PETER LUSSE IS LIEF
'Vriend voor het leven' Peter Lusse trekt door het land met zijn theaterprogramma 'Schoudervulling'. Een interview met de acteur over het verband tussen linkse ouderterreur, hypocrisie en cabaret.
Peter Lusse is een Rotterdammer die niet in Rotterdam woont. Sterker
nog, die er zelfs nooit gewoond heeft. Hij verwierf in Nederland wereldfaam
met zijn optreden in een zoutjescommercial, als Rotjeknorder klagend over
de 'eigenheimers' van de chipsfabriek. Daarna steeg zijn ster als de personage
Eddie in de RTL4-serie 'Vrienden voor het leven'. En nu staat hij op de
planken met zijn theatershow 'Schoudervulling'.
Vroeger zat hij wel in Rotterdam op school, op het Montessori-lyceum
om precies te zijn. Daarna, dertien jaar geleden, verhuisde hij vanuit
Heerjansdam naar de hoofdstad om een opleiding te volgen aan de Kleinkunstacademie.
Toch zou je hem kunnen zien als een exponent van de 'Rotterdam-boom', de
plotselinge interesse van media-smaakmakers voor het talent in de Maasstad.
"Ja, maar zo voel ik het niet. Ik heb wel eens het Open
Podium in theater Zuidplein gepresenteerd en kon me slechts ten dele in
die sfeer herkennen. Ik voel me ook geen Rotterdammer. Hoewel de nuchterheid
me wel aanspreekt. Maar soms gaat het mij te ver. Rotterdam is nadrukkelijk:
Geen Kapsones. Ze vinden wel erg snel dat je je aanstelt. Amsterdam daarentegen
heeft absoluut de neus in de lucht. Vergelijk het op de makkelijkste manier:
Feyenoord en Ajax. Ik ben en blijf te eeuwigen tijde Feyenoord-fan. Dat
is typisch werkvoetbal. Ajax heeft - hoewel ze grandioos voetballen - het
vanzelfsprekende: Wij zijn toch Ajax! Zo is Amsterdam ook. Ze vinden zichzelf
iets te geniaal. Ook op cultureel gebied. Daar word ik soms een beetje
kriegel van."
Lusse is wat je noemt een warme persoonlijkheid. Mijn god, wat
is die jongen sympathiek. En het is niet eens irritant. Na afloop van het
interview dringt de vergelijking zich op met een nat stuk zeep in de badkamer
dat zich maar niet laat pakken. Alhoewel hij voortdurend afgeeft op bijvoorbeeld
zijn linkse opvoeding lijkt hij nooit echt boos te worden.
Misschien komt het omdat een van zijn adviseurs, swami George
Groot, lid is van de Bhagwan-beweging. Zijn programma heeft dan ook een
hoog 'zoek jezelf'-gehalte. "George Groot kende ik al voordat hij
swami werd. Hij wil nu eenmaal zo genoemd worden, dus staat hij ook als
swami in mijn programmaboekje. Ik heb geen enkele behoefte me daar tegen
af te zetten. Waarom zou ik? Het is zijn goed recht en hij is niet irritant.
Voor hetzelfde geld liet ik me door de Roermondse bisschop mgr. Gijssen
regisseren als die de benodigde capaciteiten zou bezitten. Wat maakt mij
dat nou uit?"
Lusse ontbeert het sardonische van veel andere cabaretiers. Hij
is voornamelijk guitig en staat overduidelijk 's ochtends niet op met het
gevoel dat hij de wereld op z'n donder moet geven. Zo valt het in de show
op dat iedereen wordt ontzien. Nergens wordt de spot gedreven met bijvoorbeeld
levensovertuigingen. Het geeft het programma iets veiligs. Niemand wordt
voor het hoofd gestoten.
"Ik wil geen grappen maken om mensen om de oren te slaan.
Met veiligheid heeft dat niets te maken want ik vind het persoonlijk veel
veiliger om te zeggen dat alle swami's niet deugen. Dat is immers makkelijk,
dan heb je de wereld in de hand. Iemand die mensen individueel beoordeelt,
maakt het zichzelf veel moeilijker. Laat ik een voorbeeld geven: het is
in sommige cabaretkringen bon ton grappen te maken over bekakte mensen
en hun hockeysticks. Daar doe ik dus niet aan mee. Mijn ervaring is namelijk
dat er heel aardige bekakte mensen bestaan. En ook irritante. Ik vind het
te gemakkelijk om iedereen die hockeyt tot bekakte klootzak te bestempelen.
Waar het mij om gaat is respect. Ik wil niet voor karretjes gespannen worden.
Al vind ik het niet erg als mensen in positieve zin van mijn inspanningen
profiteren. Het feit dat ik met mijn giechel op TV ben, heeft voordelen
voor de theatervoorstelling. De drie mensen met wie ik samen de show doe,
kunnen er dus van meeprofiteren. Maar dat is wederzijds want ik kan het
niet alleen."
Het gevoel dringt zich inderdaad op dat Lusse op de planken kan
staan omdat hij TV-bekendheid geniet. Maar dat is niet zo, zegt hij. "Ik
had al een show voordat ik wereldberoemd werd. Ik heb die voorstelling
enkel en alleen omdat ik die wil hebben. Natuurlijk is het zo dat we er
TV-kijkers meetrekken. Nou en? De zalen zitten - tot mijn eigen verbijstering
- vol. Daar gaat het om. En het televisiepubliek dat ik binnen krijg, wordt
niet teleurgesteld. Want wat ik in de zaal doe, lijkt een beetje op mijn
televisiewerk. Even was ik bang dat ik alleen de komiek mocht uithangen
maar er wordt ook positief gereageerd op mooie liedjes."
'Positief gereageerd' is op grond van de eigen waarneming een
understatement. Het Dordtse Kunstmin zat afgeladen met regelrechte bewonderaars,
fluisterend en gniffelend over hoe hun held 'in het echt' is. Een publiek
ook dat ôh ôh roept als het woord geil gebruikt wordt. "De keuze is
tussen volle zalen met mensen die niet goed weten wat ze van kunnen verwachten
of een lekker select publiek van pakweg tachtig man. Bij mij loopt het
door de televisie nu zo. So be it. Hoe meer mensen hoe beter. Ik vind het
hartstikke gezellig en leuk. Bovendien houd je met een klein begrijpend
publiek het hoofd financieel niet boven water. Je kunt proberen via het
kleine circuit naam te maken, zoals Youp van 't Hek gedaan heeft. Maar
die tijd is voorbij. Overigens is het resultaat van de televisiebekendheid
relatief. Het is snel vergaarde roem die even vlot weer kan verdwijnen.
Terwijl een gevestigde theaterreputatie veel steviger is. Ik maak me over
mijn TV-bekendheid ook volstrekt geen illusies. Als je denkt dat ik mezelf
geweldig vind, nee, dat speelt niet mee..."
'Schoudervulling' is zoals gezegd niet zijn eerste programma,
eerder speelde hij met de cabaretgroep Pappenheim. "Nu sta ik min
of meer centraal in de voorstelling. We noemen het ook geen cabaret meer.
Of dat terecht is, kan me geen fuck schelen."
Hij leunt een beetje voorover en begint plotseling duidelijk
te articuleren: "Joop van den Ende, waar ik dus mee samenwerk, die
mijn producent is, heeft een teringhekel aan het woord cabaret." Lusse
vindt het zelf eigenlijk ook maar niks, cabaret. Of in ieder geval niet
het wereldverbeteraars-imago dat er mee samenhangt. "Dat is de makke
bij het cabaret van de laatste twintig jaar. In de jaren zestig begonnen
als bevrijding maar geeindigd als dwang. Dat geldt voor bijna alles uit
die tijd."
Hij is dus een kind van de Vietnam-generatie. Zijn ouders waren
tot het marxisme bekeerde katholieken. Als kind werd hij meegesleurd naar
demonstraties. "Wij waren vóór Vietnam, vóór zeehondjes, vóór homoseksuelen
en vóór negers. Maar wat moet je daarmee als je dertien bent? Ik heb nog
jaren naar Sonja moeten kijken om af te kicken van mijn jeugd. Het is zeker
voor een kind volstrekt onbelangrijk waar je principes al of niet liggen.
Het gaat er om dat je gerespecteerd wordt en de vrijheid hebt om zelf te
vinden of te zoeken wat je wilt. Dat vind ik belangrijker dan links of
rechts of wat voor flauwekul dan ook. Bij ons thuis werd, ondanks het feit
dat ze het anders wilden doen, de levenshouding echter net zo goed voorgeschreven
als in ieder ander gezin. Je MOEST links zijn. Het werd helemaal aan je
eigen verantwoordelijkheid overgelaten om precies zo te denken als zij
vonden dat geschikt was." Hij moet er zelf om lachen. "Haha!"
