Donderdagmiddag 17 juli 1997 om kwart voor vijf is mijn moeder overleden in het Rotterdamse St. Clara-ziekenhuis. Ze was omgeven door haar kinderen en stierf in alle rust en vrede nadat ze sinds enige tijd gestopt was met eten en drinken. Maria Agatha van Jole - Hollink is 80 jaar geworden.

 Mijn moeder werd in 1917 geboren als oudste dochter in een gezin van zeven kinderen. Op jonge leeftijd, in 1924, overleed haar eigen moeder, een verlies dat ze eigenlijk nooit te boven is gekomen. Zoals vele anderen die als kind hun moeder verliezen, kampte ze de rest van haar leven met de angst dierbaren plotseling kwijt te raken. Tot aan haar eigen dood prijkte op haar slaapkamer het portret van haar jong gestorven moeder en tot op hoge leeftijd kon ze nog intens verdrietig worden over het verlies.
 Haar vader had een loodgietersbedrijf. Zijn ‘bekendste’ werk is wellicht de dakbedekking van de koperen puntdaken op de brugwachtershuisjes van de Rotterdamse Koninginnebrug. Frans Hollink was een hardvochtig man en de jeugd van mijn moeder een hel. Opvoeding en mishandeling leken voor mijn opa synoniem. Als oudste dochter moest mijn moeder bovendien een groot deel van de gezinstaken op zich nemen. Voor het volgen van onderwijs was nauwelijks tijd en de lagere school kon ze niet afmaken. Ondanks al die ellende koesterde ze nooit wrok tegen haar vader.
 Moeder zocht toevlucht in haar geloof. Lange tijd wilde ze non worden. ,,O lieve Jezus, laat mij Uw kleine bruid van Uw H. Hart zijn; En dat ik U eeuwig moge beminnen,`` schreef ze op 16 juni 1939. Aan de andere kant wilde ze echter ook dolgraag een gezin stichten. Aan dat dualisme kwam pas met haar huwelijk een einde.
 Tijdens de Tweede Wereldoorlog verloor ze twee broers. De gehandicapte Daniël overleed als gevolg van een gebrek aan medicijnen en haar lievelingsbroer Caspar sneuvelde aan het Oostfront in dienst van het Duitse leger. Hij meende op die manier het anti-religieuze communisme te moeten bestrijden. De brieven die hij haar had geschreven, koesterde ze als een dierbaar bezit.
 Ook mijn moeder verliet op jonge leeftijd het ouderlijk huis om als gouvernante, oftewel kindermeisje, te gaan werken. Van haar karig loon spaarde ze geld door op min of meer ascetische wijze te leven. Daardoor was ze in staat haar avondstudie te bekostigen, waardoor ze zich uiteindelijk opwerkte tot radiologisch laborante. Daarnaast maakte ze in die jaren reizen naar het buitenland, zoals naar Rome en Assisi. In die laatste plaats besloot ze dat ze een van haar latere kinderen zou vernoemen naar Sint Franciscus.

 In 1952, ze was toen 35, ontmoette ze mijn vader - de eerste man in haar leven - en besloot dat het tijd was om een gezin te stichten. Binnen enkele maanden - op 16 augustus - trouwden ze. Moeder bracht drie kinderen ter wereld: Filomena (1953), Guillermo (1955) en Francisco (1960). Haar moederzorg was ongekend, ze wilde haar kinderen al de liefde geven die ze zelf nooit had ontvangen.
 Gedurende enkele jaren kende het gezin welvaart maar in de zestiger jaren liep het mis. De spiegelfabriek van mijn vader raakte in moeilijkheden, het personeel moest ontslagen worden en mijn moeder begon zelf in de fabriek te werken. Er brak een periode van grote financiële moeilijkheden aan. Een dreigende faillisementsverkoop door de Belastingdienst wist ze te voorkomen door - buiten mijn vaders medeweten - een brief aan de Koningin te schrijven met een verzoek om clementie. Als gevolg daarvan werd een uur voor aanvang de verkoop afgeblazen en een afbetalingsregeling getroffen.

 In 1968 werd mijn vader ernstig ziek en kwam de fabriek, en daarmee ook de bron van inkomsten, stil te liggen. Maandenlang bezocht ze twee keer per dag mijn vader in het ziekenhuis te Rotterdam, een busreis van ruim drie kwartier. Daarnaast zorgde ze voor het gezin en slaagde er op bijna miraculeuze wijze in de eindjes aan elkaar te knopen ondanks het feit dat er nauwelijks geld was.
 Pas in 1976, toen mijn vader de AOW-gerechtigde leeftijd bereikte, keerde er enige - financiele - rust terug. Dat was voor mijn moeder belangrijk omdat geld haar immer zorgen baarde. Zelfs op haar sterfbed in het St. Clara Ziekenhuis was ze ongerust over ,,wie dit allemaal moet betalen``.
 Moeder genoot van de herwonnen vrijheid. Op de `vrij reizen`-dagen van de Nederlandse Spoorwegen trok ze - vaak alleen omdat mijn vader ziek was - het land door en keerde ze `s avonds terug met enthousiaste verhalen over wie ze allemaal ontmoet had.
 Moeder was dol op mensen, en legde makkelijk contacten. Ze was ook uitermate gastvrij en zorgde er voor dat iedereen die bij ons thuis langs kwam het gevoel had welkom te zijn. Mede daardoor was het huis voor veel mensen een soort `zoete inval`. Vrijwel dagelijks kwamen er mensen langs om een praatje te maken of een kopje thee te drinken. Een opvallende eigenschap was dat ze - hoewel ze zelf uitgesproken opvattingen had en tamelijk fanatiek kon zijn - altijd de meningen van anderen respecteerde.

 In 1992 maakte het complete gezin ter gelegenheid van het 40-jarig huwelijksfeest een - emotionele - reis naar het door haar zo geliefde Rome, de eerste en meteen laatste vakantie die we ooit gezamenlijk vierden. Op de terugreis ter hoogte van de Noorditaliaanse stad Rivoli werd moeder onwel. Ze bleek getroffen door een herseninfarct en de linkerzijde van haar lichaam raakte verlamd. Ze herstelde enigszins maar werd nooit meer de oude.
 Door dat ongeval leerde ik ook een andere kant van mijn moeder kennen. De zorgzaamheid die, soms op het neurotische af, haar leven beheerst had, verdween goeddeels en er kwam een vrouw naar boven die ondanks haar handicap uitermate humoristisch en spits was.
 Twee jaar later overleed mijn vader, een verlies dat ze nooit echt onder ogen heeft kunnen zien. Haar laatste levensjaren bracht ze door in bejaardenhuis Heemzicht. Ze was er weliswaar gelukkig maar besefte ook dat haar leven geen nieuwe wendingen zou nemen, dat haar leven eigenlijk voorbij was. Bovendien verlangde ze er sterk naar haar Schepper te ontmoeten. Op de vraag waarom ze geen eten of drinken meer wilde antwoordde ze: ,,Voor Jezus``.
 De laatste dagen van haar leven waakten de kinderen bij toerbeurt bij haar bed. Het leek alsof ze er op wachtte dat we allemaal tegelijk aanwezig zouden zijn en op donderdagmiddag om kwart voor vijf blies ze haar laatste adem uit nadat ik met mijn duim een kruisje op haar voorhoofd had `getekend`, een katholiek gebaar dat ze bij mij als kind zo vaak had gemaakt voor ik ging slapen.
 Moeder rust zacht op het kerkhof van de Sint Antonius van Padua parochie in Oud-Beijerland. Naast haar man.

Francisco van Jole
Rotterdam, 22 juli 1997


Home