (van Missouri uit Nürnberg) helemaal rechts van het podium een bottleneck over zijn snaren laat glijden en door het intrappen van een zwelpedaal een pedalsteel suggereert. De mannen komen toch echt gewoon uit Münster. De nummers steken te intelligent in elkaar om met Silver Jews vergeleken te worden. Daarvoor zijn ze teveel gearrangeerd en laat de groep niets aan het toeval over. Drummer Hendrik speelt geconcentreerd en houdt zich in. Hij slaat geen moment te hard en geeft zo zijn kornuiten alle mogelijkheid de dynamiek ten volste te benutten. Hij kan een glimlach niet onderdrukken als hij een tweede stem toevoegt. Gasttoetsenist Frank Mollena (als ik zijn naam tenminste goed heb verstaan) vult de gitaarpartijen aan met nauwelijks hoorbare pianolijntjes. In andere nummers speelt hij langgerekte akkoorden op een goedkoop jengelorgel. Een hele jonge knaap zit vooraan op het podium geduldig te wachten tot zijn moment gekomen is. Hij pakt een grote hoorn van de grond en blaast een extra stukje paradijs in de toch al hemelse klanken. Later doet hij hetzelfde met een trompet. Het is een mooi begin van de laatste editie van het Amstel Festival in een goed gevulde Amstel Studio aan het Rembrandtplein.

Lachen mag bij Minotaur Shock. David Edwards, een mollige Brit met baardje en bril, verontschuldigt zich menigmaal, bijvoorbeeld voor het feit dat hij steeds zijn rug naar ons moet toekeren als hij het volgende liedje opzoekt op de computer achter hem, of als zijn twee meehelpende muzikale maatjes weer eens als Jut en Jul staan te klieren achter een tafeltje vol kinderlijke instrumentjes. Ze zijn de enkele Nederlandse woordjes die ze vanmiddag ingestudeerd hebben al lang en breed vergeten. Na tweederde van de set schieten bij een van de hulpjes opeens de woordjes met slagroom te binnen. Hij lacht schaapachtig als Edwards hem verbaast aankijkt na deze niet ter zake doende mededeling. Het publiek ligt in een deuk. Bristol (city of triphop, roept Edwards trots) is de thuisbasis van de elektronische multi-instrumentalist. Hij vertelt dat het openingsnummer Moray Arrival handelt over parende paling. Vervolgens harkt hij, springend over het podium, onduidelijk op een akoestische gitaar, meespelend met de ingewikkelde digitale ritmes (typische IDM-foefjes) en melodieën uit de op een plastic stoel rustende machine. Jut speelt op een totaal uitgeleefde bas en Jul bewerkt geluiden met een kleine effectenbak. Moray Arrival is een speels ratjetoe van een hortende en stotende vierkwartsmaat, machinale steeldrums, een elektronische zoembas en samples van jazztrompetten. Het zit ergens tussen het vrijblijvend luchtige van ISAN en het ernstig naar schoonheid zoekende Boards of Canada. De muziek is complex en serieus (zoals te horen op het album Chiff-Chaffs & Willowbreakers op Melodic), de muzikanten blijven een stelletje lolbroeken. Humor is volgens mij het enige dat ze live toevoegen. Er staan al zoveel partijen op de harde schijf dat elk extra instrument bijna te veel is. Zeker als Edwards gaat drummen verdwijnt elke subtiel opgebouwde wending onder het kabaal van onrustig aangeslagen trommels. Minotaur Shock komt het best tot zijn recht als de voorman de basgitaar ter hand neemt en met Ted Nugent-poses een logge versie van Squarepusher ten beste geeft. Jut en Jul rusten even uit, gebroederlijk naast elkaar zittend, alle tijd om een sigaretje te rollen.

Drummer Kristian Goddard slaat zo hard op de snaredrum dat ik bijna overweeg alsnog watjes in mijn oren te stoppen. Zijn nietsontziende bewerking van de snaredrum is een aanslag op de trommelvliezen. Ik vind hem nogal overbodig als begeleider van zangeres Scout Niblett (geboren als Emma Louise Niblett) uit Nottingham. Als ik haar in de verte het podium zie opkomen vermoed ik dat ze ergens in de 50 zal zijn. Ze draagt somber gekleurde kleding, een zwart vest, een jurk met bloemetjesbehangmotief en grijze leggings en ze heeft een volle, zilverglinsterende pruik op haar hoofd. Dichterbij zie ik een jong gezicht en de jeugdige gelaatstrekken als die van Björk. Haar ogen hebben donkere randen. Ze sluit ze wanneer ze haar liedjes zingt zich begeleidend met zelfbedachte gitaarakkoorden. Wat gaat er in het hoofd van deze vrouw om? Heeft ze een moeilijke tijd achter de rug gehad of is haar depressieve uitstraling slechts een pose? Ze komt net zo wereldvreemd over als Chan Marshall van Catpower, een naam die ik tussen het eerste en tweede liedje om mij heen gefluisterd hoor worden. De teksten zijn niet bepaald vrolijk. Voorzover te ontcijferen lijkt ze te zingen over de onmogelijkheid mensen te bereiken om wie ze om geeft. Het meest indrukwekkend is het liedje Brighter dat ze met hoge, heldere stem a cappella uitvoert. You're brighter than your fire. (...) Bless to the cracks 'cause they let the light in. (Je kunt hier overigens een cover-versie downloaden van Nirvana's Verse Chorus Verse dat Scout Niblett op 27 oktober jongstleden zong tijdens een optreden in het Amerikaanse plaatsje Bloomington).

De zeer geslaagde en afwisselende achtste editie van het Amstel Festival wordt explosief afgesloten door Explosions In The Sky. Ik moet eerlijk toegeven dat ik hun album Those Who Tell The Truth Shall Die, Those Who Tell The Truth Shall Live Forever na beluistering in de platenzaak vorige maand niet heb gekocht en dat ik dat na hun optreden ook niet van plan ben. Ik heb al teveel platen in huis die klinken als deze Texanen. Ik hoor teveel Mogwai gecombineerd met de exotische loopjes waar Savage Republic in de jaren tachtig patent op had. De Explosions voegen daar wat mij betreft niets aan toe. Geen enkel nieuw muzikaal inzicht, geen verrassingen. De lang uitgestrekte instrumentale nummers krijgen nog enige body als er een basgitaar gebruikt wordt. Zonder die bas en met enkel de muur van drie gitaren blijft het geluid te dun, hoe extreem ze hun versterkers ook open hebben staan. Het is het moment van de avond en de energie die de muzikanten in hun lawaai stoppen die het optreden de moeite waard maken. Na schoonheid, humor en gevoeligheid heb ik behoefte aan het hoge volume, het gevecht tussen vlees (opengesneden vingers) en metaal (snaren als slagersmessen), de dreiging van allesvernietigende feedback, het uitzicht over de zittende hoofden op drie jonge mannen die hun gitaren in de lucht smijten en ze klappen geven alsof de instrumenten straf verdienen, en de helende werking van ziedende noise.

Tekst: Vido Liber


Oude live-recensies staan in het archief.
[home] - [live] - [platen] - [artikelen] - [film] - [vido?] - [archief] - [email]