Circuit, juni 1992

De strijd van Rotterdam tegen culturele windmolens

"HET IS GEWOON TE STIL OP STRAAT"

 Rotterdam tracht naarstig haar culturele imago op te poetsen. Het bestuur van de stad, waarvan het lijflied begint met de veelzeggende regel 'Toen wij van Rotterdam vertrokken...', smacht naar allure, imago en prestige. Als er in de gezaghebbende krant Le Monde een recensie verschijnt over de Beeldenroute maken de cultuurbobo's een rondedansje. Evenzo als het kunstcentrum Witte de With wordt opgenomen in het expositieoverzicht van het tijdschrift Beaux Arts, zeg maar de Penthouse voor de kunstminnaars. Maar is het eigenljk wel mogelijk om met voorbedachte rade een cultureel imago op te bouwen? Heeft het zin om als stad geld te pompen in zo'n streven? Volgens prof dr A. Bevers, hoogleraar Kunst- en Cultuurwetenschappen aan de Erasmusuniversiteit is het zaak allereerst een onderverdeling te maken in de culturele aantrekkelijkheid van steden.
 "Het culturele imago van een stad bij toeristen, dagjesmensen en het bedrijfsleven - dat zich hier zogenaamd zou vestigen vanwege het culturele klimaat - is van een totaal andere orde dan de culturele status van een stad voor wat betreft het niveau van voorzieningen voor de eigen bevolking. Dat laatste is vrijwel onzichtbaar maar bepaalt wel degelijk de cultuur van de stad. Het zijn groepen, verenigingen en instanties als de SKVR (Stichting Kunstzinnige Vorming Rotterdam) die achter gesloten deuren werken en van groot belang zijn voor infrastructuur. Daartegenover staan de festivals, evenementen en prestigieuze objecten, kort samengevat de showkant van de cultuur. Als je daar veel geld in pompt, kun je er op vrij korte termijn heel wat mee bereiken." Bevers noemt desgevraagd het voorbeeld van de Amerikaanse stad Baltimore. "Iedereen heeft daar nu wel eens van gehoord." Nou ja, iedereen... Het is toch vooral de clan van plaatselijke beleidsmakers die met deze naam schermt. Daarbuiten zal het de meesten worst zijn wat er in Baltimore gebeurt. En in Baltimore zelf zullen ze wellicht op dezelfde manier over Rotterdam spreken. De internationale allure lijkt zich te beperken tot een kring van steden die niet aan de bak komen en waarvan de bestuurders daarom maar voortdurend elkaar ophemelen. "Dat is waar. Daarom maak ik dat onderscheid in culturele aantrekkelijkheid. Voor de kunstbeoefenaars zelf heeft het begrip een heel andere inhoud. Zij hebben weinig op met dat soort prestige projecten en inderdaad geen boodschap aan Baltimore. Het probleem is echter dat dit brede vlak van de cultuur nauwelijks valt te sturen. Je kunt er geen plannen voor maken maar moet je beperken tot het ondersteunen van initiatieven die uit bevolking komen. De showkant is daarentegen veel gemakkelijker te realiseren. Als je bijvoorbeeld een operagezelschap in de stad wilt vestigen, kost dat misschien tien jaar maar dan is het er wel. Zoiets kun je gewoon organiseren, puur een kwestie van budgetten en lange adem."

Niettemin oefenen bepaalde steden een onmiskenbare aantrekkingskracht uit. De kunstenaars klonteren er samen en soms vindt er dan een explosie van creativiteit plaats. Kan een stad zich een dergelijke aantrekkingskracht eigen maken? "Dat is een probleem in de orde van 'de kip en het ei'. Als ergens eenmaal veel kunstenaars zijn, gaat daar automatisch een zuigkracht vanuit. Maar het probleem is juist over die drempel heen te komen. Neem Frankfurt, ook zo'n lichtend voorbeeld voor Rotterdam. Daar is met een hoop geld een museumboulevard opgetrokken en vervolgens hebben particulieren, als banken- en verzekeringsmaatschappijen, een flinke hoeveelheid moderne kunst aangekocht. Maar om nou te zeggen dat Frankfurt een bruisend cultureel klimaat heeft? Nee, dus blijkbaar is het toch niet allemaal met centen te realiseren."

