Circuit, januari 1992

DE ONAANTASTBAARHEID VAN DS. VISSER

 Ds. Visser leidt de Pauluskerk, een vergaarbak van hopeloze gevallen. Hij trekt regelmatig de aandacht met opzienbarende acties. Bijvoorbeeld door illegalen geld te geven voor valse paspoorten. Of door de gedoogzone in de kerk waar ongestoord gespoten kan worden. Is hij de Rotterdamse Jezus? Een gesprek over onder meer persoonsverheerlijking en jaloezie.

 Dominee Hans Visser (49) broedt weer een nieuw plan uit: "Misschien vind je me gestoord maar ik heb het Van der Valk-concern voorgesteld een horecavestiging te starten voor de minst bedeelden." In zijn gedachten bestaat het reeds. Hij spreekt over 'mijn Van der Valk', een plek met aangepaste prijzen en ambiance. Met bijvoorbeeld sloopbestendige stoelen. En recreatiemogelijkheden. "Maar geen flipperkasten want dat is passief vermaak." Hij is overtuigd van het succes. "Ik heb ontdekt dat er een markt is van mensen die geweerd worden uit de bestaande horeca. De soos hier - met al zijn beperkingen - draait ook quitte." Hij benaderde Van der Valk uit opportunisme. "Ik heb iemand nodig die investeert en van avontuur houdt." Een reactie is nog niet binnen. Als het afgewezen wordt, zoekt hij een ander. Heineken bijvoorbeeld. De minst bedeelden, junks en zwervers moeten er kunnen schaken, ping-pongen en zo. "Dat doen ze graag en het is zinvol tijdverdrijf. Bovendien kunnen ze nu eenmaal niet terecht in partycentrum Engels. Dus komen ze in mijn nieuwe horecavoorziening." Hij moet er zelf om lachen en steekt voor de derde keer in korte tijd zijn kretek aan. Want als de dominee praat heeft hij niet zoveel tijd om trekjes te nemen en dooft het vuur. Letterlijk dan.

Dominee Visser is een beetje de kwajongen van Rotterdam. Hij tart bij voortduring de regels. "Om ze te verbeteren," zegt hij en zijn pretoogjes glinsteren. Aan de andere kant is hij ook het geweten van de stad. Stelt misstanden aan de kaak en doorbreekt taboes. Neemt het op voor de verworpenen der aarde. Voor de vluchtelingen maar ook voor de sexuele minderheden. En voor de verslaafden. Zelf is hij ook verslaafd. Aan werk. "Ik ben een workaholic. Dat is dus niet gezond." Visser, van oorsprong Hagenaar, houdt van het stadsleven, de terrasjes, de spanning en variatie. "Maar ik heb geen voorkeur voor Rotterdam." Als het maar levendig is. De plannen van het stadhuis om uit zucht naar allure de vergunningseisen te verscherpen voor stalletjes en kraampjes, vindt hij vreselijk. Niet alleen omdat hij "al dat geregel" verafschuwt maar ook omdat het mensen weerhoudt iets te ondernemen. Hij zou wel kraampjes voor de deur willen hebben. Een beetje straathandel, net als in Parijs. "Ik zou tegen mensen zeggen 'ga maar schoenen poetsen of bloemkolen verkopen'. Maar ons uitkeringenstelsel staat dat niet toe. Ze worden veroordeeld tot niets doen." Hij voegt er even later aan toe dat sommige drugsverslaafden net zo verslaafd zijn aan een uitkering als aan heroïne. Het gevolg is lethargie. Zijn nieuwe horecagelegenheid is het jongste wapen in de strijd daartegen. "Het gaat om mensen die door alle trechters naar beneden zijn gedonderd. Het zijn fatalisten geworden. Je moet ze opkrikken, in contact brengen met cultuur. Ze zien niet meer dan video's met wat sex en geweld." Hij probeert het ook al in de Pauluskerk. Met toneelles en schilderen. Bij hem thuis hangt een "fraai kunststuk" dat door een van de bezoekers is gemaakt. Iemand die zich later een kogel door het hoofd schoot. "Triest, maar hij heeft tenminste iets moois achtergelaten."

Zijn voortdurend gevecht tegen de gevestigde orde maakt hem soms tot een Don Quichotte. 'Dominee Visser tegen de rest van Rotterdam' kopte Het Vrije Volk ooit. "Ik vind het jammer als ik die indruk wek. Het is niet zo dat ik me nergens iets van aan trek." Hij wil ook het negatieve gedrag van zijn beschermelingen niet rechtvaardigen. "Ik wil slechts dat er een goed beleid komt. Uiteindelijk zal de rest van Rotterdam zeggen: 'die man had toch gelijk'." De dominee bewandelt een gevaarlijk pad. Hij kan het immers bij het verkeerde eind hebben. Zo voerde hij tien jaar geleden met succes actie tegen pogingen om junks uit de stationsrestauratie te weren. Met als gevolg dat het een zooitje werd. Er werd zelfs op de vloer gezeken. Gewone reizigers vluchtten weg. De bescherming van de zwakken leidde tot benadeling van de anderen. Dat was dus niet de bedoeling. "Ik heb toen reeds een aparte ruimte voor drugsgebruikers voorgesteld. Maar men wilde er niet aan. Nu is perron 0 er en is ook de restauratie weer genormaliseerd. Ik zit er regelmatig te vergaderen." Maar fouten toegeven, kan de dominee dat? Hij moet toch in al die jaren wel eens verkeerde inschattingen gemaakt hebben? Hij staart in ogenblik in het niets en zijn toon wordt serieuzer als hij antwoordt "Ja, ik heb me aanvankelijk vergist in de problematiek van de harddrugsgebruikers. Het is ernstiger dan ik dacht. Ook moest ik ontdekken dat een te softe aanpak zich tegen je keert. Daarom ben ik strenger geworden. Er zijn grenzen aan het begrip. Niet iedereen is hier welkom. Mensen die dreigen moet je niet belonen door ze binnen te laten." Ook op andere gebieden heeft hij zijn mening bijgesteld. Over buitenlanders bijvoorbeeld. Toen hij eind zeventiger jaren in Rotterdam arriveerde riep hij nog in een forumdiscussie: "Jezus is solidair met de buitenlanders!" De huidige minister van Binnenlandse Zaken Ien Dales diende hem ter plekke van repliek: "Je zal maar een Kaap Verdiaan boven je hebben zonder vloerbedekking. Dan ga jij bij dat gebonk zeker roepen 'Jezus zit boven'." Hij moet er nog om lachen. "Ik dacht: ze heeft gelijk. Dit is vrome praat die nergens op slaat." In de kerk heeft hij ook met cultuurbotsingen te maken gehad. Vaak over kleine dingen die enorme irritatie veroorzaken: lawaai, rommel. "We hebben daar afspraken over gemaakt en nu gaat het prima. Als de Eritreërs willen feesten gaan ze nu naar een gebouwtje in de Spaanse Polder. Kunnen ze zoveel herrie maken als ze willen."

Visser gelooft heilig in de kracht van overleg en discussie. Jaren geleden kwam hij zelfs met het onzalige plan om een openbaar debat aan te gaan met drs. Vierling, een van de voormannen van de Centrumpartij. Talloze protesten waren het gevolg. Uiteindelijk zwichtte hij en de bijeenkomst werd te elfder ure afgelast. "Nu zou ik zoiets niet meer ondernemen. Maar ik wilde toen de onvrede die er kennelijk heerste bespreekbaar maken." Zo is hij ook met de politie gaan praten, samen met de junks, over het optreden rond het Centraal Station. Het heeft geholpen volgens hem: "Agenten zijn nu veel genuanceerder." Maar soms zijn woorden alleen niet meer voldoende. Bijvoorbeeld bij de jonge Marokkaanse outcasts. Door hun eigen gemeenschap uitgestoten als paria's. "Ze gaan zich ook zo gedragen, denken alles te kunnen doen. Dragen daardoor zelfs bij aan de toename van racisme. Ik bijt nog steeds mijn tanden stuk op dat probleem. Moet ik ze laten vallen? En wat dan? Er is geen beleid. Ik zeg: stop de lui die onwillig blijven in goede resocialisatiekampen. Met een hard regime. Laat ze maar voelen. Geef ze echter een eerlijke kans. Nu laten we het over aan een onzichtbaar noodlot."

Het gedrag van de Marokkaanse junks is een exponent van de verloedering die drugsgebruik met zich meebrengt. Visser wil dat tegengaan. Zo zint het hem niet dat de omgeving van het Centraal Station in een nevel van urinegeur is gehuld. Al jaren pleit hij voor de herplaatsing van pisbakken. "Degene die ze weg heeft laten halen is een oerstommeling." Hij dreigde zelfs met een ludieke actie. Wilde met honderd man tegen het stadhuis gaan staan pissen. "Om de aandrang op te roepen zou ik ze allemaal een flesje bier geven." Maar de actie werd afgeblazen na beloftes. "Daar heb ik me dus mee in laten pakken want ze staan er nog steeds niet."

Visser is een voorstander van vrije verstrekking van hard drugs. Volgend jaar gaat hij er weer actie voor voeren. Maar vooralsnog deinst hij terug om er zelf mee te beginnen: "Ik kan een huisdealer aanstellen. Maar dan begeef ik me in een krachtenveld met onvoorspelbare consequenties. Het kan leiden tot prijsdalingen en een golf van klanten. Word ik een directe concurrent van de dealers. En de handel is hard. Zo'n huisdealer zou het wel eens niet kunnen overleven." Hij lacht cynisch als een durfal. "Ja, het zijn niet geringe anti-maatschappelijke krachten, echte slechterikken. Nog iets waar ik tien jaar terug geen benul van had." Er komen wel dealers in de Pauluskerk. Het is immers een lucratieve plek. Visser heeft als stelregel dat hij het niet wil merken. Anders treedt hij op. En hij wil geen handel voor de deur. Soms stapt hij af op de voorrijdende Mercedessen en bijt de inzittenden toe dat ze zich niet te vaak moet vertonen omdat hij anders hun nummer doorspeelt aan de politie. "Overigens wordt het tijd dat de dealers gaan uitkijken naar een nieuwe business want deze handel is een aflopende zaak."

Visser omschrijft zichzelf als een ontzettende vrijbuiter die lekker anarchistisch bezig kan zijn. Daarmee bevestigt hij het beeld van een man die doet wattie wil. Maar doet hij dat ook werkelijk? Het eerste deel van het antwoord bestaat uit een bulderende lach. "Ik zal het niet nalaten. Maar er kleven ook gevaren aan. Dat je denkt alles te kunnen. Daarom moet je soms stevig op je bek gaan." Gebeurt dat ook? "Ja hoor, maak je maar geen zorgen." Vooralsnog is er van een publiekelijke nederlaag geen sprake geweest. Overigens wel een prestatie voor iemand die voortdurend op het scherp van de snede opereert. "Nee, ik heb nog nooit een perscampagne tegen me gehad. Wel eens cynische journalisten. Maar dat is leuker dan bijvoorbeeld de televisie met hun neiging je zo bijzonder te maken." Waarmee we op het punt van de persoonsverheerlijking komen. Visser wordt door bepaalde mensen op handen gedragen. Als ware hij een Rotterdamse Jezus. "Ik word inderdaad wel eens in zo'n rol gemanoeuvreerd. Het is niet goed en zelfs gevaarlijk. Er is maar een Jezus en dat is genoeg." In het begin vond hij publiciteit nog wel een kick, erkent hij. Maar nu merkt hij dat het fanvorming stimuleert en daar wordt hij uiterst ongelukkig van. Bovendien heeft hij collega's zien mislukken omdat ze zich lieten meeslepen in de persoonsverheerlijking. Daar wil hij voor waken. Pas nog ging het publiek op een grote manifestatie na zijn voordracht over de Pauluskerk spontaan collecteren. Dat wil hij niet. "Er zijn nog dertig andere plaatsen in het land zoals de Pauluskerk."

Hoe zit het met zijn ambities? Zou Visser zich kandidaat stellen als er burgemeestersverkiezingen worden ingevoerd? "De verleiding is groot," geeft hij toe. Maar hij vreest de samenwerking met het ambtenarenapparaat en de gemeenteraad. Visser vergadert namelijk nooit langer dan hooguit anderhalf uur per keer. "Als ik de gemeenteraadstukken lees, verbaas ik me over het geouwehoer. Daar zou ik mijn tijd niet mee willen doorbrengen. Ik wil slechts over grote lijnen discussiëren. De uitvoering moet je aan anderen overlaten. Ik zou vier maanden de tijd vragen om het beleid te realiseren en pas daarna het effect willen evalueren. Het probleem met regeren is volgens mij het dagelijks gevolgd worden. Dat schiet niet op. Je moet vrijheid krijgen om het beleid uit te voeren." Op de tegenwerping dat Prins Bernhard ooit een rel veroorzaakte door een soortgelijke mening te uiten, reageert hij verbaasd. "Zei hij dat ook?" Ja, ongeveer. Alleen was de termijn zonder controle wat langer. Opgelucht: "O nee, het moet wel op korte termijn blijven." Wat vindt hij van de huidige burgemeester? "In mijn ogen had Peper adviseur van de burgemeester mogen zijn. Hoe hij nu is weet ik nog niet maar voor zijn ziekte-periode leed hij aan de arrogantie van de macht. Hij was geen man van het volk. Een burgemeester moet juist bewogenheid en visie uitstralen." Overigens beseft Visser dat hij in een andere functie niet zoveel zou kunnen uitrichten als nu. Zijn positie als dominee maakt hem vrijwel onaantastbaar. "Als gewone hulpverlener was ik allang gestrand in het systeem. Ik heb daarnaast ook veel geluk." En hij verklaart een gelukkig mens te zijn.