Deze lering vormt ook onderdeel van zijn programma. De spelers
verworden tot datgene wat ze aanvankelijk haatten. "Dat is de tragiek,
mensen zetten zich af tegen ouders, leraren of wat dan ook om te ontsnappen
aan het keurslijf van opgedrongen verplichtingen. En wat zeggen ze dan?
'Mijn kind zal zo niet opgevoed worden'. In de show is dat: Mijn kinderen
hoeven niet op blokfluitles... Al zouden ze willen, het gebeurt niet!"
Lusse wil mensen vooral vrij laten. Maar dat is natuurlijk makkelijker
gezegd dan gedaan. Vooral als ze, zoals hij het zelf zegt, reeds door hun
opvoeding gevormd zijn. Hoe kunnen mensen vrij zijn als ze niet weten wat
vrijheid is? "Dat is het verhaal van die sketch. Er wordt gesuggereerd
dat je vrijheid hebt maar dat is in werkelijkheid niet zo. Terwijl ik vind
dat je mensen juist wel vrij moet laten." Hij denkt even na en zegt
dan: "Kijk, die voorstelling heeft natuurlijk niet de bedoeling de
wereld te verbeteren." Ja, dat hadden we zelf al geconstateerd. "Dat
mag ik hopen. OK, ik vind het leuk dergelijke inconsequenties aan te tonen.
En als het publiek daarover na wil denken, prima. Maar het hoeft niet per
se. De toeschouwer mag ook volstaan met plezier hebben. Als je het dan
toch over vrijheid hebt, die is er wat dat betreft. Want ik ben er niet
om de wereld te verklaren, dan bega ik dezelfde fout als mijn ouders."
"Het traditionele cabaret van deze tijd blijft steken bij
principes en gedachten. Ik vind dat je veel dieper moet gaan. Dat je het
gevoel moet raken, zonder sentimenteel te worden. Een lied over neo-nazisme
of Zuid-Afrika prikkelt alleen maar mijn hoofd. O ja, denk ik dan, ik moet
vinden dat ik daar tegen ben. En natuurlijk ben ik er tegen. Ik vind die
onderwerpen zelfs zo obligaat dat we ze buiten de discussie kunnen laten."
Omdat Lusse er zo'n hekel aan heeft zeuren we nog even door over
principes. Zo portretteert hij in de show de vaderfiguur als iemand die
tegen Vietnam is maar tegelijkertijd opgewonden in BMW-folders snuffelt.
Dat komt rammelend en als té gemakkelijk over. Hippies houden immers niet
van BMW's. Maar daar is Lusse het niet mee eens. "Vrijwel ieder mens
is dubbel. Ze leggen zichzelf een waardenstelsel op en houden zich daar
vervolgens niet aan. Ik ken een heleboel gereformeerde mensen die naar
de hoeren gaan. Terwijl ze thuis niet over sex mogen praten." Hij
pauzeert even. "Nou ja... ik ken ze niet, maar ze zijn er. Dat weten
we allemaal. Ik bedoel maar te zeggen: principes leg je jezelf op met je
verstand. Terwijl je gevoel soms anders is. Je kunt dat niet onderdrukken,
het kruipt langs de randjes omhoog."
Lusse zegt er zelf nauwelijks principes op na te houden. Hij
ziet ze niet als een methode om vaste richting aan het leven te geven.
Mensen doen immers toch anders dan ze zeggen. "Ik weet zeker dat nergens
in de principes van pakweg gereformeerden staat dat je incest mag plegen.
Toch komt dat veel voor. Ik denk dat het verschijnsel onder meer te verklaren
is uit het feit dat seksuele gevoelens onderdrukt worden. Dat moet dan
een uitlaatklep hebben."
Incest is dan ook een van de zaken die in zijn show aan de orde
komen. Is dat niet obligaat? Is incest niet voor de jaren tachtig wat Vietnam
voor de 60-er jaren was? Hij wordt even stil, peinst. "Ja misschien
wel... Maar ik vind..." Weer stilte en dan komt het er weer even rap
uit als de rest van zijn voortdurende woordenstroom. "Om te beginnen
gaat het al om onszelf en niet over een land dat duizenden kilometers ver
weg ligt. Niet dat ik vind dat je over Somalië en Joegoslavië geen gevoelens
en gedachten mag hebben. Maar incest gebeurt bij onze buren of bij ons
thuis en dat vind ik al heel wat authentieker."
