Circuit, oktober 1993

ART MEANS BUSINESS

 Woody van Amen is weer eens in het nieuws. De al decennia spraakmakende Rotterdamse kunstenaar krijgt volgende maand de Chabot-Anjerfondsprijs uitgereikt. En deze maand is er een expositie van zijn werk te bewonderen in het Stedelijk Museum te Schiedam. `Succes heb je aan jezelf te danken.'

 Hij woont op een van de mooiste plekken van de stad. In een historisch pand bovendien, want de flat op de kop van de Goudsesingel is één van de weinige gebouwen in het centrum die het bombardement hebben overleefd. Vanuit de huiskamer staart een mediterende Boeddha naar buiten waar de kantoorburchten van het Weena in volle glorie te aanschouwen zijn. De kamer is sober, maar onmiskenbaar duur ingericht.
 Woody van Amen neemt nog een teug bier en constateert niettemin: `Luister eens, toen ik net als kunstenaar begon verdiende ik niks. En nu is het nog zo. Ik bezit helemaal niets. Helemaal niets!' Zijn hand maakt een wegwerpgebaar. `Ja, ik heb een stoel en een tafel. Dat heeft toch geen waarde! Dit huis heb ik gehuurd en ik rij in een tweedehands auto. Maar ondertussen heb ik wel wat van de wereld gezien.'
 Als reactie op een sceptische blik van de interviewer krijgen zijn woorden de toon van een fel betoog. `Kijk, het kunstenaarsbestaan bestaat niet uit lijden. Ben je besodemieterd! Ik heb het uitstekend naar m'n zin maar heb wel geld nodig. Net als jij.' Van Amen doet deze uitspraken tijdens zijn uitleg van het credo `Art means business' dat prijkt op de affiches van een tentoonstelling die hij de afgelopen maanden in Oostende had. Art means business: het is een typische Van Amen conclusie. Aan de ene kant ironisch bedoeld, maar anderzijds een waarheid als een koe. Met het probleem dat je nooit weet om welke van de twee het nu gaat. Zo is het eigenlijk ook met de kunstenaar zelf. Een voorbeeld: Van Amen is wat je noemt een joviaal type. Hij straalt een en al hartelijkheid en onbevangenheid uit. Tegelijkertijd is hij voortdurend op zijn qui-vive en manoeuvreert hij zich snel en vrijwel ongemerkt uit lastige posities. En hoewel er in zijn sympathieke gedrag geen spoortje valsheid valt te ontdekken, rijst toch voortdurend de twijfel of je niet met `een handige jongen' zit te praten.

 De autodidact Woody van Amen is een van de bekendste en meest succesvolle beeldend kunstenaars van het land. Hij is wel `de vader van de Nederlandse Pop Art' genoemd omdat hij als eerste de ideeën van deze uit de jaren zestig stammende stroming importeerde. De Pop Art is een stroming die de consumptiemaatschappij te kijk zet door alledaagse voorwerpen op een emotieloze manier tot kunst te verheffen. Tot de bekendste voorbeelden behoren de zeefdrukken van Andy Warhol zoals het blik Campbellsoep. Pop Art wordt wel beschouwd als typisch Amerikaans maar is eigenlijk het eerst in Engeland van de grond gekomen. In het begin van de zestiger jaren verhuisde Woody van Amen naar New York waar de popkunst op dat moment bloeide. Hij kwam er in aanraking met alle groten, schudde Andy Warhol de hand en ging om met Robert Rauschenberg, een van de voormannen van de nieuwe stroming.

 In '63 keerde Van Amen terug omdat zijn vrouw zwanger was en ze niet in de Verenigde Staten wilde bevallen. Hij arriveerde met de ss Rijndam van de Holland Amerika Lijn met het plan zo snel mogelijk weer terug te keren. Maar het liep anders en hij bleef in Rotterdam. `Achteraf heb ik daar geen spijt van. Ik denk dat ik beter af ben dan dat ooit in Amerika het geval geweest zou zijn.'
 Nog steeds is te merken dat Van Amen een kind is van de jaren zestig. Zijn zangerig uitgesproken zinnen zijn doorspekt met de modetermen uit die tijd. `Weet je wel.'
 De uitstap naar Amerika bleek achteraf een gouden greep te zijn geweest. Het werk dat hij daarna produceerde, baarde veel opzien. Zoals bijvoorbeeld de uit wrakhout, gaas en bedradingen opgetrokken `Elektrische stoel', waarmee hij de doodstraf aan de kaak stelde.
 `Ik heb Rotterdam destijds verlaten omdat ik over de stadsmuren wilde kijken, ook al waren die weggebombardeerd. Ik ben van de generatie die opgroeide in de oorlog. Met m'n vriendjes speelde ik tussen het puin van het bombardement. In die tijd kwam ik ook in aanraking met Amerikanen en Canadezen. Bovendien was Amerika natuurlijk altijd het magische land, de plek waar alles gebeurd en waar alles vandaan komt. De consumptiemaatschappij, welvaart, auto's, vliegtuigen, noem maar op... Ik wilde dat van dichtbij meemaken en kende daar gelukkig een paar mensen. Dus zijn we aan boord van een tanker naar de overkant gevaren.'
 Van Amen had zich in die tijd nog niet gevestigd als beeldend kunstenaar. Weliswaar was hij in '59 opgevallen door zijn aankondiging dat hij de langste schilderijen ter wereld had gemaakt door de bladzijden van draaiorgelboeken te beschilderen. Maar pas bij zijn terugkeer werd hij kunstenaar van beroep. `Toen ik naar Amerika ging heerste hier nog de stroming van het abstract expressionisme, die eveneens uit de Verenigde Staten afkomstig was. Maar terwijl hier iedereen daar nog van snoepte was in de VS al de Pop Art aan het ontluiken. Wij kwamen daardoor eigenlijk in een fantastische periode terecht.'
 Van Amen en zijn echtgenote Cocky dompelden zich onder in het gedruis. Ze hupten van de ene feestelijke expositieopening naar de andere en ontmoetten in `no time' een grote hoeveelheid mensen. `Na een half jaar kenden we bij wijze van spreken iedereen daar.'