Bevers maakt de vergelijking tussen steden en individuen. Een individu dat zich op cultureel gebied wil ontwikkelen moet daar veel tijd in investeren. Die kennis en belangstelling is niet te koop. Daartegenover staan de personen die over veel geld beschikken en plotseling aan cultuur willen gaan doen. Ze schaffen zich kunstwerken aan maar zijn daarmee nog geen kunstkenners. "Iemand die er veel tijd in stopt, heeft altijd een enorme voorsprong op degenen die slechts in de buidel tasten." Het is het verschil tussen de kunstsponsor en de mecenas, de gefortuneerde weldoener die vanuit een voorliefde voor kunst geld steekt in artistieke projecten. "Kunstsponsors hebben helemaal niet de bedoeling kunst en cultuur te ondersteunen of een kans te geven. Het is voor hen slechts een methode om het eigenbelang te dienen. Ze sponsoren een theatervoorstelling omdat het hen de gelegenheid biedt relaties in een andere ambiance te ontvangen. Het verschaft ze status. De mecenas daarentegen is wel geboeid door het werk van de kunstenaar. Maar dat zijn dan ook individuen. Kunstsponsoring is daarentegen in handen van bedrijven. Die handelen per definitie veel rationeler, van een emotionele band is nooit sprake."

Blijft de vraag of er eigenlijk ooit een stad is geweest die zich heeft weten te onttrekken aan de gezapigheid en door stimulering en beleid een positie als cultuurstad wist te veroveren. Nee dus. "Kijk, er zijn talloze steden die in dezelfde positie als Rotterdam verkeren. Ze ontberen het sprankelende en bruisende. Het draait in de wereld immers voortdurend om hetzelfde rijtje metropolen: New York, Londen, Parijs, Wenen en Berlijn. De rest hangt er maar wat bij. Neem bijvoorbeeld het Franse Lyon, nog zo'n stad met profileringsdrang. Is dat nou een cultuurstad? Zelf denken ze van wel maar daarin staan ze vermoedelijk alleen. De zuigkracht en het bijpassende imago is slechts toebedeeld aan het rijtje dat ik net noemde. Waar dat aan ligt? Misschien hebben mensen geen behoefte aan nieuwe cultuurcentra, vinden ze het wel voldoende zo. Al willen de andere steden nog zo veel en graag. Bovendien zijn dergelijke gevestigde reputaties nauwelijks stuk te krijgen. Dat is juist een kenmerk van de kunst. Wat eenmaal erkend is, blijft dat ook. Kijk maar naar het muziekrepertoire van orkesten. Het zijn immer dezelfde componisten wier werken worden uitgevoerd. Er is nauwelijks sprake van verschuiving. Diezelfde hiërarchie kennen steden ook. Dus zijn er ontzettend veel tweederangs steden die bijvoorbeeld nooit als reisbestemming gekozen worden. Leg mensen het lijstje met steden maar voor. Je kunt zo feilloos voorspellen welke plaatsen de meeste interesse opwekken."

Is het geld dat in prestige-objecten wordt gestoken dan per definitie weggegooid? Nee, vindt Bevers, "want voor de eigen bevolking moet er immers ook wat te beleven zijn." Dat klinkt billijk maar is het wel verstandig om het geld te pompen in projecten als de Beeldenroute, die de meeste bewoners ijskoud laten? "Je kunt nu eenmaal niet zeggen: we zorgen voor culturele voorzieningen als het klimaat er rijp voor is. Zo werkt dat niet." Hij twijfelt even maar maakt dan toch de vergelijking met de zendelingen en missionarissen die in vroeger tijden over de wereld uitzwermden om de Grote Boodschap te verkondigen. "Zij wachtten in hun werkgebieden evenmin tot er voldoende belangstelling was. Ze stampten pats! boem! eerst de kerken uit de grond, compleet met kerkdiensten, wat eigenlijk toch performances zijn. De bewoners kwamen vervolgens uit nieuwsgierigheid vanzelf wel kijken. Ik vind initiatieven als de Beeldenroute daarom nog niet zo gek. Het kan ineens iets worden en zich als een olievlek uitbreiden. Alleen moet je wel de bedoeling hebben een dergelijk effect te bereiken. Er moet een hoop tam tam aan te pas komen en iets moet wortel kunnen schieten. Ik verbaas me bijvoorbeeld altijd over het Festival Nieuwe Muziek dat jaarlijks in Zeeland plaatsvindt. Dat staat zo mijlenver af van het plaatselijke culturele klimaat. Er is geen Zeeuw die er een bezoek aan brengt. Het publiek bestaat volledig uit randstedelingen."

Maar is het dan niet vreemd dat Rotterdam zoveel nadruk legt op internationale kunstenaars? Er worden mensen aangetrokken die nauwelijks of helemaal geen band met de stad hebben. Hun werk wordt vervolgens als een soort prothese in de stad geplaatst. "Dat is altijd al zo geweest. In heel Europa staan dezelfde ruiterstandbeelden omdat steden en kunstenaars elkaar voortdurend imiteren. Zo van 'dat willen wij ook'. Bovendien geldt natuurlijk de vuistregel: wat je van ver haalt, is bijzonder. Dat denken ze althans. Misschien hebben ze nog gelijk ook." Maar dat betekent toch dat je de stad overlevert aan de grillen van de tijd? Omdat iets populair is moet het er komen. Na vijf jaar is die populariteit verdwenen en zit je met een wangedrocht opgescheept. "Dat heeft te maken met de heersende museale cultuur. Sinds de negentiende eeuw wordt alles bewaard, er gaat niets meer verloren. De cultuurbelangstelling is daardoor enorm verschillend. Alles is te bewonderen, van de farao-schatten tot aan het meest actuele werk. Daarin verschilt deze tijd van de voorgaande periodes. Het cultuurpubliek is ook helemaal opgedeeld in interesses. Dat geldt zelfs voor het massapubliek dat zich op het populaire repertoire stort. Het aanbod is groter dan ooit. Vroeger zat een zaal vol omdat er domweg niets anders te beleven was. Nu is het publiek volkomen versplinterd."

Wat vindt Bevers eigenlijk zelf van Rotterdam? "In vergelijking met tien jaar terug is er veel gebeurd. Maar een culturele metropool zal het nooit worden. De geografische afstand tot de huidige culturele centra is immers te klein. Bovendien is de voorsprong van Amsterdam niet in te halen. Als toeristen naar Nederland komen, zullen ze dan kiezen voor Rotterdam als verblijfplaats? Nee. In de toerismewetenschap geldt dat een stad zoveel moet bieden dat niet alles op een dag is te bewonderen. Dan blijven bezoekers immers overnachten. Rotterdam heeft dat niet." Dus moeten er attracties bij komen? "Ja, en liefst in grote hoeveelheden. Althans volgens de wetenschap. voor mijzelf hoeft dat absoluut niet. Integendeel. Maar nu is er niet meer dan de Euromast, Spido en Diergaarde. Dat laatste is niet eens meer een attractie te noemen. Dierentuinbezoek is ouderwets vertier. Het is nu bijna zelfs elitair, chique, om naar een dierentuin te gaan."

"Het voordeel van het voortdurende streven om toeristen te lokken is wel dat de stad niet onverschillig staat tegenover culturele activiteiten. Ze rekenen daarbij op het zogenaamde multiplier-effect waardoor de investering in cultuur wordt terugverdiend via andere bronnen. Bijvoorbeeld een verhoogde horeca-omzet. Ze menen daarnaast dat een cultureel imago bedrijven aantrekt. Ik geloof daar niet in."

"Tja, of Rotterdam het goed doet? Ze tracht zich in ieder geval te onderscheiden op bepaalde gebieden. Al ligt het wel erg voor de hand voor een stad die in puin is gegooid om zich op de architectuur te storten. Maar daardoor vallen ze op. Amsterdam heeft die mogelijkheid niet, daar moeten ze het juist hebben van monumentenzorg. Op andere gebieden als muziek en theater is het hier daarentegen niet echt top. Het Rotterdams Philharmonisch Orkest mag dan tot de betere van de wereld gerekend worden maar dat komt ook omdat Nederland een van de weinige landen is met een symfonische muziekcultuur. Je merkt toch niet dat het orkest in de stad aanwezig is. Hetzelfde geldt voor het theatergezelschap. Het hart klopt gewoon niet. Al is het natuurlijk ook moeilijk voor een gebouw als de Doelen. Er is nu eenmaal maar e/e/n Concertgebouw." Komt dat niet omdat Rotterdam in haar amechtige zucht naar allure over het hoofd ziet wat de stad allemaal in huis heeft? Nu zijn alle ogen gericht op het Weena en de Kop van Zuid terwijl de - ooit wereldwijd geroemde - Lijnbaan verloederd. Hetzelfde geldt voor de onstuitbare sloopdrang. Alle plannen lijken beheerst te worden door een wasmiddelen-ideologie van Nieuw! Beter! Schoner! Rotterdam lijkt te ongeduldig. "Ja, maar dat heeft ook een andere kant. Er zijn genoeg instituten die niet meer weg te branden zijn. Dat je denkt hadden ze ze maar eerder opgeruimd. Het geeft blijk van energie en beleid als je zegt: 'dat heeft z'n tijd gehad. Weg er mee!' Al zijn daar natuurlijk risico's aan verbonden."

Feit is dat het bestuur pronkt met projecten die zijn ontstaan uit het verzet tegen hun oorspronkelijke plannen. Rotterdam gaat bijvoorbeeld prat op de stadsvernieuwing. Die is jaren voortgekomen uit verzet van bewoners tegen de plannen - eind zestiger jaren - om het Oude Westen plat te gooien en er kantoren te bouwen. Hetzelfde geldt voor Delfshaven. Stond ook op de nominatie om tegen de vlakte te gaan. "Ja, het komt vaker voor dat een overheid dingen ophemelt waar ze eerst tegen waren. Het is ook niet zo dat een goed cultureel klimaat bepaald wordt door wat er van overheidswege gebeurt. Het bestuur kan hooguit een zetje geven en meewerken maar de initiatieven komen uit de kunstwereld zelf. Je kunt zelfs zeggen: de beste ideeën komen juist niet bij de overheid vandaan. En dat is maar goed ook. Het zou te gek zijn als bureaucraten en ambtenaren hun stempel zouden drukken op het stedelijk culturele leven."

De grootste gemeenplaats die opduikt als het belabberde culturele klimaat van Rotterdam waar dan ook ter sprake komt, is dat het zo'n typische werkstad is. Is de wereld eigenlijk wel onder te verdelen in cultuur- en werksteden? "Dat is een gecreëerde tegenstelling. In iedere stad wordt natuurlijk gewerkt. Al kan soms de cultuur zo domineren dat het werk niet meer opvalt. In Brugge bijvoorbeeld. Het lijkt wel of die stad gebouwd is voor de toeristen van deze eeuw. Een pretpark op niveau met museale pleintjes en geveltjes." Rotterdam Werkstad wil dus slechts zeggen dat het niet méér is dan een werkstad. "Ja, Rotterdam heeft niets wat opvalt. Er is bijvoorbeeld geen straatleven. Terwijl dat heel belangrijk is om die typisch stedelijke sfeer uit te stralen. Eigenlijk heb je daar helemaal niet zoveel voor nodig. Gewoon veel mensen op straat geeft de indruk dat er ook veel te beleven is."

Francisco van Jole


Deze tekst bestaat uit ongecorrigeerde kopij en is eigendom van Francisco van Jole. Verdere verspreiding of gebruik niet toegestaan zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur.

Home