Het is dus een kwestie van kilometers? "Ja, het is makkelijker
om begaan te zijn met het lot van mensen heel ver weg en veel enger en
confronterender om je bewust te zijn van dingen die zich in je eigen omgeving
of leven afspelen. Neem bijvoorbeeld zo'n vliegramp op Faro. Ik word onpasselijk
van de manier waarop de media daarmee omgaan. Natuurlijk is het ongeluk
vreselijk. Er zal maar familie van je bijzitten. Maar van het weekend zijn
er twintig mensen in het verkeer omgekomen. Zoals ieder weekend. Het is
weer zo dubbel. We treuren maar zijn tegelijkertijd bereid mensen te offeren.
1400 doden per jaar in het verkeer. Vier per dag! Daar zitten we kennelijk
niet mee. We zeggen niet 'die auto moet aan de kant'. Kortom, we handelen
anders dan we praten." We praten even over de camerageilheid van de
moderne mens. Hij blijkt het aantal ooggetuigen dat na de Bijlmerramp op
het scherm verscheen nauwkeurig bijgehouden te hebben: 36. Doet met verdraaide
stem zo'n relaas na: "Ja, mijn naam is Jansen en ik heb het ook gezien.
Hij kwam naar beneden en ging regelrecht in die flat en het was vreselijk."
Hij ergert zich er aan. Het is een exploitatie van gevoelens
waar je niets aan hebt. Maar spreekt vol lof over de voorzitter van de
vliegeniersvereniging omdat die wel interessante informatie geeft. "Ja,
die meneer Baksteen, de man met de geestigste naam die je kunt bedenken.
Moet je voorstellen dat je in een vliegtuig zit en door de intercom hoort:
'This is your captain speaking. My name is Baksteen.' Dan wil je toch onmiddellijk
dat vliegtuig uit? Hihi."
In zijn programma zitten echter geen verwijzingen naar bijvoorbeeld
de Bijlmerramp. "Ik ken er geen geestige grappen over. Niet dat ik
vind dat het niet kan. Ik vind dat overal grappen over gemaakt kunnen worden
maar ze moeten wel smaakvol zijn. Ze mogen ziek zijn maar er moet een bepaalde
integriteit aan ten grondslag liggen. Daarom zijn racistische grappen ook
niet leuk, die zijn dom en wreed maar niet geestig. Kijk, sommige mensen
zeggen dat je geen grappen mag maken over AIDS omdat ze drie huizen verderop
iemand kennen die dat heeft. 'Het is echt heel erg', zeggen ze dan. Waarop
ik denk: Oóóh.... als het drie straten waren geweest had het dus wel gemogen.
Mijn inmiddels overleden vader had kanker. Als je zijn grappen daarover
hoorde... Weet je, als ellende onafwendbaar is, vormt humor vaak een laatste
smeermiddel. Kijk maar naar de joodse humor, de subtielste ter wereld.
Zij hebben het allerergste meegemaakt en konden zich er het minst tegen
verdedigen. Humor is dus kennelijk hun afweermiddel."
Of de humor van Lusse leuk is, is een kwestie van smaak. Het
is in ieder geval niet venijnig. Hij is opvallend lief voor zijn publiek.
"Ik vind mensen namelijk ook lief. Dat laat ik merken. Zelf vind ik
het niet prettig om in een zaal te zitten en vervolgens op mijn donder
te krijgen van een cabaretier. Ik wil geen namen noemen maar er zijn er
die dat doen. Wie is die man of vrouw dat hij of zij het recht heeft mij
op mijn sodemieter te geven? Weliswaar heb ik het in het vorige programma
ook geprobeerd - omdat ik dacht dat het hoorde - maar nee, dat werkte niet.
Ik heb het zeg maar onderzocht en ontdekt dat ik niet zo wil zijn op het
podium." Onderzoek doen naar zichzelf, dat is wat Peter Lusse wil.
Hij houdt er een soort van emotioneel laboratorium op na. Zo kwam hij er
na jaren achter dat hij eigenlijk helemaal geen mening hoeft te hebben.
Dat hij daar gelukkiger van wordt. Hij trekt een vergelijking met zijn
TV-personage Eddie. "Dat is een aardige jongen maar tegelijkertijd
zo'n lul, zo'n opportunist, en die dan ook nog voortdurend de kool en de
geit spaart." Eddie is daarentegen ook iemand die voortdurend probeert
grip te krijgen op het leven dat hem niettemin voortdurend uit handen glipt.
"Ja, want dat gegeven vind ik nou eenmaal het geestigste ter wereld.
Herkenbaar ook."
Francisco van Jole
Deze tekst bestaat uit ongecorrigeerde kopij en is eigendom van Francisco Jole. Verdere verspreiding of gebruik niet toegestaan zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur.