Wel boos, maar bestrijden kinderporno is wat anders

Kinderporno op Internet is het meest hypocriet benaderde taboe dat Nederland kent. Steeds als het bestaan van dergelijke viezigheid in de media opduikt, zoals deze week in Leiden, wordt er schande gesproken, wordt er geschreeuwd om maatregelen en verder... Verder niks. De Nederlandse justitie weigert serieus werk te maken van de digitale verspreiding van kinderpornografie. Niet omdat het een overschat probleem is, maar omdat Internet zo ingewikkeld is.

Dat laatste is ongeveer het meest afgrijselijke argument dat een mens kan bedenken. Het is alsof agenten geen cursus strafrecht krijgen, 'omdat al die wetten zo complex zijn'. Of alsof je te horen krijgt 'ja meneer, u verwacht toch niet dat we nu meteen al ons werk laten vallen', als je een bankoverval meldt. Het is mij een raadsel waarom de politie niet net zo patrouilleert over de elektronische snelweg als ze doet op de gewone wegen. In tegenstelling tot wat veel mensen menen, zijn veel digitale daders zo te pakken, omdat ze in hun onbeholpenheid ongeveer net zo veel sporen achterlaten als een kolenboer in een linnenkast. In de Verenigde Staten zijn agenten - met wisselend succes - actief op het net. Ze doen zich voor als geïnteresseerden, mengen zich in de digitale wereld en grijpen af en toe een kinderpornograaf in de kraag. In Nederland is dat kennelijk te veel werk. De providers beschouwen kinderporno evenmin als hun pakkie-an. Toen de bezorgdheid in de politiek over het verschijnsel toenam, is razendsnel een Meldpunt Kinderporno ingesteld. Een initiatief dat overigens internationaal navolging kreeg. Gebruikers die kinderporno waarnemen waarvan duidelijk is dat die uit Nederland afkomstig is, kunnen daar een klacht indienen. Gezien de frequentie waarmee kinderporno op het Nederlandse deel van het net opduikt, kan men zich ernstig afvragen of dat piepsysteem werkt. Ook zijn er nog steeds providers die newsgroups als alt.binaries.pictures.erotica.children in hun aanbod voeren, hoewel een druk op de knop voldoende is om daar een einde aan te maken. Het opzetten van het Meldpunt Kinderporno was dan ook vooral een afleidingsmanoeuvre. De providers kon niet meer verweten worden dat ze niets doen en justitie hoefde zich niet meer druk te maken om actieve opsporing. Alleen als een verspreider weigert het door hem aangeboden materiaal van het net te verwijderen, volgt er een aanklacht. Dan komt justitie heel misschien in actie. Het is alsof de politie straatpatrouilles staakt, tegen buurtbewoners zegt dat ze inbrekers eerst zelf moeten proberen weg te jagen en als dat niet lukt misschien een auto stuurt. 'We kunnen natuurlijk niet iedere agent een rijbewijs laten halen, dat is veel te ingewikkeld.'

De gewone burger op zijn beurt die natuurlijk schande spreekt van het probleem komt alleen maar in actie als de plaatjes op zijn bord worden gelegd. In tegenstelling tot wat alle commotie doet vermoeden zijn er nauwelijks mensen die de verspreiding van kinderporno actief bestrijden. Nimby's (not in my backyard) zijn het, zolang ze het niet zien, of het niet in hun digitale achtertuin verschijnt, zal het ze worst zijn.

Voor zover bekend zijn er geen groepen van vrijwilligers die dit probleem bij de hoorns vatten of actief op zoek gaan. Een verklaring voor al deze laksheid zou kunnen zijn dat kinderporno op Internet niet de omvang heeft die wordt gesuggereerd. In de praktijk gaat het inderdaad meestal om oud tot zeer oud materiaal dat eindeloos wordt gerecycled. Maar dan is er ook geen reden om zo'n verontwaardiging ten toon te spreiden. Hoe je het ook wendt of keert: De houding ten aanzien van kinderporno is hypocriet. Of er is een probleem waar niemand iets aan doet, of er is geen probleem en de publieke verontwaardiging is onterecht. Maar dat is waarschijnlijk een veel breder maatschappelijk verschijnsel.

  

Francisco van Jole

Uit de Volkskrant van 31 mei 1997


Index columns Digitaal

Home