 `Ja, je zou kunnen zeggen dat ik daar bevrucht ben geraakt. Dat is het juiste woord. Zonder mijn Amerika-trip zou het er ongetwijfeld ook allemaal wel uitgekomen zijn maar vermoedelijk had het dan veel langer geduurd. Het was belangrijk dat ik ontsnapte naar een andere omgeving. Dat vertel ik daarom ook aan mijn studenten (Van Amen geeft les aan de Rotterdamse kunstacademie, fvj): Blijf niet hier in de stad hangen als je met je studie klaar bent. Pak je rugzak en ga ergens anders heen! In zo'n stad loopt als het ware iedereen elkaar in de gaten te houden, te begluren. Dat leidt tot clustertjes, tot groepjes waar je bij gaat horen. En dat is niet bevorderlijk voor de ontwikkeling van je individualisme.'
 Na het succes van de jaren zestig kreeg Van Amen een dip. Het lukte hem slecht zich los te maken van het Pop Art-imago. Hij trok naar Zwitserland en zag daar het symbool van wat hij wilde bereiken: de top van de Matterhorn. Sindsdien keert die berg voortdurend terug in zijn werk. Later, na bezoeken aan Azië, kwam daar een andere vorm bij. Een soort van heksenkruis dat hij Taxat doopte en die naam voor de zekerheid als handelsmerk deponeerde uit angst dat anderen met het idee aan de haal zouden gaan. Volgende maand krijgt hij voor zijn hele oeuvre de Chabot-Anjerfondsprijs, een bedrag van tienduizend gulden, uitgereikt. `Of ik daar gelukkig mee ben. Ach, ik vond het een leuk bericht maar het geluk zit niet in een prijs. Al is het wel terecht dat ik hem krijg. Na dertig jaar hard werken.' Hij lacht. `Een prijs gewonnen... Ik heb toch niet aan een wedstrijd meegedaan?'

 `Weet je, mijn hoogtepunt moet nog komen. Ik ben nog niet aan m'n top. Het grote opus zit nog in m'n hoofd en dat zal ik uiteindelijk laten zien op een plek die ik reeds in gedachten heb. Nee, verder wil daar niet over praten.' Aandringen helpt niet. Hij wil het gesprek over een andere boeg gooien. Zegt voorzichtig: `Ik doe het allemaal zelf...'. Mompelt iets onverstaanbaars. `Dat vertel ik wel een andere keer.' Maar wil dan toch wel praten. Behoedzaam en in vage bewoordingen praat hij over hetgeen hem dwars blijkt te zitten. Dat zijn succes wordt toegeschreven aan `handigheid', aan ristelaarij.
 `Ik vraag nooit ergens om. Ik heb behoorlijk wat exposities gehad zonder er ooit om te hoeven vragen. Maar iedere keer wordt me weer gevraagd: `Hoe heb je dát versierd?' Zo wordt er gepraat. Terwijl ik zelf nooit zo over anderen denk. Als ik hoor dat iemand een expositie in het Amsterdams Stedelijk Museum dan denk ik dat is fantastisch!. En niet: `hoe heeft hij dat versierd?' Zijn blik straalt verachting uit en hij spreekt op een snerende toon: `Soms geven ze me over dat soort dingen ook ongevraagd advies. `Als je wilt exposeren moet je die-en-die bellen.' Alsof het zó zou werken!' Vraag is natuurlijk hoe het dan wel werkt. Op een rustige toon probeert hij te overtuigen: `Dat is een kwestie van vertrouwen en van gunnen.' Gunnen? `Ja, neem bijvoorbeeld de Chabot-prijs. Die is me nu gegund. De vorige jury's hebben me die niet gegund. Zo zie ik dat. Want het is immers heel logisch dat ik hem krijg. Ik ben er lang genoeg voor bezig.'

 Vertrouwen en gunnen mogen dan belangrijk zijn, het valt niet te ontkennen dat het geluk Van Amen hartelijk heeft toegelachen. En de kunstenaar heeft vrolijk teruggegrijnsd. Wellicht dat hij daardoor het ritsel-imago heeft verworven. Een van zijn onmiskenbare kwaliteiten is namelijk dat hij geluk herkent als hij het tegenkomt.
 Van Amen ziet dat zelf niet zo. `Je krijgt wat je verdiend! En dat heb je allemaal zelf in de hand. Heel belangrijk is ook dat je niet moet klagen. Mensen die klagen vind ik vreselijk. Je wordt er niet wijzer van en hebt er alleen jezelf maar mee. Heb je die zeikerd weer, zeggen ze dan over je.'
 Je hebt zelf in de hand. Hmm. Van Amen is in ieder geval uiterst bedreven in het benutten van alles wat zijn pad kruist. Eigenlijk een beetje zoals de Pop Art ook aan de slag ging met zaken die voor het oprapen lagen. Wat dat betreft lijkt Van Amen enigszins op een van de kleinkinderen van de Pop-art generatie: de Amerikaanse kunstenaar Jeff Koons die de wereld provoceert door zijn kitscherige werken door ambachtslieden te laten vervaardigen. Bij Jeff Koons is de scheidslijn tussen kunst en business echter wel erg dun. Maar als Van Amen zegt `Art means business' blijkt hij wat anders te bedoelen. `Deels doe ik dat om te prikkelen. Ik wil het namelijk niet iedereen naar de zin maken. Maar ik heb er ook goed over nagedacht. De stelling wordt bevestigd door de manier waarop mensen over kunst praten. Nog niet zo lang geleden was ik in het Centrum Beeldende Kunst bij de opening van fotoexpositie. Fotografen hadden de openbare kunstwerken in de stad vastgelegd. Toen ze daarvoor door de organisatie bedankt werden, stootte ik een collega aan: `Zie je wel, art means business.' Zij verdienen geld aan het werk van de kunstenaar. Al gun ik ze dat van harte hoor. Kunst wordt geëxploiteerd. Kijk maar naar de stapel uitnodigingen die ik dagelijks ontvang. Dat kost allemaal vreselijk veel geld en iedereen verdient er aan: de post, de papierindustrie, de drukker.... Noem maar op. En dan moet je je afvragen: wat heeft de kunstenaar nog verdiend? Daarom: Kunst is business. Voor de lieden die er omheen hangen althans. Al zijn er ook kunstenaars die er duidelijk een business van maken, maar daar zal ik nu geen voorbeelden van noemen.`

 Over collega's gesproken, Woody van Amen is ook de motor achter de kunstenaarssociëteit `De Illusie'. Na jaren voorbereiding werd daarvoor onlangs het voormalig KNMI-pand aan de Westerkade in gebruik genomen. Het instituut bestaat nog tekort om het bestaansrecht al bewezen te hebben maar Van Amen gelooft er vanzelfsprekend rotsvast in.
 `Het is voor mij belangrijk omdat er nu eindelijk een onafhankelijk plek is waar kunstenaars en de mensen die er omheen hangen elkaar kunnen ontmoeten. Een plaats waar regelmatig andere dingen te zien zijn. Een podium waar de kunstenaars zelf de inhoud bepalen en niet de lokale of de landelijke politiek. Natuurlijk moet die plek zichzelf nog gaan bewijzen maar tot nu toe voldoet het aan mijn verwachtingen. Al zou het in sommige opzichten wel wat beter kunnen. Er is nu een tentoonstelling, de Salon, en daar kunnen alle leden hangen wat ze zelf willen. Er wordt niet geselecteerd en iedereen is verantwoordelijk voor zijn eigen kwaliteit. Dat geldt ook voor de aanmeldingen. Ik ga niet controleren of iemand daadwerkelijk kunstenaar is. Op den duur vallen ze vanzelf wel door de mand.'
 Waarom hij niet wil selecteren, wordt duidelijk als Van Amen een frustrerende anekdote aanhaalt: `Toen ik net terugkwam uit Amerika en mijn allereerste ruimtelijke dingen maakte, kreeg ik een uitnodiging om werk in te zenden voor de Salon van de Maassteden, een expositie in het museum van Schiedam. Ik stuurde daar de `Elektrische Stoel' voor in maar die werd geweigerd. Terwijl dat nu rijksbezit is! En nog wel een zogenaamde BCW, buitengewoon culturele waarde. Ze koesteren het.' Bitterzoete wraak is overigens wel dat Van Amen deze maand een tentoonstelling heeft in datzelfde Schiedamse museum.
 Op de vraag wat hij van de beelden kunst in Rotterdam vindt volgt een lange stilte. `Tja... Een beetje middelmatig. Ik lig niet wakker van wat ik te zien krijg. Niet beter maar ook niet slechter dan in andere steden.' Vervolgens kaatst hij de bal terug. `Wat vind je er zelf van?' En als de verslaggever probeert weg te komen met de opmerking geen verstand te hebben van kunst, schiet Van Amen hem op de vlucht neer. `Dat vind ik verstoppertje spelen. Als je er niks van weet, moet je ook niet over kunst schrijven.'

Francisco van Jole


Deze tekst bestaat uit ongecorrigeerde kopij en is eigendom van Francisco Jole. Verdere verspreiding of gebruik niet toegestaan zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur.

Home