Maar hoe kwetsbaar is de dominee als persoon? Knaagt het slechte in de mens nooit aan hem? Jaloezie bijvoorbeeld. Zijn toon wordt weifelender, onzekerder. "Heb ik me veel mee bezig gehouden. Ben er nog niet uit of het in je zit of dat het een gevolg van opvoeding is. Ik denk bijvoorbeeld dat een driehoeksverhouding mogelijk is. Al ken ik geen voorbeelden. Wel een vriend gehad die met een getrouwd echtpaar ging samen wonen. Maar dat liep vast. Er kwamen destructieve krachten los." Jaloezie in de relatiesfeer is hem niet vreemd, erkent hij. Hij is er dubbel in. "Weet je, ik ben een agressief dier. De legerpsychiater zei toen ik dienstweigerde dat ik agressief genoeg was voor de krijgsmacht. Ik kan ook wel klappen uitdelen. Maar aan de andere kant zoek ik ook naar verzoening. De redelijkheid moet toch blijven overheersen." Vervolgens dwaalt hij af en met hem de interviewer. Even later wordt het gesprek voor de derde keer onderbroken. Weer een noodkreet om hulp. Of dominee Visser kan helpen een ongeneeslijk zieke nog een keer zijn verre vaderland te laten bezoeken. Daarna keert het onderwerp relaties en jaloezie niet meer terug. Gemiste kans dus.

Met dezelfde motieven waarmee hij de drugsproblematiek bestrijdt zou hij zich ook in de sexbusiness kunnen storten. Hij grinnikt. "Een bestuurslid vroeg, toen ik me er ooit eens in ging verdiepen, uiterst verontrust: 'Visser betekent dit dat je ook een bordeel gaat openen?'" Geen stomme vraag overigens want voordat er achter de kerk woningen verrezen, heeft hij er aan gedacht om daar een prostitutiezone te beginnen. Met toezicht vanuit de kerk. "Maar een bordeel? Nee, dat zou een niet te beteugelen verzet oproepen." Sex ligt namelijk gevoelig. Hij merkt het als hij binnen de kerk discussie aanzwengelt over heikele sexuele onderwerpen als pedofilie. "Dan komen ze in actie, moet ik avonden beleggen." Maar hij zou toch pakweg Theo Heuft van de Amsterdamse elitaire sexclub Yab-Yum kunnen benaderen om het karwei te klaren? "Je brengt me op een idee." Zelf een hoer bezoeken kan hij niet. "Het idee dat er nog iemand na je komt." Bovendien: "Prostitutie is toch georganiseerde masturbatie." De dominee is getrouwd en heeft vier kinderen.

Visser tart graag de - onzinnige - regels. Het verzet sloop er reeds op de middelbare school in. Dan schreef hij boven het strafwerk 'summum jus, summa injuria'. Het hoogste recht is het hoogste onrecht. Vanuit die visie geeft hij illegale vluchtelingen nog steeds geld om valse paspoorten te kopen. "Alhoewel dat duurder wordt en de controle steeds strenger is." In Indonesië leerde hij te kijken hoever je kunt gaan. Het was de tijd van ongebreidelde dictatuur en de jacht op communisten. "Je hoorde op straat de mensen kermen die gemarteld werden in hotelkamers." Na acht jaar werd hij het land uitgezet. Soms overtreedt hij regels die goed zijn zoals in de haast door rood rijden. "Gisteren bracht ik op die manier een fietser in de war. Toen realiseerde ik me weer hoe asociaal het is." Zijn grootste vrees is dat hij uiteindelijk vermurwt. "Kierkegaard zei: een tamme gans wordt nooit wild maar een wilde gans loopt voortdurend het gevaar tam te worden. Ik probeer altijd wild te blijven. Want aan de verleiding om tam te worden sta ik wel bloot."

Francisco van Jole


Deze tekst bestaat uit ongecorrigeerde kopij en is eigendom van Francisco Jole. Verdere verspreiding of gebruik niet toegestaan zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur.

Home