de Volkskrant, 15 juli 1995
HOMO LUDENS: ADVENTURES WITH EDISON
Volgens mensen die er geld aan willen verdienen is de computer
een uiterst educatief instrument. En dan hebben ze het natuurlijk niet
over Nintendo en Mario Brothers maar over het spelenderwijs opnemen van
wetenswaardigheden en het verwerven van logisch inzicht. Misschien hebben
ze gelijk. Het voordeel van een computer ten opzichte van een onderwijzer
is dat het apparaat meer tijd en minder frustraties heeft. Als papier al
geduldig is, dan is het beeldscherm dat helemaal. Een computer heeft er
geen moeite mee hetzelfde rekensommetje eindeloos voor te leggen en te
corrigeren. Op sommige kinderen schijnt dat een rustgevende invloed te
hebben. Maar sommetjes maken blijft sommetjes maken. En leren blijft leren.
Het softwarebedrijf Corel, bekend van een uitermate populair tekenprogramma
voor volwassenen, is een van de bedrijven die tracht het leren te veraangenamen
door er een spelletje van te maken.
Onlangs werd Adventures with Edison uitgebracht, een cd-rom met
maar liefst drie educatieve `spelletjes` die het onderwijs, net als de
rest van het bestaan, moeten onderbrengen in de sector amusement. Amusement
is immers plezier dus wordt in de Verenigde Staten, waar het spul vandaan
komt, in een niet aflatende poging dit bestaan draaglijk te maken, alles
gedegradeerd tot vermaak. Het is alleen nog wachten tot arbeid en sterven
ook in die categorie ondergebracht worden en we kunnen onszelf van de wieg
tot het graf amuseren. Omdat het hier amusement betreft is Edison uit de
titel natuurlijk niet de echte Edison. Dat zou maar veel te ingewikkeld
zijn. De kinderen leren dat Edison eigenlijk een getekend jongetje is die
over het scherm dartelt en allemaal vrolijke dingen doet en roept. Je kunt
hem bijvoorbeeld van andere kleren voorzien. Dat kan in dit geval echt
iedereen want Edison blijkt geen smaak te hebben. Kiezen we bijvoorbeeld
een hardroze trui met een knalrode broek, een combinatie die het toch op
geen enkel schoolplein overleeft, dan roept Edison in zijn stompzinnig
enthousiasme nog: `Cool!` Het valt eigenlijk mee dat hij niet roept `Way
cool!` want dat is de no/g hippere nietszeggende bevestiging van alles
wat geen bevestiging behoeft. Kortom: Edison is het ideale vriendje en
dat is maar ook goed want daar heeft de achterbankgeneratie immers gebrek
aan.
Deze Edison heeft een drietal digitale speeltuinen - of schoollokalen
het is maar hoe je het ziet - tot zijn beschikking. De eerste is een muziekschool.
Hier kan het computerende kind in de leeftijd van zeven tot veertien jaar
- je moet als bedrijf de markt immers niet te krap maken - een muziekstudio
bezoeken en zich uitleven op instrumenten waarvan het geluid allemaal door
de computer gegenereerd worden. Zo kan er naar hartelust blokfluit gespeeld
worden zonder dat het speeksel om je oren vliegt. Blokfluit speel je namelijk
niet met je vingers maar met de muis. En dat geldt natuurlijk ook voor
de piano en al die andere instrumenten. Tijdens deze muziekles kan de leerling
elektronische samplen - een soort recycling voor het maken van muziek waarbij
bestaande fragmenten gekopieerd en gemanipuleerd worden - en een eigen
deuntje componeren waarvan tenslotte nog een flitsende geanimeerde videoclip
gemaakt kan worden. Geen muziek immers zonder beeld, zo weet elk kind dat
is opgegroeid met MTV als radio. Geheel in de geest van deze cultuur roept
Edison dan ook elke keer `Zap!` als we naar een ander onderdeel overschakelen.
Na de muzieklessen is het rennen naar het laboratorium van professor Blueman
die spelenderwijs onderricht geeft in principes als zwaartekracht en wrijving.
En wel in de vorm van een soort flipperkast. Dat kunnen nog aardige gesprekken
worden in huiselijke kring: `Zit je nu weer te flipperen? Moet je geen
huiswerk maken?` `Hou toch op. Zie je niet dat ik natuurkunde aan het leren
ben?`
Na het bereiken van een redelijke high-score, zoiets als een
rapportcijfer maar dan digitaal en van veel groter belang, stormen we hunkerend
naar kennis de musea binnen. De conservator die er uitziet als een ontsnapte
gevangene - dat oogt immers beter - legt uit dat we moeten proberen zoekgeraakte
museumstukken terug te vinden. Op zich een aardige opdracht ware het niet
dat het zoeken bestaat uit een reeks varianten op bestaande spelletjes,
zoals Memory, waarvan het verband met het museum me volledig ontgaat. Voeg
daarbij ook nog eens dat de onderwerpen wel erg lukraak gekozen worden.
Bij een bezoek aan het volkenkundig museum bijvoorbeeld moeten we een puzzel
oplossen over dieren. Terwijl je die toch in de dierentuin zou verwachten.
En in het transportmuseum wacht ons een vaardigheidsoefening over sterrenstelsels.
Maar wellicht hoort die verwarring bij de gesuggereerde chaos van de conservator.
Het educatieve van Edison zit `m er in dat er voortdurend `achtergrondinformatie`
gegeven wordt. Bij het oplossen van de memorypuzzels bijvoorbeeld verschijnt
bij ieder gevonden paar een korte toelichting. Een heel korte toelichting
wel te verstaan. Bij een plaatje van de haai staat er: `Haaien komen al
langer dan mensen op aarde voor. De diersoort is meer dan veertig miljoen
jaar oud.` Kijk, daar heb je nou wat aan. Als je tenminste de moeite neemt
om deze onschatbare kennis tot je te nemen want tegelijkertijd snoept een
klok de resterende speeltijd op en dat gaat ten koste van je digitale rapportcijfer.
Dus doe je er als spelenderwijs leerling verstandiger aan die kennis snel
weg te klikken. Dat probleem is eigenlijk de makke van dit overigens uiterst
fraai vormgegeven educatieve spel. Het gaat niet om kennis maar om de punten
en die punten worden bepaald door de speelvaardigheid. Als dat educatief
is dan kun je beter gewoon je toevlucht nemen tot Mario Brothers. Daar
kun je in ieder geval nog met je vriendjes over praten. Stel dat je die
zou hebben. Voor Nederlandstalige kinderen heeft het spel overigens wel
een onbedoelde educatieve waarde: Je leer er goed Engels door. Als dat
niet `cool!` is.
Francisco van Jole
NB: Deze tekst bestaat uit ongecorrigeerde kopij en is eigendom van Francisco van Jole. Er is geen enkele garantie dat tekst en publikatiedatum overeenstemmen met de gedrukte versie. Gedrukte artikelen zijn op te vragen bij de documentatiedienst van de Volkskrant. Verdere verspreiding of gebruik niet toegestaan zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur.